Ronald Meeus
Benny Madalijns
Non-fictie
  • 404 keer bekeken
  • minuten leestijd
  • Reacties

Waardering

22 mei 2024 Enkel in Amerika. Een roadtrip door de mythes van de VS.
Preambule. Het is een zeldzaam mooie lenteavond en ik neurie opgelucht iets dat van ver lijkt op 'Hurricane' van Bob Dylan. Op een bankje, precies op de kruising van twee wandelwegen zit een hippie-chic geklede jongedame met blond, lang haar en een oranje Lennon-brilletje. Ze leest een boek van Jack Kerouac. Zijn roman over een ongeremd en onaangepast bestaan. Een filmische beschrijving over zich afzetten tegen gevestigde normen en waarden. 'On the Road'. Het verhaal van Sal Paradise en zijn aan alcohol, seks, drugs en muziek verslaafde vriend Dean Moriarty, die kriskras door de States reizen.
Binnensmonds prevel ik een van zijn lijfspreuken:
Should I be eighty years old, hobbling along the street on crutches, and should a policeman suddenly reach out for me, I know I’d drop the crutches and run like a deer (Jack Kerouac, On the Road, 1976:104) 

Enfin. Ik ga naast haar op het bankje zitten en sla Ronald Meeus’ boek, Enkel in Amerika. Een roadtrip door de mythes van de VS, open. Opeens merk ik dat mijn alleraardigste buurvrouw vanuit haar ooghoeken inspecteert wat ik aan het lezen ben en ik stuur haar een knipoogje. Samen een stralend boek delen. Delen maakt gelukkig en stralen doe je nooit teveel. Toch?
Meeus’ ultieme ode aan Kerouac & zovele anderen, dat hij me enkele weken geleden cadeau deed getuigt van zoveel meer wijsheid, is zoveel meer doortrokken van toevallige en daardoor niet zelden verborgen schoonheid én de hierbij aangrenzende levenslust dan al de andere boeken, die ik sindsdien toegzonden kreeg, samen.
Misschien dat ik daar wel de kracht uit put om binnenkort nog een keertje zelf naar de grote  landmassa, die op het westelijk halfrond ten oosten van de Grote Oceaan en ten westen van de Atlantische Oceaan ligt, te hossen. Ook al staan grote delen van de wereld vandaag een ietsiepietsie in brand en is het ook daar, naar ze zeggen, kantje boordje…
Maar nu ter zake. Amerika voelt als het tweede thuisland voor schrijver en journalist Ronald Meeus. Niet gek als je bedenkt dat hij er de voorbije vijfentwintig jaar al zo’n vijftigtal keer naar toe reisde. Beroepsgebonden, met steden als New York, Los Angeles, San Francisco, Seattle, Orlando, Chicago en Las Vegas onder zijn zolen. Ervaringen van gekist beton genoeg, maar nooit had hij het gevoel dat hij het land effectief had bereisd. Daarvoor was een roadtrip nodig, dichter bij het stof, het asfalt, de vlaktes, rotsen, bergen, woestijnen en, naarmate hij verder westwaarts stoof, de steeds feller brandende zon. (pagina 13)
Een reis die een kwarteeuw lang in de maak is geweest in zijn hoofd. Gewoon om te weten waarom deze pronte natie hem al levenslang zo fascineert – nee, verbijstert. Tienduizend kilometer in drie weken tijd, ongeveer één Amerikaanse staat per dag. It has to be done!
De wezenlijke kracht van Meeus vertelsels is dat ze fragmentarisch zijn; zonder dat ze gemakzuchtig of onaf overkomen. De draagwijdte en de deugdelijkheid van zijn vertellingen lees je dikwijls al in zijn ambachtelijke openingszinnen. Ze blijven op een prettige manier plakken en verbinden een welbepaald gevoel van een herkenning met een eerder onbestemd idee van vervreemding. Een gewaarwording die je als lezer denkbaar zelf moeilijk onder woorden had kunnen brengen. Enkele voorbeelden die mij alvast overtuigden van de kracht van zijn schrijverij:

Heil de Amerikaan. Heil zijn unieke huismerk van vrijheid, dat hij met groot succes aan de wereld sleet. (pagina 21)
Dat getal vijftig, het schettert in mijn oor als een schoolbel op een vrijdagnamiddag. Einde van de laatste speeltijd. (pagina 29)
In Albuquerque kopen we cowboyhoeden. Geen speciaal idee waarom, maar we vonden dat we ze nodig hadden. (pagina 185)
De koude schiethal geurt naar solfer, alsof we in het voorgeborgte van het schimmenrijk zijn en er hier zo dadelijk een tros saters ons, met korte prikjes van hun drietanden, door een volgende automatische deur zullen porren, recht de likkende vlammen van het inferno in. (pagina 195)
Meeus’ first cut is simply the deepest, right? Wat anders te denken van de onweerstaanbare eerste zinnen van het hoofdstuk Las Vegas, Nevada. Stad zonder schaamte op bladzijde 227:

Ook op een dinsdagavond openbaart Fremont Street zijn gewoonlijke eclectische mix van verloren zielen aan de wereld. Weirdo’s, bedriegers, rijke mannen die hun plastisch bijgerekte trophy wives komen showen, schooiers, hoeren, zwervers, ouwe vrijsters, zatlappen, gedrogeerden, vieze tisten, lui die hun kleine kinderen met zo’n furie haten dat ze hen meenemen naar deze overdaad van licht en lawaai, bedremmelde verschoppelingen, Elvis-, jezus- en Donald Trump-imitators, mannen die seks zoeken, vrouwen die seks zoeken …
In dit soort binnenkomers komt het uitgesproken vakmanschap van Meeus mijns inziens duidelijk en overtuigend naar voren: heel subtiel geeft hij zijn lezers stante pede de vrijheid om zelf mee af te tasten waar het op een bepaald moment zoal om draait. Zijn toon is bijwijlen nuchter en registrerend, maar steeds weer zijn die aantrekkelijke schilderingen zoveel meer dan simpele, weliswaar keurig geschreven registraties van dagelijkse taferelen. Alle handelingen, feitelijk beschreven ruimtes en gesprekken, hoe eenvoudig ook, geven het geheel een onmiskenbare spanning. Zijn beschrijvingen zijn nooit te buitensporig, nooit té kaal, nooit té kort. Hij weet een strakke stijl en perfect gedoseerde achtergrondinformatie te mixen tot een markant en indringend geheel.
De beste manier om het Amerikaanse volk te omschrijven? Kijk en aanhoor dan in pakweg Saint Louis, Missouri gewoon naar een paar van hun meest geliefde totems: de muscle cars. De Dodge Chargers, Chevy Camaro’s, Ford Mustangs met opvallende gelijkenissen in hun ontwerp, zoals een rechte vertikale kont, een lange, afgeronde snuit en wielen met dikke banden die diep in het koetswerk zitten: (…) Het is een volk van obsessieve redenaars: hun verstand ligt op hun tong. Indruk maken, een vermoeiend getimmer aan de weg, zowel fysiek als verbaal, is hier een nationale bezigheid. De aankoop van zo’n krachtige wagen ligt perfect in het verlengde daarvan, zeker bij kortopgeleide Amerikanen: allemaal overbluffing (pagina 124).
En ook als een verhaal is afgelopen, blijft het vaak onduidelijk of hij en zijn geliefde zich op een kantelmoment in hun leven bevinden, of kregen we misschien alleen een fragment te zien van hun traag voortkabbelende bestaan? Zo eindigt eindigt het hoofdstuk Grand Canyon West, Arizona. Cowboys en indianen plusminus als volgt: (…) Om zes uur zetten we koffie in twee kartonen bekers die bij de koffiemachine op onze kamer staan en gaan we op het houten bankje van het portaal zitten. Hier deden we het dus allemaal voor. De zon die met toenemende intensiteit boven de westelijke rand van de Grand Canyon gloort, biedt een louterend, nietigmakend vergezicht, al miljoenen jaren lang ieder dag hetzelfde, ook al in tijden van ver voordat de mens over de planeet huppelde. Het is een panorama uit een tijd voor de tijd, zoals in die indianenlegendes. Wanneer we een nieuwsgierige coyote tot op een meter of twintig van ons hutje zien naderen, voelen we eventjes alsof we zelf in zo’n wonderlijke vertelling zijn terechtgekomen. (pagina 223)
Je kan van de ene plek naar de andere reizen, maar je kan ook doorheen de tijd reizen. From Dusk Till Dawn. Dwars doorheen de barsten van de American Dream: de scheuren, de conflicten, de ongelijkheid en maatschappelijke achteruitgang. De achterkant van de Amerikaanse Droom, zeg maar. Ook die knelpunten, waar het land de laatste jaren tegenaan loopt, legt Meeus op een haast dichterlijke maar indringende manier uit na een tochtje langsheen de Niagra Falls, New York: (…) De politiesirenes die we hier straks de hele nacht op straat zullen horen, liegen er niet om. Maar de vuile smaak in onze mond komt van iets anders: de aanblik van de tientallen onder bankbeslag staande woningen die we na onze wandeling langsheen de watervallen zijn tegengekomen op Rainbow Boulevard, op de terugweg van ons logement voor de nacht; deuren en ramen dichtgetimmerd met houten plakkaten, luie kwaaie graffiti, woekerplanten, loszittende dakleien, een verroest driewielertje in overgroeid gras. (pagina 58)
Tot slot nog dit. Op het vliegveld van Atlanta, waar ik - in onze eigenste Long, Hot Summer van ‘76 - moest overstappen voor Miami Airport, zie ik plots een puisterige man met een gouden pilotenbril met als enige bagage een kaduuk instrumentenkoffertje. Hij opent het verlepte hebbeding en tovert een stralende altsaxofoon tevoorschijn. Hij zet het instrument aan zijn mond, speelt en kan niet meer ophouden. De gedempte, fluwelige maar sonore sound van zijn sax is zo saillant dat hij voorgoed in mijn geheugen werd gegrift. Dit is zoveel meer dan muzikaal behang dat je afleidt van wat je wilt horen en zeggen. Hij speelt als een volleerd solist. Ik sta er versteld van. Dit is duidelijk niet zo maar een of andere excentrieke Midwester die leerde spelen op een fout gestemd prulletje van twee keer niets. Hij zong de melodie Here’s the story of the Hurricane met een zeldzame gevoeligheid, waardoor ik op staande voet van het nummer ging houden.
De song klinkt ook vandaag nog als een krabbenmand vol gecementeerde schuld en boete, maar dat geeft niet. Ik sluit dus alvast mijn ogen en zie me rondscheuren over door een of andere god verlaten zoutvlaktes in een roestig witte slee. Of nog beter, samen met schrijver en journalist Ronald Meeus, een naar eigen zeggen twee meter lange buitenlander die Engels spreekt met een vreemdsoortig palataal accent en zijn Grote Liefde (graag met Grote G, grote L), in hun potige Ford Expedition-huurwagen, die ze passend Commanche hadden gegeven. A Horse With A Particular Name. Like A Hurricane. Lekker wild al die andere rebels with a cause achterna.
Ik ben Willems Uitgevers dan ook bijzonder dankbaar voor deze schitterende uitgave, die ik bijgevolg graag 5 kloeke sterren meegeef. Ik las het alvast, op het bankje, in een ruk uit, soms met het schaamrood op mijn kaken. Want de jongedame met blond, lang haar en een oranje Lennon-brilletje las de hele tijd over mijn schouder met me mee.

Benny Madalijns
Ronald Meeus
Benny Madalijns
Non-fictie
Madalijns is van opleiding Leraar Beeldende Kunsten en doctor in de Archeologie & Kunstwetenschappen. Hij is schrijver van amper te publiceren verhalen over denken & doen, zoals het boek 'Ondanks alles / Malgré tout' (ASP). En schilder & collagist van zo maar wat bedenkingen van geest & gemoed. (Foto: Jean Cosyn - VUB)
_Benny Madalijns -
Meer van Benny Madalijns

_Van zelfde auteur

_Nieuwste recensies

Bekijk alle nieuwe recensies