Theo Toebosch
Nest Van Ginderen
Non-fictie
  • 267 keer bekeken
  • minuten leestijd
  • Reacties

Waardering

20 januari 2024 Kobarid. Het dorp met te veel geschiedenis.
Dit verhaal ligt me heel nauw aan het hart. Ik ben zelf namelijk al heel mijn leven een grenswachter. Het begon in een dorpje bij de Nederlandse grens, nu zo’n 43 jaar geleden. Mijn huis stond bijna aan de streep, want meer is het niet. Je spreekt af dat twee volkeren die eigenlijk één zijn, door midden gekliefd worden door een soort administratieve geometrische figuur, die eigenlijk volstrekt arbitrair is en zo ook aanvoelt. Aan beide kanten van de grens ademen we hetzelfde. Ik kan zelfs moeiteloos met mijn dialect in de nabije dorpen opgaan in de menigte, als één van hen.
Maar blijkbaar doen we dat, grenzen trekken. En wat dat betreft, hoe het voelt om grensbewoner te zijn, om echt het “living on the edge-gevoel” te hebben, moet je het boek van Theo Toebosch lezen. Kobarid is zowat de verpersoonlijking van het dorpje dat nooit nergens bij heeft gehoord. Een perfecte doorsnede van het leven. Je hebt er alles: een school, kleine zelfstandigen, een priester… alles wat een ander dorp ook heeft. Maar blijkbaar is dat niet genoeg. Blijkbaar is het feit dat je ergens ligt, waar dat geografisch ongewenst is, genoeg om je hele leven alle stoomwalsen van de geschiedenis over je heen te krijgen.
Toebosch beschrijft het zelf zeer treffend: “Want onder al die vingers van machthebbers en generaals die Kobarid op landkaarten en stafkaarten hadden aangewezen hadden geen abstracte getallen gezeten, maar mensen, met al hun goede en slechte eigenschappen. Iedere keer, na weer een wisseling van de wacht, hadden ze keuzes moeten maken: meedoen, dulden, de andere kant op kijken, in verzet komen, verraden, weggaan of het beste ervan maken. Wat was er, als in deze kleine gemeenschap weer een nieuwe vlag was gehesen, gebeurd met de mensen die al dan niet vol overgave met het voorafgaande regime hadden samengewerkt.”
Vele generaties Kobaridezen (altijd leuk om demoniemen uit te vinden) wisten niet beter, of hun wieg stond in het verre Wenen. De opéénvolgende keizers hadden de streek altijd beschouwd als hun kroondomein, en als er dan iemand toch eens van zijn neus kwam maken, moest dat verzet in de knop gebroken worden. Zo simpel ware het. Door de Soča-vallei stroomde Oostenrijks bloed, en dat was nu éénmaal zo. Maar een achterlijk, dood akkerland zonder perspectief was het ook niet. Haar ligging tussen het machtige Oostenrijk en het toekomstige Italië bracht het dorpje ook veel voordelen.
“De geografische ligging van Kobarid was niet eens echt ongunstig. Het lag op een kruispunt van twee valleien. Langs de rivier Nadiža was er een verbinding met Cividale del Friuli, Udine en de Friulische vlakte. De route langs de Soča bood de mogelijkheid naar het noorden en haar het zuiden te reizen: via Bovec en de Predil- of de Vrsičpas lag de weg naar Oostenrijk open, via Tolmin en Gorizia ging het naar de Karst en Triëst, of Ljubljana.” Alleen hield de streek er geen bloeiend handelsverkeer aan over. Maar daar zat het gebrek aan interesse voor Openbare Werken in de Weense salons voor veel tussen.
Wedstrijden beginnen met startschoten. Wel, eigenlijk is Kobarid ook een soort van wedstrijd. De wedstrijd van het tegen elkaar aan schuren, en het elkaar afstoten. Van Italianen en Oostenrijkers die elkaar rauw (net niet gekookt) lusten, en daartussen een Sloveense natie, die er net nog geen is, of niet mag worden. Gefnuikte passies, onmogelijke liefdes, gekrakte levens… Alles wat in de sport ook voorkomt. Voor Kobarid was dat startschot de welbekende moord op 4 augustus 1914 op Kroonprins Franz Ferdinand in Sarajevo. Daarna waren er maar een paar dagen nodig om het Eerste Wereldvuur aan te steken.
“In korte tijd veranderden bijna alle dorpen en gehuchten op de linker- en de rechteroever van de Sočavallei in spookplaatsen. Hun inwoners hadden vluchtend voor het oorlogsgeweld soms alleen tijd om enkele kleren en spullen in een weggeritst tafelkleed te wikkelen. Anderen konden nog schamele bezittingen laden op een kar, getrokken door een paard of twee koeien. Ruim tachtigduizend vrouwen, kinderen en oudere mannen uit Bovec, Tolmin en andere dorpen op de linkeroever werden naar Oostenrijk gestuurd, en daar kwamen ze terecht in houten barakken.”
En dan wordt het extra schrijnend. Je volk heeft dan al geen natie, wordt al eeuwenlang onderdrukt, en wat nog erger is: je grens blijkt geen buffer te zijn. Je kan als volk je hakken niet in het zand zetten. De grens wordt een vloedlijn. Als de Italiaanse vloed over het land stroomde, werd gewoon alles weggespoeld. Kobarid had geen andere keuze dan Caporetto te worden: een lapje land tot meerdere eer en glorie van Mussolini. Altijd de tweespalt van goed en kwaad, van wit en zwart en van grijs daar tussen in. Nooit slapen, altijd waken over je hagje dat al dan niet op het spel stond.
Er was de Italiaanse nederlaag en daarna de passage van de Nazi’s. En als je dacht dat het decadente zware hoefgetrappel van de SS-laarzen niet lang genoeg had geklonken, kwam daar Tito. En het verweer ging voort. In het geniep razzia’s, bespieding, oude afrekeningen. Maar ook schijnwelvaart. “Het was het begin van de Gouden Tijd in Kobarid” – voor wie er geen al te afwijkende politieke en religieuze ideeën op nahield. Er was werk voor iedereen, er waren Gorenjekoelkasten en Iskratelefoontoestellen met een draaischijf, er was onderwijs…” Maar veel Slovenen zagen dat het niet genoeg was.
In 1991 haalde de Sovjet-Unie haar gecorrumpeerde en verkrampte klauwen van het moe getergde Oost-Europa. Slovenië was vrij, maar wist ook weer niet waarheen. Voor de eerste keer was het land vrij, maar echt vrij. Maar wat moest men? De zee die hen eeuwenlang had overspoeld was opgedroogd. Nu moesten ze zelf aan de bak. En in Joegoslavië draaiden het jarenlang alleen om: Bosnië, Servië en Kroatië. Slovenië was lang het uit de kluiten gewassen katholieke bergdorp tegen Oostenrijk.
Maar het mooiste van heel het verhaal van Toebosch is wel dat ze het redden. De taaie Kobaridezen. Ze overleven, hebben lief, en ze zijn nooit hun levenslust verloren. Toebosch schonk hen een mooie ruiker woorden. Eindelijk een hak in het zand. Živela Slovenija. Živela Kobarid.

Nest Van Ginderen
Theo Toebosch
Nest Van Ginderen
Non-fictie
recensent
_Nest Van Ginderen recensent
Meer van Nest Van Ginderen

_Van zelfde auteur

_Nieuwste recensies

Bekijk alle nieuwe recensies