Danny Praet en Jan Nelis (Red.)
Karel D'huyvetters
Non-fictie
  • 48 keer bekeken
  • minuten leestijd
  • Reacties

Waardering

14 september 2024 Islam & Christendom
De aanwezigheid vandaag van de islam in Europa is onmiskenbaar, maar is zeer verschillend verdeeld over de Europese landen. Er zijn landen waar de islam van oudsher aanwezig is, zoals uiteraard Turkije en Azerbeidzjan (>95%), Albanië (80-95%), en landen waar die nauwelijks doorgedrongen is (< 1%). Daarnaast zijn er een aantal landen waar de islam zeer recentelijk verschenen is, en dat zijn vooral de West-Europese, waar die 3 tot 10% van de bevolking uitmaakt.
In totaal gaat het om 44 miljoen personen, 5% van de totale bevolking. Het loont dus de moeite om iets meer te weten te komen over die bevolkingsgroep, temeer omdat die in tegenstelling met sommige andere geneigd is om de aanzienlijk en fundamenteel verschillende culturele en religieuze eigenheid te bewaren, en dus een opvallende aanwezigheid is, die onvermijdelijk aanleiding geeft tot problemen in de samenleving.
Onze West-Europese samenleving is in essentie democratisch en gesteund op de Verlichtingsidealen van vrijheid, gelijkheid en solidariteit, wat een scheiding van Kerk en staat inhoudt. De islam is in essentie theocratisch, wat precies het tegenovergestelde is. Het is goed dat we ons terdege bewust zijn van wat onze waarden zijn, en van het feit dat dat niet de waarden van de islam zijn. We moeten ons zelfs de vraag stellen of twee zo verschillende bevolkingsgroepen wel kunnen samenleven. Dat is zeker niet het geval in de islam-wereld, nu niet en vroeger niet.
Ons democratisch model laat niet toe een bevolkingsgroep te discrimineren. Maar meer en meer wordt de vraag gesteld of een democratie de vijanden van de democratie moet toelaten deel uit te maken van de samenleving zonder zich achter de democratische principes te scharen. Onze eigen principes, opgesteld voor de aanwezigheid van de islam door immigratie spectaculair toenam in West-Europa, laten ons niet toe moslims te verhinderen te immigreren, noch hen te verplichten te integreren. Dat is een onhoudbare situatie, en wordt ook door velen zo aangevoeld.
De bundel essays in deze publicatie, die weliswaar al van 2018 dateert, heeft niets aan belang ingeboet, integendeel. Zoals in de andere publicaties van het Centrum voor de studie van christelijke tradities van de Universiteit Gent benaderen de auteurs het thema op een voorbeeldige objectief-wetenschappelijke manier. Dat is niet zozeer als vergelijkende godsdienstwetenschappers, maar vanuit hun eigen vakgebied: filosofie, geschiedenis, taalkunde, letterkunde, kunstwetenschappen. Opvallend daarbij is de manier waarop zij er allen in slagen om onderwerpen en materies die toch niet voor iedereen dagelijkse kost zijn, zo vlot toegankelijk te maken voor een ruim publiek. Ongetwijfeld heeft dat te maken met het feit dat de essays gebaseerd zijn op lezingen die gehouden werden, mede in het kader van de permanente vorming van de Gentse universiteit. Zonder uitzondering (bijna) zijn de teksten op zichzelf begrijpelijk, dat wil zeggen dat ze geen zaken vermelden die je moet gaan opzoeken voor je ze begrijpt. Waar nodig verschaft een bondige voetnoot handige toelichting, of verwijst keurig naar de bron voor een stellingname of een feitelijk gegeven.
De eerste bijdrage, van de hand van prof. Caroline Janssen, is met haar meer dan honderd bladzijden meteen een indrukwekkende entrée en matière, en bijna een boek op zichzelf, en verantwoordt aldus al volledig de aankoop. Zelden heb ik zoveel bijgeleerd, inhoudelijk en feitelijk, op een zo boeiende manier. Dit is wetenschapscommunicatie op zijn best! Aan de hand van een concrete casus, namelijk de christelijke figuren van Jezus en Maria zoals die verschijnen in de Koran en in de islam, wordt een diep inzicht geboden in het ontstaan en de essentiële kenmerken en doelstellingen van de islam. Zo wordt bijvoorbeeld de sjahada, de kernachtige ‘geloofsbelijdenis’ van de islam: ‘geen god dan God’ (Koran 3:62) verhelderend geduid als iets anders dan het gebruikelijke ‘er is geen andere God dan Allah’, wat een afwijzing van de christelijke God is.
Geconfronteerd met een chaotische godsdienstige en maatschappelijke situatie wenste Mohammed een verduidelijking te brengen van ‘het boek’, de Bijbel, in een poging om de talloze interpretaties van de openbaring te verzoenen door ze terug te brengen naar hun oorspronkelijke essentie. Het officiële christendom was toentertijd na onnoemelijk veel discussies het dogma van de triniteit toegedaan, waarbij er drie afzonderlijke goddelijke personen zijn. In de islam wordt de eenheid van God uitgedrukt in de sjahada: er is slechts één God; met andere woorden: de God van de christenen en van de joden is dezelfde God en de God van iedereen.
Dat betekende dat Jezus van Nazareth niet God kan zijn, en zijn moeder niet de goddelijke figuur die ze in het christendom werd. Het betoog van deze auteur wordt gekenmerkt door een uitzonderlijk inzicht en een uiterst genuanceerde benadering van de problematiek. Nergens is er sprake van overhaaste stellingnames, maar wordt integendeel voortdurend gewezen op evoluties in de begripsvorming en op de talloze afwijkende godsdienstige opvattingen in de drie godsdiensten van ‘het boek’. Wij zijn gewoon om het te hebben over die drie godsdiensten als monolithische, eenduidige en onveranderlijke structuren. Hier leren we dat de werkelijkheid oneindig veel complexer is, en dat de scheidingslijnen waarover zoveel geschreven en gestreden is, veel vager waren dan we in onze onwetendheid argeloos aannemen.
Van een gans andere aard is de studie over een stokpaardje van Henri Pirenne, de ‘vader van de vaderlandse geschiedenis’, namelijk de rol van de islam in de breuk tussen oudheid en middeleeuwen. Maar hoewel we een grote sprong in de tijd maken, blijft dezelfde genuanceerde benadering van kracht, en komt de nadruk te liggen op de kwestie zelf, veeleer dan op de vraag of de beroemde Pirenne nu eigenlijk gelijk had of niet.
Danny Praet wijst terecht op de onderlinge beïnvloeding van de Arabische en de christelijke wijsbegeerte. Hij heeft het dan over de reële bijdrage van de Arabische filosofie op haar hoogtepunt, maar weerlegt rustig de opvatting als zou het Westen zonder de islam geen weet hebben gehad van de Griekse filosofie. De Arabische vertalingen van de teksten van de Griekse oudheid gebeurden niet op grond van de Griekse originelen zelf, maar van christelijke vertalingen daarvan in het Syrisch, een taal die nauw aanleunt bij het Arabisch, wat latere vertalingen door moslims mogelijk maakte.
De tekst over de Derde Kruistocht is vlot vertaald uit het Engels, en is voor hedendaagse lezers een ware eye opener. Blijkbaar waren er zelfs ondanks de bloedige vijandelijkheden tussen de strijdende partijen voortdurend contacten tussen hen, zowel over hun aanzienlijke zakelijke belangen als over religieuze geschillen en vergelijkingen.
Gedurende achthonderd jaar heersten de moslims (onder meer) over het Iberische schiereiland. Die periode wordt veelal afgeschilderd als een bijna gelukzalige periode van vreedzaam samenleven van moslims, christenen en jaden. Ook dat beeld dient bijgesteld, en dat gebeurt hier op grond van de historische bronnen zelf, die een ander beeld schetsen dan het geïdealiseerde beeld in de hedendaagse Arabisch-islamitische wereld en in het Westen.
De bijdrage over de Nicolaus van Cusa (1401-1464) is fascinerend in haar nauwgezette analyse van twee belangrijke werken van deze vooraanstaande figuur in de kerkelijke politiek, theologie en filosofie. De discussie binnen het christendom over de waarheidswaarde van andere godsdiensten, inzonderheid de islam, en de mogelijkheid om ermee samen te leven wordt door hem weliswaar uitvoerig en ruimdenkend onderzocht, maar toch slagen zelfs de meest vooruitstrevende en welwillende christelijke figuren er niet in om afstand te doen van hun grote gelijk: de islam is uiteindelijk een ketterij en Mohammed een bedrieger.
Het Osmaanse rijk heeft het langste bestaan gekend in de geschiedenis; het is pas in 1923 ten onder gegaan. In een indringend onderzoek wordt de godsdienstige co-existentie nagegaan, vooral geconcentreerd op de periode 1300-1600. De vermeende verdraagzaamheid van de islam tegenover de Kerken en de gelovigen van de veroverde gebieden dient blijkbaar drastisch herbekeken. Dat is niet verwonderlijk, zoals we in onze inleiding al zeiden. In een theocratie is tolerantie een zeer relatief begrip. Het is theocraten altijd te doen om eigen wereldse macht, aanzien en rijkdom, en die wordt alleen maar kleiner als je die met anderen deelt – in tegenstelling tot kennis.
Verhelderend is ook de bijdrage over de interreligieuze situatie op de Balkan. Typisch voor de situatie in dat gebied is de relatieve ondervertegenwoordiging van de islam gedurende de vijf eeuwen van de Osmaanse overheersing: in al die tijd bleef veruit het grootste gedeelte van de bevolking orthodox-christelijk. De tolerantie van het moslimgezag tegenover die godsdienst kwam er in feite op neer dat men die Kerk inschakelde in het burgerlijke bestuur, inclusief het innen van de belastingen ten voordele van het centrale moslimgezag. Discriminatie en zelfs vervolging zijn een betere beschrijving van de werkelijke toestand.
Van Cappadocië kennen de meeste mensen weinig meer dan de vreemde rotslandschappen die toeristen lokken, laat staan dat we iets zouden afweten van de complexe en verre van vreedzame geschiedenis van vierduizend jaar van die landstreek. Ze werd achtereenvolgens ingenomen door de Grieken en de Turken. In 1923 werd in een verdrag tussen Griekenland en Turkije een massale volkerenruil overeengekomen. Meer dan een miljoen orthodoxe christenen werden gedwongen om hun eeuwenoude woonplaatsen in Turkije te verlaten en te her-emigreren naar Griekenland; 380.000 moslims moesten de omgekeerde beweging maken. Dat is slechts honderd jaar geleden gebeurd, maar wie heeft daarvan nu nog weet? Zelfs de betrokkenen blijkbaar niet meer. Het Cappadocisch als taal is zo goed als uitgestorven. Dat is trouwens een ander kenmerk van de islam: waar die godsdienst komt, verdwijnen de oorspronkelijke plaatselijke talen om plaats te maken voor het Arabisch.
Dat wordt bevestigd in het laatste essay, dat handelt over de situatie van de christenen in het Midden-Oosten en de wereld van de islam. Dat christendom in zijn oorsprongsgebied is tot op vandaag allesbehalve eenvormig, maar vertoont een grote culturele en dogmatische verscheidenheid. Het is dat gebied dat het eerst door de islam werd veroverd, en dus het langst heeft moeten proberen te overleven onder een allesoverheersend moslim-bewind. In de praktijk betekent het dat vandaag vrijwel alle christenen daar Arabischsprekend zijn, en dat hun geloofsgemeenschappen op vrij korte tijd marginaal geworden zijn, en vaak meer aanhangers tellen onder emigranten buiten hun oorspronkelijke landen.
Dit is een ongemeen belangrijk, interessant en buitengewoon boeiend boek, en een uitstekende inleiding in een problematiek die elke dag aan belang lijkt te winnen. Als we met moslims moeten samenleven, wat blijkbaar onvermijdelijk is, dan doen we er goed aan objectief kennis te maken met die nieuwkomers, en daaruit desgevallend de nodige conclusies te trekken. Ook voor de betrekkingen met de moslimwereld op wereldschaal mogen we ons niet verlaten op domme vooroordelen, noch op sluwe desinformatie. Een gedegen wetenschappelijk onderbouwde toelichting zoals we hier aantreffen, is dan voorzeker even noodzakelijk als zeldzaam.

Karel D’huyvetters
Danny Praet en Jan Nelis (Red.)
Karel D'huyvetters
Non-fictie
Karel D’huyvetters (°1946) legt zich toe op de geschiedenis van het atheïsme en het antiklerikalisme. Van hem verschenen Nederlandse vertalingen van de belangrijkste werken van Spinoza, met uitvoerige commentaren. Hij onderhoudt een website over Spinoza en een persoonlijke website.
_Karel D'huyvetters -
Meer van Karel D'huyvetters

_Van zelfde auteur

_Nieuwste recensies

Bekijk alle nieuwe recensies