Philip Norman
Marc De Bock
Non-fictie
  • 508 keer bekeken
  • minuten leestijd
  • Reacties

Waardering

1 december 2023 George Harrison
De Britse musicus George Harrison (1943-2001) was vooral bekend als gitarist van de popgroep The Beatles. Vanwege zijn verlegenheid werd hij de “Stille Beatle” genoemd en hij leek een raadselachtige persoonlijkheid te bezitten. Wie was George Harrison eigenlijk?
De Engelse schrijver en journalist Philip Norman zocht naar een antwoord en waagde zich aan een levensverhaal over George Harrison. Daarmee was hij niet aan zijn proefstuk, want behalve zijn bestseller Shout! over The Beatles, gepubliceerd in 1981, fabriceerde hij ook biografieën van onder meer John Lennon, Mick Jagger, Paul McCartney, Buddy Holly, Elton John en Eric Clapton. Hij is geroemd om zijn uitmuntende research en zijn geweldige pen.
Het is 1960. Om de hoek van de Paul Roosen Strasse, die parallel loopt met de Reeperbahn, een beruchte prostitutiebuurt in de Duitse stad Hamburg, speelde George Harrison met de nog onbekende Beatles covers van rock-‘n-rollnummers in “The Indra Club”, een armetierige striptent. De jonge Britten - Harrison was pas zeventien - logeerden in een groezelig achterafkamertje van een kleine, betonnen bioscoop waar naast porno ook oude gangsterfilms en westerns uit Hollywood draaiden. Daar werd George ontmaagd en door het totale gebrek aan privacy werd het een soort formele initiatie. “Mijn eerste wip… John en Paul en Pete Best (de toenmalige drummer) keken allemaal toe”, herinnerde Harrison zich. “We lagen in stapelbedden. Ze konden niet echt iets zien omdat ik onder de dekens lag, maar toen ik was klaargekomen, werd er geapplaudisseerd en gejuicht”.
Die eerste keer seks lijkt een trivialiteit in deze bijna vijfhonderd pagina’s tellende turf over een gitarist van de grootste band uit de popgeschiedenis. Maar na lezing van al die bladzijden blijkt dat in die nacht veel samenkwam van Harrisons verleden en latere leven: seks, armoede, uitbuiting door gewetenloze zakenlieden, gebrek aan privacy, en applaus.
Allereerst die vluchtige seks. Er zouden nog veel aanbidsters tussen de lakens belanden. Ook toen hij al was getrouwd met het voormalige model Pattie Boyd, die hij had ontmoet op de set van de eerste Beatlesfilm A Hard Day’s Night (1964). Pijnlijk voor Boyd was het moment waarop zij haar man betrapte met Maureen Cox, de vrouw van Ringo Starr, en Harrison stoïcijns ontkende dat hij seks met haar had gehad.
Dan de armoede. Norman beschrijft hoe Harrison opgroeide in een povere buurt van Liverpool tijdens de sombere, naoorlogse jaren. Het gezinsleven speelde zich af in een achterkamer annex keuken, waar twee volwassenen en vier kinderen opeengepakt in schrale omstandigheden leefden.
Bruno Koschmider, de Duitse uitbater van de voornoemde stripclub in Hamburg en een halve crimineel, staat symbool voor de zakenmensen (bij uitstek de Amerikaanse bedrijfsmanager en meesteroplichter Denis O’Brien) die goed verdienden aan Harrison, vooral na zijn Beatles-tijd, toen hij tientallen films produceerde. Weinigen zullen weten dat hij de film Life of Bryan (1997) van Monty Python mogelijk maakte door een lening te geven aan het komische gezelschap, met zijn huis als onderpand.
Vervolgens het gebrek aan privacy. De zoektocht naar een toevluchtsoord dat hem veiligheid, rust en privacy bood, voerde hem zelfs naar het Australische Hamilton Island en het Hawaïaanse eiland Maui.
Tot slot het applaus. Ovaties kreeg George genoeg met The Beatles maar niet van The Beatles zelf. Ondanks dat hij door zijn tijdgenoten geprezen werd als een van de beste gitaristen ter wereld, vocht hij, vooral in zijn beginjaren, tegen gevoelens van minderwaardigheid. Vanwege zijn sociale achtergrond was hij vaak het mikpunt van denigrerende grappen van zijn bandleden en werden hem slechts één of twee eigen composities in elk Beatles-album gegund. Die gevoelens definieerden de relatie met Paul McCartney en John Lennon en daarom dacht Harrison nooit graag terug aan zijn Beatles-tijd. Ook George Martin, de inspirerende producer van de Fab Four, zou jaren later met veel wroeging toegeven: “Ik deed altijd nogal lullig tegen George” totdat hij uiteindelijk ontdekte wat hij in zijn mars had.
Norman maakt echter duidelijk dat Harrison wel degelijk reden had om met trots terug te kijken. Zowel vanwege zijn gitaarspel als de nummers die hij schreef, waaronder klassiekers als “While My Guitar Gently Weeps” en “Something”, volgens Frank Sinatra het mooiste liefdeslied van de twintigste eeuw. Jammer dat Sinatra het abusievelijk aan McCartney en Lennon toedichtte. In “Norwegian Wood” (1965) werd de sitar voor het eerst gebruikt op een popplaat en dat was te danken aan Harrison die ermee kennis maakte tijdens de opnamen van “Help!”, de tweede prent van The Beatles. Het Indische snaarinstrument met de typerende klank is ook te horen in “Within You Without You”, het enige nummer van Harrison op de lp “Sgt. Pepper's Lonely Hearts Club Band” (1967), één van de belangrijkste en invloedrijkste albums aller tijden. Een en ander bracht Harrison in de ban van de Indiase sitarvirtuoos Ravi Shankar en de hindoe-religie en -filosofie. Hij werd ook een enthousiaste bekeerling van de “giechelende goeroe” Maharishi Mahesh Yogi en zijn “transcendente meditatie”.
Nog zo’n juweeltje is het zonnige “Here Comes The Sun” (1969). Hij schiep het lied in de tuin van het landhuis van zijn vriend Eric Clapton. Anders dan McCartney en Lennon liet Clapton wél blijken hoezeer hij zijn vakmanschap waardeerde.
Harrison had nog meer verdiensten om mee te pronken. “All Things Must Pass” (1970) was zijn eerste soloalbum sedert het uiteenvallen van The Beatles. Met tophits zoals “My Sweet Lord” en “What is Life”. Dit was het eerste album van een popartiest dat uit drie platen (zes kanten) bestaat.
Op 1 augustus 1971 organiseerde Harrison met Ravi Shankar het eerste grootschalig humanitair benefietconcert om geld in te zamelen voor de catastrofe in Bangladesh. Op het podium van de New Yorkse Madison Square Garden werd hij geflankeerd door prominente artiesten onder wie Ringo Starr, Bob Dylan, Eric Clapton, Billy Preston en Leon Russell. Het “Concert for Bangladesh” was een blauwdruk voor vergelijkbare evenementen in de daaropvolgende decennia, zoals het wereldwijde Live Aid (1985), maar die zouden allen schatplichtig blijven aan Georges initiatief. Het concert had voor hem ook nog een andere betekenis: hij kon zijn herwonnen vrijheid gebruiken om in het openbaar een moreel standpunt te uiten, want als Beatle had hij dat nooit gemogen.
Daarenboven mocht hij eerste Britse rockster op bezoek bij de Amerikaanse president in het Witte Huis. Dat gebeurde op 13 december 1974 tijdens zijn Dark Horse tournee in Noord-Amerika.
Norman bestempelt Harrison als een vat vol tegenstrijdigheden. Dat werd hem ook bevestigd door de jonge Amerikaanse Chris O’Dell, die als Georges persoonlijke assistente haar intrek nam in Friar Park in Henley-on-Thames, een immens landgoed met 120 kamers dat zijn hoofdresidentie bleef van maart 1970 tot het einde van zijn leven. Zij ontdekte zelfs dat er drie totaal verschillende Georges waren: “De eerste was vriendelijk, grappig en praatziek; de tweede gespannen, uiterst kritisch en geneigd tot vernietigende, op de persoon gerichte sarcastische opmerkingen; en de derde zat zacht te reciteren of stak hoogdravende spirituele vertogen af”. Friar Park was een bijzondere woonomgeving, regelmatig terug te vinden in zijn liedjes en op de covers van zijn albums. Een plek ook die hem de ruimte schonk om afstand te nemen van zijn hectische bestaan als publiek figuur en zich met hart en ziel toe te leggen op zijn nieuwe hobby: tuinieren. Een plek tenslotte, die precies paste bij zijn ambivalent karakter: dicht bij het kosmopolitische Londen, maar zo afgeschermd en uitgestrekt dat hij er als een kluizenaar kon wonen. Niettemin zou hij - in schril contrast met de serene, tijdloze tuinen van Friar Park - een grote passie ontwikkelen voor het lawaaierige autorennen en volgde hij de Formule 1-karavaan de hele wereld over.
Zijn huwelijk met Pattie Boyd hield geen stand: zij viel voor de charmes van… Eric Clapton, pakte haar koffers en verliet het landgoed in 1974. De breuk dreef geen wig tussen beide gitaargoden. Integendeel, hij en Clapton werden nog betere vrienden: “Die twee waren zo hecht dat ik er nauwelijks nog toe deed”, aldus Boyd. Uiteindelijk vond George nieuw geluk bij de Amerikaanse Olivia Arias, met wie hij in 1978 trouwde en zoon Dhani kreeg. Toch zou hij nog geteisterd worden door financiële beslommeringen en enkele minder geslaagde projecten, zoals de geflopte bioscoopfilm “Shanghai Surprise” (1986) met Madonna en Sean Penn in de hoofdrol, afgewisseld door een succesvolle passage bij de door hem opgerichte gelegenheidsband Traveling Wilburys (1988-1990), het sublieme “Cloud Nine” (1987), zijn laatste solostudioalbum, en zijn medewerking aan het verbluffende multimediaproject “The Beatles Anthology” (1995-1996).
De Engelse ondertitel van Normans biografie The Reluctant Beatle is jammer genoeg niet meegenomen in de Nederlandse uitgave. Toch is Georges aversie voor beroemdheid, het leven in een bubbel, er vanaf het begin van The Beatles. Sedert de allereerste triomfen van de groep had hij een afkeer van de steeds weerkerende heisa en was bang voor de uitzinnige fans. Maar ook nadat de groep uit elkaar was gegaan, bleef de “Beatlemania” aanhouden, met fatale gevolgen. In 1980 werd John Lennon vermoord en dat versterkte de angst bij Harrison. Medio 1997 werd bij hem keelkanker vastgesteld. Twee jaar later volgde een bijna dodelijk drama: wrang genoeg was Friar Park net de plaats waar George en Olivia in de nacht van 30 december 1999 aangevallen werden door een inbreker die het huis, ondanks alle beveiliging, had weten binnen te dringen. Olivia wist de insluiper knock-out te slaan, nadat deze herhaaldelijk met een mes op George instak. Deze aanslag zou hij ternauwernood overleven, de kanker die terugkwam niet. Hij stierf op 29 november 2001, even na 13.30 uur lokale tijd in Los Angeles, omringd door Olivia en Dhani.
Dit boek bevestigt Philip Normans reputatie: het is de bekroning van jarenlang grondig onderzoek, gesprekken met talloze mensen uit George Harrisons directe omgeving en geschreven in een uitstekende journalistieke stijl. Een meesterlijke biografie, opgesmukt met een reeks foto’s, waarin we de mysterieuze Beatle leren kennen als een van de meest intrigerende artiesten van zijn tijd.

Marc De Bock
Philip Norman
Marc De Bock
Non-fictie
-
_Marc De Bock - Recensent
Meer van Marc De Bock

_Van zelfde auteur

_Nieuwste recensies

Bekijk alle nieuwe recensies