Jan Keij
Benny Madalijns
Non-fictie
  • 693 keer bekeken
  • minuten leestijd
  • Reacties

Waardering

12 oktober 2023 Postmodern denken. Het ethische fundament.
Op 1 september 2023 verscheen bij Uitgeverij Boom 'Postmodern denken - het ethische fundament' van Jan Keij. Tijdens zijn werk als onderwijzer studeerde Keij filosofie aan de Universiteit van Amsterdam en promoveerde op de filosofie van de Franse filosoof Emmanuel Levinas (1906-1995). Na zijn studie wilde hij de maatschappelijke relevantie van filosofie daadwerkelijk toetsen en schreef zich derhalve in bij de Kamer van Koophandel als ‘handelaar in denkbeelden’ slash ‘zelfstandig ondernemer in de filosofie’. Sindsdien schrijft hij boeken over Nietzsche, Kierkegaard en Levinas, geeft hij cursussen voor leken en werkers in de gezondheidszorg.
De term postmodernisme is een overkoepelende aanduiding voor een breed scala van cultuurproducten, zoals literatuur, beeldende kunst, architectuur, muziek, dans, toneel, fotografie enzoverder. De benaming werd in de jaren ’60 van de 20e eeuw voor het eerst gebruikt in de Verenigde Staten voor het werk van Jack Kerouac. In de jaren ’80 omschreef men bijzonderlijk het verdwijnen van de Grote Verhalen en van het Grote Doel, het feit dat we geen identificatiemodellen meer hebben om ons handelen op te baseren, als postmodern. Vraag blijft vandaag natuurlijk of Jean-François Lyotard met La Condition postmoderne, zijn intrigerend relaas over het einde van deze grote verhalen, zelf geen nieuw groot verhaal had opgesteld?
Postmoderne filosofen wordt in de eerste plaats nihilisme en cynisme verweten. Het leven van de postmoderne mens speelt zich volgens hen immers voornamelijk af op een kerkhof, het kerhof van de moderniteit. Een passage op deze postmoderne begraafplaats brengt ons van Nietzsches steen voor de dood van God en Barthes monument voor de dood van de auteur, via Foucaults familiegraf voor de dood van de mens (als gevolg van de decentralisatie van het subject), tot Baudrillards mausoleum voor het uitsterven van de realiteit met daarin Fukuyama’s urne voor het einde van de geschiedenis.
Niet aleen kwatongen maar ook pleitbezorgers beweren dat het postmodernisme niet te omschrijven en bijgevolg niet te begrijpen is. Gewoon ondefineerbaar. Voor sommigen staat het postmodernisme voor wartaal en/of categorische onbegrijpelijkeid; het zou zelfs aanzetten tot morele losbandigheid: anything goes. Een lunapark waar alles kan alles mag alles moet kunnen: een regelrechte karikatuur. Maar is het daarnaast mogelijk ook niet een bijzonder subtiel betoog voor het verwerven van inzicht in contempoiraine kunstvormen en culturele wapenfeiten, vraagt de schrijver zich af?
Het postmodernisme brengt ons inderdaad een dubbele boodschap. Enerzijds poneert het dat er geen waarheid is. Anderzijds gaat het ervan uit dat we gevangen zitten in allerlei structuren waar we geen vat op hebben. Ik leerde het postmodernisme in de eerste plaats kennen via het autobiografische essay Trotsky and the wild orchids van Richard Rorty (1931-2007). Hierin beschrijft de Amerikaanse filosoof hoe hij als ambitieuze vijftienjarige het plan opvat om een theorie te ontwikkelen die zijn wroeging kan wegnemen over het feit dat zijn liefde voor wilde orchideeën geen enkel universeel moreel nut dient.
Orchideeën zijn voor Rorty persoonlijk weliswaar van groot belang maar het knaagt aan hem dat hij zijn kostbare tijd niet besteedt om ideeën te ontwikkelen die helpen de zwakken te bevrijden van het juk van de sterken – bijvoorbeeld door het bestuderen van de geschriften van Leon Trotsky, de marxistische revolutionair en dé held van zijn ouders.
Toen ik dit las werd mijn aandacht direct getrokken. En ook Jan Keij schenkt in zijn boek veel aandacht aan Rorty, meer bepaald aan diens boek Contingentie, ironie en solidariteit uit 1989: (…) Rorty is als postmodern denker een aanhanger van het pragmatisme, dat stelt dat iets ‘waar’ is als het werkt. Ons denken heeft daarom een instrumentaal karakter. Het ziet het bewustzijn zoals Nietzsche het zag: als een orgaan, een gereedschapskist in dienst van het overleven. Kennis is zo geen overeenstemming meer van het denken met de werkelijkheid, maar weten wat van praktisch nut is (pagina 112).
Het ondergraven van waarheidspretenties is na een tijd voor de postmodernen voorwaar een dogma geworden. ‘Er is geen waarheid’: overal, in lezingen, debatten en congressen, kreeg je datzelfde zinnetje te horen. Voor mij, schrijft Keij, was het inzicht dat er geen waarheid was geen eind- maar een beginpunt, maar velen zagen dat niet zo. Dat er geen waarheid is, werd en wordt door velen nog steeds begrepen als: ‘Niets heeft zin’. Of zoals schrijver en essayist Bas Heyne het opvat: het postmodernisme heeft door zijn lafhartigheid onze zekerheden op losse schroeven gezet – autoriteit, waarheid, werkelijkheid – waardoor we vandaag aan de wolven en de wappies zijn overgeleverd (pagina 173).
Maar Heyne en konsoorten slaan de plank compleet mis, schrijft Keij: de mens komt bij alle postmoderne denkers juist centraal te staan. Het postmoderne denken met zijn deconstructie is een afbraakproces waarin duidelijk wordt dat er iets is wat resitent is tegen elke afbraak: het ethische, de ethiek, het anders-dan-zijn. Het enige heilige wat overgebleven is in onze tijd is volgens de postmodernen nu eenmaal de mens. En dat heilige wordt dan wel vaak geschonden, maar het is er daarom niet minder heilig om. Met Nietzsche hebben we God dan wel gedood, schrijft hij, maar in plaats van dat we daarmee op onszelf teruggeworpen zijn in een zinloos bestaan, komt de ethiek in Gods plaats.
Het door en door relativistische postmoderne denken blijkt volgens Keij dus wel degelijk een onveranderlijk fundament te hebben. Een absoluut ijkpunt voor het wel of niet aanvaarden van bepaalde opvattingen: het welzijn van de mens. Van Nietzsche en Derrida tot Lyotard, Rorty en Levinas – allen gaan uit van een ethisch fundament.
Postmoderne denkers prediken immers het relativisme van de opvattingen. Ze doen dat graag en met enthousiasme, ten eerste omdat het realistisch is (elke opvatting is immers vervangbaar) en ten tweede omdat het de beste garantie voor menselijkheid biedt, mits dat relativisme is verankerd in een absolute ethiek, gericht op het welzijn van mensen. Dit relativisme biedt de beste garantie omdat het de flexibliteit heeft om opvattingen aan te passen aan de veranderende omstandigheden en de individuele behoeften van mensen. Als dus, nog steeds vogens de schrijver, het relativisme van opvattingen zich laat dragen door het verlangen niet wreed te zijn, door het verlangen naar rechtvaardigheid of de vrees voor onverschilligheid, dan is dat relativisme een humaan relativisme, en als zodanig een zegen voor de mensheid.
Jan Keijs toegankelijke en glasheldere ‘inleiding tot’ haalt alle veronderstellingen over het postmoderne denken onderuit en eindigt hoopvol met een flard Camus, die in zijn boek De mens in opstand stelt dat we het nihilisme voorbijgaan als we met liefdeskracht in opstand komen tegen het onrecht. De beloning voor onze inzet voor de ander is namelijk de gave van de zin, omdat we dan leven volgens ‘de vorm van het leven’.
Tot slot nog dit. Keij is een geboren uitlegger. Als geen ander weet hij de ondoorgrondelijkste concepten en theorieën voor een breed publiek te verhelderen en komt hij ondermeer tot de slotsom dat Levinas’ postmodernisme wel degelijk een humaan relativisme is. Verder toont hij ons hoe we samen met Rorty binnen het postmoderne gedachtengoed alsnog blijvend kunnen strijden voor rechtvaardigheid (solidariteit) en het terugdringen van wreedheid door beroep te doen op diens opvattingen over de absolute waarheid (contingentie). Zolang we maar onder ogen durven zien dat ons eindvocabularium, onze centrale overtuigingen en passies het product zijn van toevallige historische omstandigheden. Bovendien heeft Keij me nog maar eens doen inzien dat de werkelijkheid weliswaar en constructie kan zijn; een mogelijke fictie, maar dan wel een fictie die ‘echt’ is…
Ik geef het boek wegens zijn grote leesbaarheid dan ook graag 4 sterren.

Benny Madalijns
Jan Keij
Benny Madalijns
Non-fictie
Madalijns is van opleiding Leraar Beeldende Kunsten en doctor in de Archeologie & Kunstwetenschappen. Hij is schrijver van amper te publiceren verhalen over denken & doen, zoals het boek 'Ondanks alles / Malgré tout' (ASP). En schilder & collagist van zo maar wat bedenkingen van geest & gemoed. Hij is ondervoorzitter bestuursorgaan Instelling Morele Dienstverlening Vlaams-Brabant. (Foto: Jean Cosyn - VUB)
_Benny Madalijns -
Meer van Benny Madalijns

_Van zelfde auteur

_Nieuwste recensies

Bekijk alle nieuwe recensies