Jan Brokken
Ignace Claessens
Non-fictie
  • 75 keer bekeken
  • minuten leestijd
  • Reacties

Waardering

10 april 2024 De kampschilders
Jan Brokken studeerde journalistiek in Utrecht en politieke wetenschappen aan de Universiteit van Bordeaux. In 1986 zei hij de journalistiek vaarwel en legde zich toe op non-fictie: reisverhalen, documentaires en verhalen over zijn jeugd in het landelijke Nederland van na de Tweede Wereldoorlog. Jan Brokken is een rasverteller met reeds meer dan dertig titels op zijn naam. Zijn werken zijn in veel talen vertaald.
Op 9 maart 1942 capituleerde het “Koninklijk Nederlandsch-Indisch Leger” en werd Nederlands-Indië door Japan bezet. De Nederlandse burgers, krijgsgevangen militairen en andere Europeanen werden geïnterneerd. Zo kwam de moeder van de auteur, Olga, met haar twee oudste zonen Boris en Michiel – Jan was nog niet geboren – in het vrouwenkamp Kampali op Celebes (het huidige Sulawezi) terecht.
Haar echtgenoot Han werd opgesloten in het mannenkamp Parepare. Daar kreeg hij het gezelschap van twee kunstschilders: Willem Hofker en Rudolf Bonnet. De echtgenote van Hofker, Maria Hofker-Reuter, werd geïnterneerd in hetzelfde vrouwenkamp van Olga.
Het regime in beide kampen was hard, ofschoon in het vrouwenkamp iets milder. Mannen en vrouwen leefden onder de constante dreiging van willekeurige harde bestraffing en stuitende vernedering. Honger en gebrekkige geneeskundige verzorging maakten veel slachtoffers. Alle gevangenen leden aan ziekten zoals dysenterie, longontsteking, ontstoken wonden en zweren, waarvoor geen geschikte behandeling voorhanden was.
De kunstschilders Hofker en Bonnet waren reeds vóór de oorlog werkzaam op Bali. Willem Hofker ging in het kamp door met schilderen en portretteerde meer dan 150 gevangenen. Rudolf Bonnet had weinig zin om achter prikkeldraad te tekenen en zijn schilderijen aan de bezetter te verkopen. Hij had rust en afzondering nodig om te werken. In een druk kamp met veel mensen om zich heen lukte dit niet. Hij schilderde enkele zelfportretten en een zeldzaam portret van een gevangene.
De echtgenote van Hofker, Maria Reuter, stamde uit een kunstenaarsfamilie. In haar tekeningen is er geen ellende of geweld te zien, bewakers, noch uniformen. Wel een vredige sfeer met vrouwen die in de tuin werken, planten en dieren. Zij bracht een hymne aan de natuur wat tevens een aanklacht tegen de oorlog inhield: zo idyllisch zou het leven zonder oorlog kunnen zijn…
De ouders van de auteur overleefden de oorlog en werden eind september 1945 herenigd. Zij hoopten in de kolonie te kunnen blijven. Indonesië had zich echter onder leiding van Soekarno onmiddellijk na de Japanse capitulatie op 17 augustus 1945 onafhankelijk verklaard, waarna tot 1950 een lange en bloedige onafhankelijkheidsstrijd volgde. Een langer verblijf werd te gevaarlijk. Zij keerden in augustus 1947 naar Nederland terug.
Willem en Maria Hofker waren reeds sinds begin 1946 terug in Nederland. Daar kende zijn werk weinig waardering. Te figuratief waar COBRA toen de smaak dicteerde. Hij schilderde hoofdzakelijk nog portretten en stadsgezichten op bestelling. Pas tien jaar na zijn overlijden in 1981 ontstond er een run op zijn werk. Vooral Indonesische Chinezen en Chinese ondernemers uit Singapore boden aanzienlijke bedragen: tot anderhalf miljoen euro voor zijn vroegere werk uit de tropen.
Rudolf Bonnet bleef in Bali tot hij om onduidelijke redenen in 1958 het land werd uitgezet. Na de oorlog had hij zich nochtans ontpopt tot de “Schilder van de President”. Soekarno kocht al zijn schilderijen en bezocht hem geregeld in zijn atelier. Terug in het grijze, grauwe Nederland kon hij er niet aarden en hij vestigde zich in een kunstenaarsdorp in Italië waar hij in 1978 overleed.
De vader van de auteur kon na enige tijd als dominee aan de slag gaan in het Zuid-Hollandse dorp Rhoon waar de auteur het grootste deel van zijn jeugd doorbracht. Vader Brokken slaagde er niet in het verleden te verwerken en de oorlogstijd achter zich te laten. Hij wilde geen woord reppen over de ontberingen, mishandelingen en vernederingen. Hij bezocht nooit een reünie van oud-kampgenoten. Hij vertelde nooit over de oorlog. Hij liet zich vruchteloos behandelen voor zijn KZ-syndroom en zocht een uitweg in alcohol en verslavende medicatie. De oorlog was voor hem nooit voorbij. Opgroeien met deze vader was geen lolletje.
De auteur hanteert een heldere en duidelijke taal. Zijn stijl is ongekunsteld zonder franjes en gezochte stijlfiguren. Zijn verleden als journalist is daar wellicht niet vreemd aan. Naast een beschrijving van het kampleven verschaft hij de lezer ook een boeiende inkijk op het vooroorlogse culturele leven op Bali. De kampschilders hebben bewezen dat schilderkunst de ontberingen van de kampen enigszins kon verzachten als alternatief voor de gruwelen van de barbaarse bezetting. De schrijver heeft ook oog voor het leven na de bevrijding: hoe de verschillende hoofdpersonen er al of niet in slaagden hun leven te herpakken en hoe ze verder hun eigen weg zochten.
Het boek sluit aan op zijn 2021 verschenen werk De tuinen van Buitenzorg waarin vooral de figuur van zijn moeder Olga belicht wordt gedurende het verblijf van zijn ouders in Makassar (Celebes)  in de periode 1935 tot het uitbreken van de oorlog.

Een bijzondere vermelding voor de fraaie uitgave met talrijke afbeeldingen van de werken van de kampschilders.

Ignace Claessens
Jan Brokken
Ignace Claessens
Non-fictie
recensent
_Ignace Claessens recensent
Meer van Ignace Claessens

_Van zelfde auteur

_Nieuwste recensies

Bekijk alle nieuwe recensies