Svenja Flasspöhler
Fons Mariën
Non-fictie
  • 766 keer bekeken
  • minuten leestijd
  • Reacties

Waardering

10 april 2023 Sensibel
Over de grenzen van menselijke gevoeligheid
Svenja Flasspöhler, hoofdredactrice van het Duitse Philosophie Magazin, schreef met Sensibel een uiterst interessant en actueel boek. Een boek dat de lezer helpt om hedendaagse debatten, zoals over woke, beter te begrijpen. Wanneer wordt de gevoeligheid (van minderheden bijvoorbeeld) tot overgevoeligheid? En hoe zit het met de weerbaarheid van het individu tegen onrecht?
In het inleidende hoofdstuk lezen we het al: “Terwijl de ene groep zegt: jullie stellen jullie aan, jullie zijn overgevoelige ‘sneeuwvlokken’, reageert de tegenpartij met: jullie zijn kwetsend en beledigend, aan jullie woorden kleeft bloed! Deze confrontatie van frontaal tegenover elkaar staande meningen leidt tot steeds sterkere erosie van de democratische debatcultuur en een haast niet te overbruggen kloof in de maatschappij.” (p. 11) Je ziet het: het gaat in dit boek niet alleen over de (over-)gevoeligheid van individuen, maar de auteur legt ook verbanden met de maatschappelijke context. Ongetwijfeld zijn er raakpunten met de psychologie van individuen, maar evenzeer verwijst de auteur naar filosofen en sociologen om deze problematiek van ‘sensibiliteit versus weerbaarheid’ te bespreken.
“Sensibilisering van de maatschappij is ontegensprekelijk een wezenlijke factor van vooruitgang in beschaving.” (p. 19) Svenja Flasspöhler verwijst in dit verband naar het boek Het civilisatieproces (1939) van de socioloog Norbert Elias. En ze maakt een overtuigend voorbeeld met de middeleeuwer ridder Johan vergeleken met de eenentwintigste-eeuwer leraar Jan. Maar er is in onze tijd een moment gekomen dat bij sommigen de gevoeligheid is doorgeschoten naar een overgevoeligheid, die vraagt om bescherming van buitenaf, bijvoorbeeld in de vorm van safe spaces en trigger warnings. Ook het verschijnsel van de ‘sensitivity-lezers’ die termen in oudere boeken veranderen om zo de lezers te ‘beschermen’ tegen onwelgevallige woorden, ligt in dezelfde lijn. Tegenover deze individuele kwetsbaarheid bestaat het principe van de weerbaarheid. De auteur maakt dat duidelijk aan de hand van een fictief twistgesprek tussen Nietzsche en Levinas. Met de extreme uitspraak ‘wat je niet ombrengt, maakt je sterker’ is Nietzsche bij uitstek de filosoof die de weerbaarheid vooropstelde. Daartegenover staat de Franse filosoof Emmanuel Levinas, die “de denker is van de kwetsbaarheid en het onvoorwaardelijke recht op bescherming daarvan”. En: “In plaats van zwakheid te willen uitbannen, moeten we deze erkennen en elkaar beschermen.” (p. 46) Het zijn twee heel tegengestelde visies, die elk een kern van waarheid bevatten. In de rest van haar boek onderzoekt de auteur diverse aspecten van deze tegenstelling en probeert ze een dialectische oplossing te bereiken.
Ik ga hier niet in detail op elk hoofdstuk terugkomen maar het is duidelijk dat een aantal interessante kwesties aan bod komen. Svenja Flasspöhler heeft het in wat volgt onder meer over empathie en inlevingsvermogen, pijn en disciplinering, trauma’s en posttraumatische stress, taalgevoeligheid, de standpunttheorie, de kwestie van de fysieke nabijheid van individuen (en de invloed van de coronamaatregelen hierop). In verband met empathie plaatst ze denkers als David Hume en Jean-Jacques Rousseau tegenover een historisch figuur als markies De Sade, die met zijn geschriften diametraal tegenover het inlevingsvermogen staat. Interessant is ook het standpuntdenken: in hoeverre zijn we in staat ons in anderen te verplaatsen? Kan een blanke vrouw (Marieke Lucas Rijneveld) een gedicht van een zwarte spoken-word-artiest (Amanda Gorman) vertalen? Of moet de vertaling toevertrouwd worden aan enkel iemand die eenzelfde standpunt (als Amanda Gorman) deelt? Kunnen slachtoffers enkel begrepen worden door andere slachtoffers? Dit is in wezen een kennistheoretisch, zelfs ontologisch probleem. “Standpunttheorieën gaan ervan uit dat mensen uit onderdrukte groepen dieper en objectiever toegang hebben tot bepaalde levensgebieden dan mensen die geen onderdrukking hebben ondergaan.” (p. 153) In het hedendaagse woke-discours vinden we dit terug in de mate dat het slachtofferperspectief centraal staat. En de “zeven vinkjes” moeten zich bewust zijn van hun privileges en er het zwijgen toe doen. Svenja Flasspöhler pleit voor een dynamiek van verschillende standpunten om een tunnelvisie te voorkomen. Ze besluit: “Wordt daarentegen het slachtofferperspectief tot enige mogelijke toegang tot de waarheid verklaard, dan loopt men het risico zich kennistheoretisch af te sluiten.” (p. 160)
Van groot belang in de slotbeschouwing is volgens de auteur de Tocqueville-paradox, een begrip uit de sociologie. Kort samengevat: “Hoe gelijkwaardiger een samenleving is, des te gevoeliger zijn we voor nog resterende ongerechtigheid en daarmee verbonden schendingen.” (p. 193) Svenja Flasspöhler meent dat deze paradox ook van toepassing is op onze tijd “waarin enerzijds de rechten van etnische minderheden en geslachten meer gelijkgetrokken zijn, maar tegelijkertijd ook de gevoeligheid voor verschillen aanzienlijk is toegenomen.” (p .194) Het is een bedenking die zeker van groot belang is voor onze tijd en de vele debatten rond gevoeligheid en slachtofferschap in de woke-sfeer.
Tot slot pleit de auteur nog voor weerbaarheid. Ze ziet wel een rol van de samenleving weggelegd in de bescherming van kwetsbare groepen. “Maar wat een samenleving echter kan, noch mag doen, is handelen in plaats van individuen. Er komt onvermijdelijk een moment dat een mens zelf in actie moet komen en de verantwoordelijkheid moet nemen voor zijn eigen leven. Doet hij dat niet, dan blijft hij een kind.” (p. 199)

Fons Mariën
Svenja Flasspöhler
Fons Mariën
Non-fictie
Fons Mariën is auteur van 'Ik ben geen witte man. Over racisme en woke-activisme', uitgave in de reeks Kwintessens-cahiers.
_Fons Mariën Auteur
Meer van Fons Mariën

_Van zelfde auteur

_Nieuwste recensies

Bekijk alle nieuwe recensies