Kurt Van Eeghem
Ignace Claessens
Non-fictie
  • 252 keer bekeken
  • minuten leestijd
  • Reacties

Waardering

20 januari 2024 Oostende in de Belle Epoque. Het zwierige tijdperk van Ensor.
Kurt Van Eeghem kennen wij als een gedreven spreker, interviewer, muziekkenner, auteur en mediafiguur. Als kind van de zee – de auteur is geboren in Zeebrugge en bracht er zijn jeugd door – laat de kust hem blijkbaar niet los. Dit heeft geresulteerd in een boeiend boek over één van de interessantste periodes uit de geschiedenis van Oostende, die van de Belle Epoque.
De Belle Epoque betekende voor de Belgische Kust de start van het toerisme. De aanleg van het spoor naar Oostende in 1838 en naar Blankenberge in 1863 stelden deze steden open voor toeristen tot ver over de grenzen. The high society van Duitsland, Oostenrijk-Hongarije, de Balkan, Rusland en het Midden-Oosten vonden hun weg naar de Belgische kust. Daarbij had Oostende ook nog een verbinding met Groot-Brittannië via de mailboot Oostende - Dover.
Het Koninklijk Huis speelde een belangrijke rol in de uitbouw van Oostende tot mondaine badplaats en kuuroord. Koning Leopold I zorgde ervoor dat Oostende in 1865 zijn statuut van vestingstad verloor waardoor de fortificaties, na afbraak, plaats konden ruimen voor een promenade op de zeedijk. Langs deze zeedijk verrezen al spoedig talrijke luxehotels, weelderige villa’s en prestigieuze herenhuizen. Kers op de taart vormde het enorme Kursaal met verschillende grote en kleine concertzalen, restaurants, bars en natuurlijk de speelzalen die het geheel dienden te financieren. Ook een nieuwe schouwburg en de neo-gotische Petrus- en Pauluskerk zagen toen het levenslicht.
Koning Leopold II beschouwde Oostende als zijn mondaine hoofdstad voor de zomer. Hij bouwde er verschillende luxueuze villa’s waar hij ongehinderd zijn frivool gezelschap kon ontvangen. Hij ijverde ook voor de aanleg van een hippodroom en een golfterrein in het naburige De Haan, vanaf 1885 bereikbaar met de kusttram. Paardenrennen, en de eraan verbonden weddenschappen, waren nu eenmaal een must voor een kuuroord in de 19e eeuw.
Zo werd Oostende in de tweede helft van de 19e eeuw – begin 20e eeuw gedurende de zomermaanden het trefpunt voor de superrijken: bankiers, politici, industriëlen, staatshoofden, verdrongen er zich in de restaurants, bars en speelzalen waar zij het geld overvloedig lieten rollen.
Bij dit alles speelde volgens de auteur de muziek een belangrijke rol. Het symfonisch orkest van het Kursaal, met zijn beroemde dirigenten, had op zijn toppunt een bezetting van wel 150 eerste klas muzikanten. Dagelijks werden er twee concerten verzorgd. Het was één van de beste Europese symfonische orkesten van die tijd. Bekende componisten zoals Charles Gounod, Jules Massenet, Camille Saint-Saëns, Edward Elgar en Richard Strauss hanteerden er de baton om er hun eigen composities ten gehore te brengen. De beste solisten zoals Eugène Ysaÿe, Anton Rubinstein en Pablo Casals sprongen regelmatig het orkest bij. Voeg daarbij nog het kruim van de operazangers zoals Enrico Caruso, in die tijd de best betaalde artiest ter wereld, Cecilia Bartoli en Jonas Kaufmann en men krijgt een idee van de geweldige kwaliteit van het muzikale aanbod. Oostende werd de muzikale hoofdstad van Europa gedurende de zomermaanden.
Als melomaan en erudiete muziekkenner leeft de auteur zich voluit uit in de beschrijving van de muzikale scène als motor van het succes van Oostende.
De eerste wereldoorlog maakte abrupt een einde aan dit succesverhaal. Op 4 augustus 1914 viel Duitsland België binnen en de vakantiegangers spoedden zich naar de uitgang, zolang het nog kon. Oostende liep voor vier jaar leeg en zou na de oorlog nooit meer de vooroorlogse grandeur kennen. De oorlog had enorme vermogens vernietigd, staatshoofden onttroond en het prestigieuze cliënteel bleef verpauperd achter. Duitsland was geruïneerd. Oostenrijk-Hongarije, vaste leverancier van de rijkste toeristen, bestond niet meer. Het “grote geld” werd een zeldzaamheid.
De auteur biedt de lezer een boeiend en levendig relaas van een onderbelichte periode in de geschiedenis van Oostende. In zijn enthousiasme laat  hij zich wat te veel meeslepen door zijn muzikale begeestering. Naast de muzikale aantrekkingskracht zullen ook wel nog andere factoren een rol gespeeld hebben in het succes van Oostende. Eind 19e eeuw was kuren zeer in trek bij de elite. Kuren bracht verlichting voor allerhande kwaaltjes. De kuuroorden schoten uit de grond. Oostende speelde daar handig op in en stelde zich voor als hét kuuroord van de Atlantische kust.
Ook kon de kwaliteit van de Oostendse keuken de meest verwende smaakpapillen bekoren. Niemand minder dan Auguste Escoffier roerde in de potten van het Hôtel Royal Palace, het meest luxueuze hotel aan de Atlantische kust.

Oostende had veel te bieden om de verwende toerist te verleiden.
Talrijke anekdotes kruiden het werk. Zo componeerde Johan Strauss een deel van zijn “Zigeunerbaron” in Oostende. Zijn echtgenote, die aan een zeekuur toe was, verkoos het rustiger Blankenberge doch Strauss liet zich tot Oostende verleiden waar ook de auteur van het libretto verbleef. En de vrouw volgde de man…
De vlotte pen en de fraaie illustraties dragen bij tot een aangename lectuur en verplichten mij het boek aan te raden aan ieder die belangstelling heeft voor de geschiedenis van Oostende en van de Belle Epoque. Waarom niet combineren met een bezoek aan Oostende in het James Ensor jaar?

Ignace Claessens
Kurt Van Eeghem
Ignace Claessens
Non-fictie
recensent
_Ignace Claessens recensent
Meer van Ignace Claessens

_Van zelfde auteur

_Nieuwste recensies

Bekijk alle nieuwe recensies