Patrice Dartevelle & Christoph De Spiegeleer (red.)
Karel D'huyvetters
Non-fictie
  • 1761 keer bekeken
  • minuten leestijd
  • Reacties

Waardering

28 februari 2022 De geschiedenis van het atheïsme in België
Deze bundel is tot stand gekomen door een samenwerking tussen Liberas vzw (Centrum voor de geschiedenis van het vrije denken en handelen) en de Association Belge des Athées asbl, die respectievelijk instonden voor de Nederlandstalige en de Franstalige versies.
De ambitieuze titel wekt hooggespannen verwachtingen. Wat we hier aangeboden krijgen, is veeleer een ruime verzameling van teksten van verschillende auteurs over een of ander specifiek aspect van het atheïsme in de Belgische context, dat wil zeggen in Vlaanderen, Brussel of Wallonië. Daarmee krijgt men weliswaar uiteindelijk een beter zicht op de geschiedenis van het atheïsme, maar er is geen voorafgaandelijk opzet voor een historisch overzicht als dusdanig. Dat is geen kritiek, slechts een vaststelling. Deze aanpak is wellicht een stuk boeiender dan een saaie historische opsomming van namen en data, feiten en gebeurtenissen.
De titel zelf roept al meteen vragen op, waarop enkele auteurs ook zinvol ingaan. Wat is atheïsme, en wat is het niet? Afhankelijk van de antwoorden die men daarop geeft, kan men het atheïsme een aanvang laten nemen voor het ontstaan van elke (georganiseerde) godsdienst, en daarvoor zijn even goede argumenten als voor een andere bekende stelling, die aanvoert dat er voor de late 17de eeuw geen sprake kan zijn van expliciet atheïsme, omdat niemand in staat was om zich voldoende te bevrijden van alomvattende christelijke denkwijzen. De auteurs van deze specifieke plaatselijke ‘geschiedenis’ besteden vrijwel uitsluitend aandacht aan het atheïsme vanaf de tweede helft van de 19de eeuw.
Een belangrijk onderscheid dat men dient te maken wanneer men over atheïsme spreekt, is dat met bijvoorbeeld vrijdenken. Uit de teksten wordt al heel snel duidelijk dat intellectuelen zich enerzijds nadrukkelijk uitspreken voor een quasi absolute vrijheid van denken, zeker in hun wetenschappelijke activiteiten aan universiteiten, onderzoeksinstellingen, ziekenhuizen en laboratoria, maar anderzijds niet zelden deïstische of zelfs theïstische opvattingen erop na houden, en vaak praktiserende ‘gelovigen’ waren.
Atheïsme kan men als kapstokwoord gebruiken, en dat is meestal het geval. Zo zijn vrijdenkers en materialisten meestal atheïsten, maar niet alle atheïsten zijn vrijdenkers, denk maar aan Stalin of Hitler. Ook communisten zijn meestal atheïsten, maar hun overtuiging is gebaseerd op de typisch marxistische interpretatie van het historisch-materialisme en de klassenstrijd, en niet zozeer op metafysische redeneringen. Antiklerikalisme, een andere typische en historisch belangrijke ideologie, houdt evenmin noodzakelijk een absoluut atheïsme in. Vrijzinnigheid en humanisme zijn nog twee termen die men vaak en terecht met atheïsme in verband brengt, maar die niet noodzakelijkerwijs ermee samenvallen. Ten slotte is ook de vrijmetselarij een belangrijk element in de discussie, waarbij men evenmin zonder meer ervan mag uitgaan dat elke vrijmetselaar een atheïst is, laat staan vice versa.
Een aanzienlijk deel van de teksten is gewijd aan de verhouding tussen religie en wetenschap, of het atheïsme in academische milieus. De spreiding van de universitaire instellingen in België brengt met zich mee dat er dan voor Vlaanderen hoofdzakelijk over Gent gesproken wordt, en dat vooral de Brusselse context bestudeerd wordt. Het is opvallend dat ook daar aanvankelijk het atheïsme geen algemeen verspreide en aanvaarde opvatting was. Ronduit verrassend is het hier te lezen: ‘Openlijk atheïsme is een (grote) zeldzaamheid aan de ULB geworden. … Het aantal militante atheïsten die openlijk voor hun overtuigingen uitkomen en een deel van hun lessen wijden aan het bekampen van religieus bijgeloof is op één hand te tellen.’ (blz. 55-56) Even onverwacht is de bewering (blz. 59): ‘Atheïsme is aan de Rijksuniversiteit Gent nooit een prevalente factor geweest, zeker niet in de 19de eeuw.’ Stilaan wordt het de lezer duidelijk (indien dat nog niet het geval was) dat atheïsme in onze streken een beperkte reikwijdte had, en heeft, zeker als een expliciete en strijdbare overtuiging. Dat heeft ongetwijfeld te maken met de overheersende christelijke cultuur, zeker in Vlaanderen, tot zelfs na de Tweede Wereldoorlog.
De geschiedenis wordt vaak bepaald, of beschreven vanuit, krachtige figuren die haar tijdelijk of blijvend in belangrijke mate beïnvloed hebben. Dat blijkt ook uit dit overzicht. Het is uitermate boeiend hier kennis te maken met bekende en minder bekende figuren, met hun opvattingen, hun drijfveren, hun petite histoire ook.
De mentaliteitsverschillen tussen Brussel, Vlaanderen en Wallonië, en tussen Nederlands- en Frans-sprekenden komen af en toe naar voren, althans indirect, zoals wanneer een specifiek aspect wordt behandeld, zoals het Centre d’Action Laïque, dat bij Vlaamse lezers waarschijnlijk minder goed bekend is. Opvallend is dat men aan Franstalige kant de nadruk blijkbaar niet zozeer legt op het atheïsme als filosofische stellingname, maar op de absolute scheiding van Kerk en staat, dat wil zeggen het antiklerikalisme. Men kan dus in principe ook als gelovige (van welke confessie ook) antiklerikaal zijn en zich inschrijven in de doelstellingen van een dergelijke organisatie. Ook dat is een verrassend inzicht op een onvermoede diversiteit in (de geschiedenis van) het Belgische atheïsme.
Naast het communisme dat we al vermeldden, is ook het anarchisme een beweging die voorzeker gekenmerkt wordt door atheïsme, maar evenmin daartoe te reduceren valt. En dat geldt ook voor een artistieke strekking als het surrealisme, waarvan men hier krachtig de ideologische overtuigingen van de betrokken kunstenaars en theoretici benadrukt, en stelt dat zij ongetwijfeld de recuperatie van hun kunst door de bourgeoisie zouden betreuren, waarbij hun radicale maatschappijkritiek compleet over het hoofd gezien wordt.
Een laatste essay is gewijd aan de Nederlandstalige literaire figuren Marnix Gijsen en Gerard Walschap, beiden opgegroeid in die typische verzuilde Vlaamse christelijke cultuur, en beiden afvalligen, elk op hun manier. Dat er in deze ‘geschiedenis‘ verder niet veel te vermelden valt over het atheïsme in la Flandre profonde, is allicht niet zozeer te wijten aan een gebrek aan belangstelling van de samenstellers of de auteurs, als aan de marginaliteit van het verschijnsel atheïsme, althans als een expliciete en georganiseerde beweging, zeker tot na ’68 en de snelle en verregaande secularisatie.
De situatie op onze dagen is complex en valt moeilijk exhaustief of zinvol te beschrijven in de bestaande termen. De secularisatie is een feit, de geloofsafval en de ontkerkelijking eveneens. De zwijgende meerderheid van de voormalige (nauwelijks) gelovigen is echter even stilzwijgend gebleven, maar heeft zich niet tot een ongelovig kamp bekeerd, en is veel minder geneigd om zich atheïst, humanist of vrijdenker te noemen en deel te nemen aan de georganiseerde vrijzinnigheid dan dat ze vroeger voor christenen of katholieken doorgingen. De wereldlijke macht van de Kerk is weggevallen, en daarmee ook de dwang om te praktiseren. De vrijzinnigheid heeft uiteraard helemaal niet de ambitie om die nefaste positie van de Kerk over te nemen. Enkel een handvol overtuigden zullen zich ook inzetten voor hun overtuiging, zowel aan gelovige als ongelovige kant. Bij de overgrote meerderheid is het vooral een botte onverschilligheid tegenover ideologische kwesties die opvalt. Nu er zo goed als niemand zich nog bekommert om het hiernamaals, probeert iedereen het beste te maken van het hic et nunc. Voor velen is dat in onze welvaartsstaat al wat men wenst in het leven, voor anderen vaak een voortdurende strijd om te overleven.
Deze verzorgde publicatie vormt een belangrijke en welkome bijdrage tot de geschiedenis van het atheïsme in België, zonder de ambitie om die geschiedenis exhaustief of definitief te beschrijven. Op een enkele uitzondering na munten alle artikels uit door hun klare, zakelijke taal, hun wetenschappelijke methode, hun nauwkeurige informatie, en hun intellectuele eerlijkheid. De vertaling van de Franstalige teksten is vrijwel vlekkeloos, zelfs in de zeldzame Latijnse citaten staat er slechts een enkele typefout. Een bewonderenswaardig initiatief dat tot een goed einde gebracht is, waarvoor we de initiatiefnemers, de redacteurs en de auteurs dankbaar moeten zijn.

Karel D’huyvetters
Patrice Dartevelle & Christoph De Spiegeleer (red.)
Karel D'huyvetters
Non-fictie
Karel D’huyvetters (°1946) legt zich toe op de geschiedenis van het atheïsme en het antiklerikalisme. Van hem verschenen Nederlandse vertalingen van de belangrijkste werken van Spinoza, met uitvoerige commentaren. Hij onderhoudt een website over Spinoza en een persoonlijke website.
_Karel D'huyvetters -
Meer van Karel D'huyvetters

_Van zelfde auteur

_Nieuwste recensies

Bekijk alle nieuwe recensies