Andreas De Block
Nick De Clippel
Non-fictie
  • 472 keer bekeken
  • minuten leestijd
  • Reacties

Waardering

16 oktober 2023 Is Links gewoon slimmer?
In de jaren vijftig maakten J. McCarthy en J.E. Hoover in de Verenigde Staten jacht op linkse professoren. Met beperkt succes, want meer dan een decennium geleden klaagden een aantal goed aangeschreven academici (Jonathan Haidt en anderen) dat de universiteiten zowat eenstemmig links geworden waren. Zoiets zou voor de vrijheid van denken – toch cruciaal voor het wetenschappelijke bedrijf – niet echt bevorderlijk zijn. Als het regent in Amerika, druppelt het bij ons. Reden genoeg voor Andreas De Block, professor wijsbegeerte aan de KUL, om uit te vlooien hoe het bij ons gesteld is met het ideologische evenwicht in het academische onderzoek. De resultaten en zijn mening daarover zijn te lezen in ‘Is Links gewoon slimmer?’ dat zopas (14 okt.) urbi et orbi in het Leuvense Museum M werd voorgesteld.
In een eerste hoofdstuk wordt gezocht naar wat links, rechts, progressief en conservatief precies betekenen en welke (sociologische) cijfers er in dit verband oplichten aan onze faculteiten. Net als bij Uncle Sam dragen vooral de gedrags- en geesteswetenschappen opvallend links. Discriminatie en vooroordelen ten opzichte van conservatieve collega’s zijn er veeleer regel dan uitzondering. Die discriminatie is zowel epistemisch als moreel.
Het hoe en waarom van dat alles heeft alvast niets met intelligentie te maken. Links is niet slimmer, maar evenmin dommer. Enkel de extremisten aan beide kanten van het politieke spectrum dragen ezelsoren. Aan die brulboeien wordt verder geen aandacht besteed.
Vandaag spelen zelfversterkende effecten een grote rol. Linkse faculteiten trekken linkse onderzoekers aan en marginaliseren rechtse collega’s, als die überhaupt al mee mogen spelen. Niet echt motiverend voor wie zich rechts van het centrum plaatst. De Block refereert aan sociale psychologie, want wetenschappers zijn niet vrij van groepsdenken bij het goedpraten van de eigen overtuigingen en praktijken. Elders (blz. 177) heet dat dan groepspolarisatie of ‘de wet van O’Sullivan’ (blz. 187), wat ervoor zorgt dat uni’s niet enkel links leunen, maar dat ook in toenemende mate doen. Er is druk om geen rechtse visies te verdedigen en geen linkse standpunten te bekritiseren (blz. 163).
Het linkse overwicht bepaalt in niet geringe mate de keuze van onderzoeksonderwerpen, de interpretaties en de conclusies die daaruit getrokken worden. Het mag dan ook niet verwonderen dat de vermaledijde replicatiecrisis passeert en dat dubbel zoveel linkse studies hier gebuisd worden (blz. 133). Verder leren we ook hoe ‘concept creep’ en ‘conceptual engineering’ binnensluipen, wat erop neerkomt dat oude termen een aangepaste inhoud krijgen en nieuwe termen bedacht worden. Die termen worden niet enkel normatief, maar beperken ook de bewegingsruimte van de onderzoeker. Vooral genderstudies en ‘philosophy of race’ (blz. 72-73) tonen zich van hun eenzijdigste kant.
Toch vindt De Block niet dat morele en politieke overtuigingen te mijden zijn. “Het ideaal van waardevrij onderzoek is niet alleen onrealistisch, het is vaak ook gewoon geen ideaal.” (blz. 123) Het realiseren van een betere en rechtvaardige wereld mag zeer zeker een doel zijn van de wetenschap en sommige budgetten zijn wel degelijk beter besteed dan andere. Onderzoek kan moreel onaanvaardbaar zijn (denk aan dr. Mengele) waardoor ook (zelf)censuur soms goed te praten valt.
Maar “wanneer links oververtegenwoordigd is in een wetenschappelijke discipline, leidt dat tot een te politieke wetenschap, die vaak minder goed is in het vinden van waarheid dan een minder linkse wetenschap.” (blz.120) Waarden hebben een rol te vervullen in de wetenschap; maar “wanneer academisch onderzoek ideologisch te eenzijdig is, zoals dat nu het geval is, dan verliezen zowel de wetenschap als de samenleving daar bij.” (blz. 14)
Linkse vooroordelen zijn oké, op voorwaarde dat er ook rechtse bias tegenover staat. De Block pleit uitdrukkelijk voor een grotere diversiteit aan de faculteiten, een diversiteit die het dan eens niet heeft over gender, rassen en klassen maar over meer rechts of conservatief. Diversiteit zorgt niet enkel voor andere benaderingen, maar houdt gelijk ook de onderzoekers scherp. Die moeten op zoek naar sterke argumenten. Een gelijkgezinde kan al eens ‘advocaat van de duivel’ spelen (blz. 171 e.v.), maar echte tegenstanders doen dat uiteraard beter.
Het komt er niet enkel op aan de wetenschappelijke wereld te beschrijven, De Block wil hem ook veranderen. Hij verkent verschillende pistes zoals positieve discriminatie van rechtse onderzoekers of een verbod op politiek engagement, maar zijn eigen aanbevelingen zijn dat het probleem vooreerst erkend moet worden, dat de (informele) cultuur moet veranderen, net als de vooringenomenheid en dat structurele hindernissen opgeruimd moeten worden.
Een paar witte raven uit een ander kamp volstaan niet, er moet voldoende diversiteit aanwezig zijn. Uiteraard is niet elke verscheidenheid een goed idee. Het gaat over redelijke verscheidenheid, dat spreekt vanzelf. Creationisme kan misschien nog bij de theologen, maar aan de faculteit biologie toch iets minder. Niet alle academische disciplines zijn wetenschappelijk in de enge, empirische zin van het woord. (blz. 114 e.v.)
Veel van wat verteld wordt over de relaties tussen wetenschap, maatschappij, kapitaal en moraal is niet nieuw en dat de academische wereld links neigt, is evenmin gedonder in Keulen. De verdienste van De Block is vooral dat hij dit publiek geheim ernstig heeft onderzocht en besproken, waarmee een mooie voorzet wordt gegeven voor een ernstig debat.
Nu is de opschuivende grens tussen ideologie en wetenschap wel degelijk een actueel probleem en maken vooral activistische academici zich hieraan schuldig. Zo zijn de Critical Race Theory en de genderstudies niet enkel ‘progressief’, maar wordt de lijn tussen weten en wensen er vaak en soms bewust overschreden. Iemand als Griet Vandermassen schiet hier regelmatig met scherp en noemt daarbij man en paard. Daarmee vergeleken lijkt De Block geen potten te willen breken, ook al had de interviewster het bij de boekpresentatie over moed en durf.
Is Links gewoon slimmer? gaat over onze universiteiten, maar refereert vaak aan Amerikaanse cijfers en toestanden. Dat is allicht onvermijdelijk in de menswetenschappen. De tekst lijkt voor een groter publiek geschreven. Elk hoofdstuk resumeert wat werd gezegd, verklapt wat er volgt en zelfs vrij algemeen bekende termen zoals ‘DSM’ en ‘peer review’ worden toegelicht, terwijl het onderwerp zich toch veeleer richt tot wie met het academische bedrijf te maken heeft. Dat maakt dat je met een vrij onbestemde doelgroep zit, al zullen er geheid zowel links als rechts mensen het boek bejubelen of kraken. Als aan beide kanten de ploegen min of meer gelijk zijn, komt dat de ideologische diversiteit zeker ten goede en mag de prof op beide oren slapen.

Nick de Clippel
Andreas De Block
Nick De Clippel
Non-fictie
Nick De Clippel is master in de filosofie (KULeuven). Hij is auteur van het boek 'Waarom Jezus van school werd gestuurd (en Mohammed ook)', dat onlangs verscheen in de publicatiereeks van Kwintessens. Hier kan u een recensie lezen.
_Nick De Clippel -
Meer van Nick De Clippel

_Van zelfde auteur

_Nieuwste recensies

Bekijk alle nieuwe recensies