Lander Deweer
Benny Madalijns
Non-fictie
  • 966 keer bekeken
  • minuten leestijd
  • Reacties

Waardering

17 juli 2023 De vergeten voettocht van Vincent van Gogh
Max Webers protestantse ethiek van de matigheid is nooit mijn leidraad geweest. Doe mij als vrijdenker maar lekker flamboyant gotische kerken volgestouwd met beelden, schilderijen, altaren en kapellen. Eerder religieuze markplaatsen dan huizen vol met God. Ik beeld me de katholieken dan ook steevast net dat ietsje meer bourgondisch in. Voorzichtige genieters van het betere leven: speelser, energieker, luchtiger, inspirerender.
Krek het tegenbeeld van die verdomd stijfkoppige protestanten uit de Beeldenstormverhalen. Veel meer ingetogen, wars van ijdeltuiterij, sober en bijzonder zuinig. Eerder lachend met het hoofd, niet zozeer met de buik. Amper in staat tot la dolce vita, want het goede leven moet je nu eenmaal eerst verdienen: In u vindt mijn ​hart​ meer vreugde dan zij in hun koren en ​wijn. Na te lezen in het avondlied Psalm 4.
Er zijn zodoende weinig supporters van het kerkelijke landschap voor wie ik door de knieën zak. Voor heiligen sowieso nooit. Als ik me in hun midden begeef, bepaal ik graag zelf wie er gaat zitten en wie er recht blijft staan. Doorgaans krijg ik de kriebels van dat soort van, voor redelijke argumenten onvatbare, pilaarbijters. Hun weerstand is opgebouwd gedurende jarenlange indoctrinatie in hun kindertijd. Maar voor de jonge Vincent van Gogh (1853-1890) maak ik graag een uitzondering. Als kunstwetenschapper raakte ik doorheen de jaren alsnog sterk geboeid door de messiaanse gedrevenheid waarmee de nieuwbakken prediker zijn evangelisatiewerk in de Borinage bedreef, en hoe dat engagement zich naderhand voortzette in de profetische bevlogenheid die hem als schilder kenmerkte: arbeiden tot heil der mensheid.
Vincent werd als domineeszoon natuurlijk christelijk opgevoed. Zijn vader was immers predikant van de Hervormde Kerk en behoorde tot de gematigde, liberale kant. Hij wilde oorspronkelijk in diens voetsporen treden, maar vond boven alles dat geloof gefundeerd moest zijn op menselijke gevoelens en niet op vreemdsoortige dogma’s en zonderlinge doctrines. In de eerste plaats op de sentimenten van mensen met een lage sociaal economische status. Zijn affiniteit met de zwakkeren kwam ongewoon sterk tot uiting in de donquichotterie waarmee hij zijn evangelisatiewerk onder de paupers van de Borinage bedreef. Helaas.
Zesentwintig was Vincent van Gogh en zijn droom om net als zijn vader aan de slag te gaan als dominee was zojuist aan diggelen geslagen. Na een half jaar was zijn avontuur in de Borinage alweer voorbij. De mijnstreek rond de Zuid-Belgische stad Bergen spuwde hem uit, zoals de cokesfabrieken in Wasmes, Colfonaine en Pâturages, de dorpjes waar van Gogh de voorafgaande maanden zijn christelijke idealen in de praktijk had proberen te brengen, onafgebroken wolken van gas en rook uitspuwden. Het oordeel had hard geklonken: ‘Mijnheer Vincent van Gogh, die zich geroepen voelde om het evangelie te verspreiden in de Borinage, heeft niet het verwachte resultaat geboekt.’ (pagina’s 9-10)
Johan Tahon is een kunstenaar naar mijn hart, een bewerker, een schepper. Wie de beelden van Tahon ziet, begrijpt niet altijd wat hij bedoelt en beseft vaak niet welk vakmanschap, welk inzicht (in zowel het alledaagse als het goddelijke) nodig zijn om tot dergelijke verwerkelijkingen van het onzegbare te komen. In zijn beelden beschrijft de materie immers geen vorm, maar is vorm.
Tahon vertelde me zowat een jaar geleden dat hij met een schare gelijkgezinde onderzoekers al geruime tijd bezig was met de reconstructie van de voettocht van de schilder naar het gehucht Korsele, een protestantse enclave nabij Sint-Maria-Horebeke in zijn Vlaamse Ardennen. Zijn uitleg toen had iets speciaals gehad. Ik wist dat hij bijzonder gevoelig was voor het spirituele, het sublieme, het hogere, en dat hij, meer dan wie ook, onverklaarbaar betoverd kon raken door het zeldzame en het mysterieuze. Hij was er verregaand van overtuigd dat zijn inzicht de waarheid en niets dan de waarheid was: de toen zeventwintigjarige van Gogh was in de zomer van 1879 daadwerkelijk in de Geuzenhoek geweest. Hij had maar liefst drie dagen en twee nachten van de Borinage naar de streek rond Oudenaarde gelopen. Zowat 57 kilometer, op zoek naar dominee Abraham van der Waeyen Pieterszen, zijn voormalige Brusselse mentor.
Verder was Tahon er van overtuigd dat dominee Pieterszen zijn poulain het uiteindelijke duwtje in de juiste richting had gegeven, waarna de 26-jarige zonderling besloot een volbloed kunstenaar te worden. Pieterszen geloofde blijkbaar als een van de weinigen in de toekomst van Vincent als zielenhoeder. Hij had hem een jaar eerder naar de Borinage gestuurd. Behalve dominee was Pieterszen ook kunstschilder, en Van Gogh had enkele van zijn eerste tekeningen meegebracht naar Korsele. Hij wilde hem koste wat het kost zijn pas gemaakte schetsen tonen. Maar toen hij aanbelde bij de pastorie, die er nog altijd staat, bleek de dominee in Brussel te zijn. Van Gogh nam de trein en bracht in Brussel enkele uren door met Pieterszen. Sterker nog: Vincent schreef in een brief aan broer Theo dat Pieterszen hem om een tekening had gevraagd. Wie weet zag Pieterszen iets in die tekening en heeft hij hem aangespoord om kunstenaar te worden.
Hoewel er geen twijfel over bestaat dat Van Gogh in Korsele is geweest, is nergens een spoor te vinden van dit korte hoofdstuk uit van Goghs leven. Het van Gogh Museum in Amsterdam is eerder terughoudend over het belang van de dominee als mentor. Het houdt graag vast aan de briefwisseling tussen de jonge Vincent en zijn broer Theo in 1882. Daarin duidt hij zijn verblijf in de Borinage in 1880 aan als het begin van zijn kunstenaarsbestaan. Het enige tastbare dat in de Geuzenhoek vandaag nog aan van Gogh is gelinkt, is de grafsteen van dominee Pieterszen.
Nuja. Dit soort verhalen, dit soort beelden over een zoektocht naar de waarheid, zijn zo zeldzaam dat, wanneer we ze tegenkomen, we ze meestal niet als zodanig herkennen. Mij namen ze alvast op sleeptouw. Deden me op zoek gaan naar antwoorden op vragen die even beklijvend als kinderlijk eenvoudig waren. Waarbij ze zijdelings de belofte trachtten waar te maken ons iets te laten zien van het jeugdige, onstuimige denken en de bijwijlen onnavolgbare gedachtegang van dappere fantasten als Vincent, Johan en Lander. Een overpeinzen dat in de eerste plaats woekert op terreinen waarop vroege kunstenaars het nog niet tot meesterschap hebben gebracht. Doorgaans voordat het oudere buikgevoel corrigerend op kan treden. Hierbij past mogelijk een snipper Mulisch, want “Als we binnenkort alle raadsels hebben opgelost, zullen we altijd nog het raadsel van de tijd overhouden. Dat zijn we namelijk zelf.” [De ontdekking van de hemel, 1992].
Het mysterie betoverde: waarom liep de jonge van Gogh helemaal van de Borinage tot in de Geuzenhoek. Zodoende zien Johan Tahon en ik elkaar vandaag terug bij het graf van Pieterszen in de Geuzenhoek. Verlangend kijken we naar het huis achter het kerkhof, de handen diep in onze jaszakken (…) Ik duw de schuifdeur open en stap het leven van Henk Lutjeharms binnen binnen, de vader van Liesbeth en vooral de achterachterkleinzoon van Abraham van der Wayen Pieterszen. De stap luidt het begin in van een wonderlijke ontdekkingstocht die mijn leven meer dan een jaar lang zal beheersen, een tocht door een familiegeschiedenis en door de Geuzenhoek, dit merkwaardige gehucht diep in de buik van België, maar vooral door het leven van Vincent van Gogh… (pagina’s 23-25)
Ik ken Lander Deweer helemaal niet, maar het lijkt mij alsof ook hij er tijdens zijn onderzoek rostvast van overtuigd is geraakt dat van Gogh zich moet hebben herkend in de innemende figuur van dominee Pieterszen. Geloof, kunstzinnigeid en engagement samengebald in één manspersoon. Die wonderbaarlijke combinatie, op dat schiermoment in zijn leven, moet op van Gogh een diepe indruk hebben gemaakt. Hierop laat de schrijver de beeldhouwer nogmaals aan het woord:
‘De wilde man, die met een groot kunsttalent werd geboren, of net als ik niet aangemoedigd werd als kind. Die mysterieuze kracht die in hem aanwezig was, overlopend van liefde, de verwondering en de passie, vooral voor de mens en de elementen. Een liefde die enkel kan gekanaliseerd worden via het ‘voelend’ schilderen, want zo was het, geen keuze, geen luxe, maar een innerlijk opgelegde missie, steeds verscholen in de illusie van de vrije wil. Ontroerend is het, net als een Christus inderdaad, op zijn manier, en zonder kerk. Eén groot gebed. Tot ziens, hartelijk, J.’ (pagina 85)
Twee gelijke zielen hebben elkaar ontmoet, orakelt de intuïtieve beeldhouwer andermaal in de achtergrond. En als de engelen zeggen kunnen: hoor, hij vraagt, dan geeft God hem antwoord. Nietwaar, Johan? Als variant op de door Multatuli gegeven definitie van een roeping ‘De roeping van de mens is mens te zijn’ zou men jullie beider roeping kunnen definiëren als: de roeping van de kunstenaar is kunstenaar te zijn. Dat wil zeggen gevolg geven aan wat men onvermijdelijk moet doen, namelijk zich bezig houden met creatieve arbeid.
Impressies van de in lompen gehulde van Gogh, die zich in de Borinage kleedde zoals de mijnwerkers rond hem, komen in me op. Zoals van Gogh toen in een schamel huisje woonde, onder de rook van de steelkoolmijnen, zo werkt Tahon meer dan honderveertig jaar later nog altijd in een nauwelijks geïsoleerd atelier met een dak zo lek als een zeef. (…) ‘Iets in me wil in het primitieve blijven hangen, tenminste in het atelier, het voelt opgelegd, alsof ik gedwongen word tot die sombere atmosfeer om in te werken.’ Op zijn vijftiende wist hij het al, instinctief. Daar moest hij naar toe (…) Met hetzelfde gevoel moet van Gogh naar de Geuzenhoek zijn vertrokken. Veel vrienden had hij niet, de mijnwerkers aan wie hij het evangelie wilde brengen zetten hem weg als gek, met zijn broers en zussen – behalve met Theo – had hij weinig contact en op de lijn met zijn ouders zat steeds meer ruis. (pagina’s 76-77)
De informatie waarover Deweer en Tahon beschikken is zeer verscheiden van aard. Je hebt historische bronnen, er zijn literaire en filmische bewerkingen rond van Goghs leven en omdat er zo weinig betrouwbare bronnen over het uitstapje zijn, voegen de twee pleitbezorgers er dan ook met graagte nog een heleboel gefabuleerd materiaal aan toe.
Vast staat dat Pieterszen sterk sociaal geëngageerd was. Het zou zeker kunnen dat hij zich over de 36 jaar jongere Vincent ontfermde, maar of hij een grote invloed heeft gehad op de ontwikkeling van de prille kunstenaar valt onmogelijk te bewijzen. Het zou dus zeker kunnen dat hij hem onder zijn vleugels heeft genomen. Als een soort van vaderfiguur. Welke van deze denkbeelden en interpretaties vallen evenwel niet ten prooi aan de arglistige verleidingen van een te uitbundige fantasie? Hoe ver kan de taal van hun verbeelding reiken? Zeker als je weet dat de enige tastbare bouwsteen die de Geuzenhoek vandaag nog aan van Gogh en zijn barre voettocht linkt, de grafsteen van dominee Pieterszen is. Niets meer en niets minder.
Deweer schreef een opvallend en zeer leesbaar boek met een paar interessante invalshoeken aangaande een gedenkwaardige fase in het leven van een man die er nooit in zou slagen om dominee te worden, maar uiteindelijk zijn religie kon uitdragen via zijn kunst. Maar er is meer. In het verhaal van de driedaagse voettocht zit een drama dat ook vandaag nog relevant is. Het boek borduurt in zekere zin verder op het romantische beeld van 'het tragische en onbegrepen genie', met wie veel kunstenaars zich maar al te graag identificeerden. De getormenteerde kunstenaar als sleutelfiguur, lichtbaken en ijkpunt.
Doorslaggevend bewijs brengt dit meeslepende boek niet aan. Ook al trachten de nakomelingen van Pieterszen een realistische brug te slaan tussen het 19e-eeuwse en het hedendaagse verhaal. Al bij al ben ik de schrijver bijzonder dankbaar dat ik met hem en Johan Tahon mee mocht wandelen naar het verbazingwekkende plattelandsdorp van de ultieme, maar ondertussen ondergesneeuwde raadgever van Monsieur Vincent.  De traagheid van het stappen maakte me bijzonder ontvankelijker voor eigen reflecties over het gebeuren. Meedenken op het ritme van het stappen: wanderlust, een oefening in loslaten.
Wegen speelden een even grote rol in van Goghs verbeelding als in zijn dagelijks leven (…) Geen verrassing dat van Gogh toen hij opgroeide in iedere weg een reis zag en een leven in iedere reis. Zijn enige volledige overgeleverde preek, gehouden in de methodistenkerk in Richmond, begon hij met een aanhaling uit psalm 119:19, ‘Ik ben een vreemdeling op aarde, verberg Uw geboden voor mij niet. Wij zijn pelgrims, ons leven is een lange wandeling, op reis van de aarde naar de hemel.’ (pagina 69)
Voor Deweers centrale stelling dat Vincents voettocht cruciaal in het leven van de latere kunstenaar is er geen staalhard bewijs, maar het gegeven is ook niet ondenkbeeldig. Het feit dat Pieterszen nadien volledig uit van Goghs leven verdween, maakt het mijns inziens weinig aannemelijk om hem een doorslaggevende rol toe te dichten. De vraag blijft of van Gogh ook zonder Pieterszen kunstenaar zou zijn geworden? Eigenlijk doet het er niet toe. Een al dan niet gefundeerd antwoord doet niks af van de waarde van deze meeslepende ode aan de zogenaamde Geuzenhoek, de enige protestantse gemeente in Vlaanderen die zich onafgebroken kon handhaven sinds de 16e eeuw.
Feit is dat van Gogh, nadat hij uiteindelijk ongeschikt werd bevonden als lekenpredikant, zich definitief richtte op het kunstenaarschap. Als schilder kon hij zijn zoektocht naar God omzetten in een zoektocht naar zelfkennis. De donkere, sombere potloodtinten uit de Borinage maken weldra plaats voor snelle, kleurrijke streken met de kwast. Zo begon zijn slechts tien jaar durende hectische kunstenaarscarrière die eindigde met een vlijmscherp scheermes en een aftandse revolver.

Benny Madalijns
Lander Deweer
Benny Madalijns
Non-fictie
Madalijns is van opleiding Leraar Beeldende Kunsten en doctor in de Archeologie & Kunstwetenschappen. Hij is schrijver van amper te publiceren verhalen over denken & doen, zoals het boek 'Ondanks alles / Malgré tout' (ASP). En schilder & collagist van zo maar wat bedenkingen van geest & gemoed. Hij is ondervoorzitter bestuursorgaan Instelling Morele Dienstverlening Vlaams-Brabant. (Foto: Jean Cosyn - VUB)
_Benny Madalijns -
Meer van Benny Madalijns

_Van zelfde auteur

_Nieuwste recensies

Bekijk alle nieuwe recensies