Wim Jurg
Victor De Raeymaeker
Non-fictie
  • 733 keer bekeken
  • minuten leestijd
  • Reacties

Waardering

11 april 2023 Nieuw Rome
Het bijna moderne Oost-Romeinse rijk van de vijfde en zesde eeuw
Het Romeinse Rijk, met als hoofdstad Rome, maakte in de loop van de geschiedenis zo’n grote indruk dat de opeenvolgende dominante “beschavingen”, zoals Hitler die in navolging van het Romeinse Rijk een duizendjarig Rijk ging vestigen, telkens hun hoofdstad als “het nieuwe Rome” wilden omschrijven, tot en met Poetin, die recent nog Moskou als het “derde Rome” bestempelde.
Het Nieuw Rome waar Wim Jurg in de titel van dit boek naar verwijst, is Constantinopel. Deze stad heeft inderdaad, meer dan gelijk welke andere, het recht zo genoemd te worden, omdat ze ook werkelijk de hoofdstad van het Romeinse Rijk geweest is. Het Romeinse Rijk dat zich vanaf 476 voor Christus almaar uitbreidde rond de Middellandse Zee tot de Romeinen die met recht Mare Nostrum konden noemen, viel in 285 na Christus uit elkaar in twee helften, het West- en Oost-Romeinse Rijk en toen de Westelijke helft opgepeuzeld werd door een reeks binnenvallende Germaanse volksstammen, bleef het Oostelijke deel met wisselend succes wel bestaan, onder de naam van het Byzantijnse Rijk tot 1453, met Constantinopel als hoofdstad sedert 330 na Christus.
Dat het Romeinse Rijk zo’n indruk maakte, is best te begrijpen, niet alleen omdat het zo maar eventjes 2000 jaar lang bestond, een buitengewone infrastructuur aangelegd had, lange periodes van vrede kende, de Pax Romana, een baanbrekende wetgeving samenstelde en op zijn hoogtepunt een gebied besloeg dat van noord naar zuid van het midden van Schotland tot Iran liep en van oost naar west van centraal Duitsland tot het zuiden van Egypte.
Tot zover een korte, geschiedkundige opfrissing…
Het is dus vertrekkend vanuit Byzantium en Constantinopel, dat Wim Jurg ons zal meenemen op een gedetailleerde historische tocht doorheen de geschiedenis van het Oost-Romeinse Rijk, de grote stroming, het grote beeld en ook de kleine weerklank van een periode.
Gedetailleerd is het juiste woord, want er is waarschijnlijk niemand anders die deze periode kent zoals hij. Zelfs over feiten waar geen documentaire bewijzen meer van te vinden zijn, weet hij toch nog wat te vertellen. Vertellen is het juiste woord, want schrijver houdt in dit boek het midden tussen duidelijke en begrijpelijke schrijftaal en gewone taal. Zoals hij zelf zegt: “Wat ik je al vertelde”. Hij hoeft duidelijk geen notities en ik kan me hem best voorstellen zoals hij daar op zijn gemak in zijn zetel zit, benen luchtig gekruist en herinneringen ophaalt over zijn Constantinopel in de vijfde en zesde eeuw. En er nog zal tussengooien: “Dat moet een interessant koppel geweest zijn”, “Dat kon niet goed gaan tussen die twee.” (Over een keizer en zijn vrouw). “Beide partijen zegden dat de ander was begonnen". (Joden en Samaritanen). “De jonge, nieuwe koning, een liefhebber van alcohol, dronk zich nog datzelfde jaar dood.” “Het Westelijk hof was conservatiever en vond het maar niets dat een Augusta als de gelijke van een Augustus werd voorgesteld.”
Het plezier van zijn ontdekking van die periode in de 5e en 6e eeuw, na het lezen van de boeken Robert Graves, zindert nog na.
Het is inderdaad een buitengewone periode, waarin zoveel veranderde in het Romeinse Rijk, waarvan de Westelijke helft met Rome als kern en hoofdstad verkruimelt onder de druk van Germaanse volksstammen die zich daar willen komen vestigen. Onder andere omdat ze op hun beurt opgejaagd werden door de Hunnen. Eén van de verbazende aspecten is het feit dat dit gebied toch nog zo lang in de perceptie van de inwoners bleef bestaan als het Romeinse Rijk, waarschijnlijk en ook dit is een aspect dat Wim Jurg duidelijk maakt, omdat Rome buiten een kleine groep mensen rond de keizer, nooit een centraal bestuur kende maar gerund werd op een soort privébasis, zelfs tot en met het innen van belastingen. Dit in tegenstelling tot andere grote rijken zoals Irak en China. Dat gebeurt met subsidies aan stammen die over de grenzen dringen, met verdragjes, met huwelijkjes, met soms enkele schermutselingen, soms zo rommelig dat zelfs de inwoners niet juist meer weten wie nu koning of keizer is en aan elkaar moeten vragen hoe het nu weer juist zit.
Ondertussen gebeurt er wel heel veel in het Oost-Romeinse Rijk dat met vele ups en downs wel blijft bestaan en op een ogenblik zelfs op het punt staat het Westen van het Rijk, inclusief Rome, weer te veroveren.
Dat belangrijke stuk Romeinse geschiedenis brengt Wim Jurg dus weer tot leven, met grote historische schetsen en vele kleine details, anekdotes, feiten en feitjes.
De inval van de Germaanse volksstammen in het Christelijk Gemenebest rond de Middellandse Zee, de verschillende munten die geslagen worden in de verschillende delen van het Rijk, de gevreesde naam Attila, de Hunnen en waar ze vandaan kwamen, wat ze teweegbrachten, Theodosius die universiteiten sticht, Theodosius die inziet dat wetten moeten verzameld worden zodat ze onderling kunnen vergeleken worden en er orde in geschapen wordt. Die het geluk heeft dat te kunnen doen in een lange en stabiele regering. Wist je dat er een dynastie van keizerinnen was en zelfs een keizerin in Jeruzalem? Het korte verhaal van Anastasius, “één van de beste keizers die het Romeinse Rijk” gehad heeft en toch is er zo weinig over hem te vertellen, geen “sappige verhalen”, behalve dan dat hij een zwart en een blauw oog had, waardoor hij de bijnaam Piculis kreeg. Constantijn die zijn hervormingen blijft doorzetten tot hij een beter ambtenarenapparaat heeft dan de landen voor hem, dat verschrikkelijke pandemiespook dat altijd weer komt opdagen in de vorm van de Zwarte Pest, de keizer van twee termijnen, de Joodse tempel van Jeruzalem en de toch herhaaldelijk andere behandeling van de Joden, de Samaritanen, Ariadne en Anastasius. Maar dan zitten we al ruim in de zesde eeuw en het deel van het boek met het grootste soortelijk gewicht.
Dat komt omdat er over deze eeuw en over dit gehalveerd, welvarend rijk een prachtig werk hebben, geschreven door een toen levende en niet-kerkelijke geschiedschrijver. Dat laatste is belangrijk, want doorheen de geschiedenis zijn er altijd wel kroniekschrijvers geweest, maar dat waren meestal monniken of schrijvers die hun geschiedenisverhaal schreven vanuit godsdienstig, voor het Westen christelijk, standpunt en die hebben de neiging de dingen door een dwingende, alles overheersende en vervormende religieuze bril te zien.
Deze man heet Procopius, een voor die tijd buitengewoon verlicht iemand, onvermijdelijk christen, maar die toch godsdienst buiten zijn verhaal laat. Hij kreeg de klassieke Romeinse opleiding in de retorica, letteren en rechten en vooral, hij had vele van de grote gebeurtenissen waarover hij schrijft zelf meegemaakt. Van de drie boeken die we van hem kennen is er één dat een buitenbeentje is en dat hij geheimhield tot de personen waarover hij schreef niet meer leefden, zodat hij er een ongezouten beeld kon van ophangen.
Wim Jurg vertaalt natuurlijk niet gewoon het werk van Procopius maar gebruikt het, naast alles en nog wat uit zijn stevige eruditie, als een van de voornaamste bronnen waaruit hij put voor de zesde eeuw. Naast zoveel meer, zijn de voornaamste personages keizer Justinianus, “de keizer die niet van ophouden wist”, zijn vrouw Theodora, dochter van een berenverzorger in het hippodroom van Constantinopel, en over wie hardnekkige beweerd werd dat ze ooit de kost verdiende als prostituée. Justinianus ziet haar en is verliefd op haar voor de rest van zijn leven. Hij zal al het mogelijke en onmogelijke doen om met haar te kunnen trouwen en keizerin te maken. Keizerin, zoals je haar kan zien op de beroemde mozaïek in de Kerk van San Vitale in Ravenna waar ze schitterend haar entourage de kroon afsteekt met een nimbus rond haar keizerlijk hoofd. Terecht, trouwens, want ze blijkt een intelligente, sterke vrouw te zijn die grote invloed op man en rijk zal uitoefenen. Justinianus is de keizer die orde op zaken stelt, organiseert, onderwijs bevordert, vooral juridische opleiding en administratie, grote bouwwerken laat uitvoeren zoals de toen grootste kathedraal ter wereld, de prachtige Aya Sophia met de grote koepel en het uiterst populaire hippodroom in Constantinopel waar regelmatig paardenrennen plaatsvinden, de verzameling wetten van zijn voorganger verder uitbreidt en perfectioneert, investeert in een leger, niet enkel groot genoeg om de veiligheid van het land te verzekeren maar ook om het uit te breiden, liefst tot de grenzen die het ooit had. Dat zou niet kunnen als daar ook niet de fameuze generaal Belisarius was die ervoor zorgde dat er een eliteleger kwam waarmee hij amper ooit een veldslag verloor en grote delen van het vroegere Romeinse Rijk heroverde, incluis Italië met Ravenna als hoofdstad.
Het wedrennen in de hippodroom veroorzaakte een nog veel ergere gekte dan voetbal bij ons. Er vormden zich twee supportersgroepen, de Blauwen en de Groenen. Er waren heel vaak ongeregeldheden en groepen aanhangers gingen met elkaar op de vuist of er waren messengevechten. Dat gebeurde in vele steden maar vooral in Constantinopel was het geweld tussen de groenen en de blauwen in de voorgaande jaren sterk toegenomen. Eind 531 had het geleid tot een arrestatiegolf. Justinianus was op dit ogenblik eerder onpopulair omdat hij zware belastingen had moeten invoeren om de vele oorlogscampagnes te kunnen bekostigen. Men wist dat zijn vrouw Theodora supporter was van één van beide teams, de blauwen, en nu waren er toevallig veel van de “groenen” die aangehouden waren door de politie. Hun medesupporters begonnen Nika te roepen, wat zoveel als overwinning betekent en waardoor deze episode als de Nika opstand de geschiedenis zal ingaan. Ze vielen de politie aan, bevrijdden hun kameraden en staken de gebouwen in brand. De rellen werden uiterst ernstig en zelfs gevaarlijk voor de keizerlijke huishouding. De stemming in het paleis was volgens Procopius uiterst verslagen. Sommigen van de overgebleven vertrouwelingen in het paleis adviseerden Justinianus naar het paleishaventje te gaan waar schepen klaarlagen en met zoveel mogelijk mensen te vluchten. Op dat ogenblik treedt de keizerin op de voorgrond. Ze staat recht en neemt het woord.
“Misschien hoort een vrouw terughoudend te zijn tussen mannen en niet krachtig te spreken wanneer anderen bang zijn,” zou ze volgens Pocopius gezegd hebben. “Mijn mening is dat we niet moeten vluchten ook al brengt het veiligheid. Iedereen zal eens sterven maar voor wie ooit Keizer was, is vluchten onverdraaglijk. Ik wil nooit gescheiden worden van dit purper en nooit de dag beleven dat ik niet meer word aangesproken als meesteres. Als het uw wens is, Keizer, uzelf te redden, dat kan. We hebben geld, de zee is vlakbij. Wat mij betreft ik houd vast aan het oude gezegde dat koningschap een goede lijkwade is.”
Dat beëindigde de discussie. De moed was teruggekeerd en iedereen dacht alleen nog aan oplossingen. Alles draaide nu om Belisarius. Die had zijn eigen Germaanse elite soldaten bij zich, waarvan het aantal in de duizenden zou hebben gelopen. Samen met Mundus, de aanvoerder van een ander legertje, hebben ze een einde aan de opstand gemaakt. Dat ging niet gemakkelijk. De generaals drongen met hun troepen het hippodroom binnen waar de Blauwen en Groenen samen een andere keizer aan het aanstellen waren. Een groot gebrul steeg op onder de Groenen en Blauwen toen ze zagen dat ze werden ingesloten en afgemaakt: 30.000 doden.
Een week nadat alles begon, was de opstand neergeslagen. Dat is één van de scènes beschreven door Procopius en aangevuld door Wim Jurg.
Nieuw Rome klinkt soms als een lichtvoetig boek, telt slechts een 220 bladzijden, incluis illustraties plus uitleg herkomst, epiloog en een toegift, die even interessant is als de rest van het boek. Met de toelichting over de spelling en registers lijkt het alsof je een twee keer zo dik boek hebt gelezen.

Daarom dus de vijf sterretjes.

Victor De Raeymaeker
Wim Jurg
Victor De Raeymaeker
Non-fictie
-
_Victor De Raeymaeker - Recensent
Meer van Victor De Raeymaeker

_Van zelfde auteur

_Nieuwste recensies

Bekijk alle nieuwe recensies