Frank Tallis
Benny Madalijns
Non-fictie
  • 80 keer bekeken
  • minuten leestijd
  • Reacties

Waardering

30 augustus 2024 Freud, Wenen en de ontdekking van de moderne geest
Na voortdurende aansporingen van zijn Britse redacteur besloot auteur, klinisch psycholoog, psychotherapeut en dwangneurosespecialist Frank Tallis uiteindelijk alsnog een boek te schrijven over de fascinerende denkwereld en erfenis van ‘grote roerganger’ Sigmund Freud (1856-1939). Een welvoorziene maatltijd die hij vervolgens nog wat aandikte met royale porties biografische gegevens en cultuurhistorische beschouwingen.
Ondanks zijn tekortkomingen, en die waren talrijk, schrijft Tallis, blijft Freud diegene die voor hem het dichtst het idee van een moderne magiër benadert. Er zijn geen vergelijkbare figuren die hem werkelijk zouden kunnen vervangen, geen huichelaars en ook geen geloofwaardige opvolgers, geen concurrenten die zo’n grote en wijdverbreide invloed hebben gehad. Hij is uniek en als zodanig is hij onmisbaar, beweert Tallis.
Mentale stoornissen, ‘de zenuwen meneer!’, leken wel dé mode in het Wenen van die tijd, toen nog de hoofdstad van een immens rijk, en vergeven van denkers en kunstenaars allerhande. De stad kende zowaar het hoogste zelfmoordcijfer van alle Europese metropolen. De Romantiek ijlde nog na en leidde tot een vrij lugubere houding, want zelfs van de dood werd nog theater gemaakt.
Na de ondergang van het Oostenrijks-Hongaarse keizerrijk in 1918 zag Freud de algemene stemming alleen nog maar donkerder worden. Waar populistische politici en techniekfanaten de mensen de prachtigste toekomsten voorspiegelden, voorspelde de Weense zenuwarts al gauw samenlevingen vol ongemak, rusteloosheid, malaise en ontevredenheid. Nosferatu, eine Symphonie des Grauens, zat er als het ware reeds aan te komen.
Een van de kernboodschappen van Tallis is dat de figuur van Freud niet los valt te zien van zijn omgeving. Wenen beïnvloedde Freud en Freud beïnvloedde op zijn beurt de stad. Tot op vandaag, schrijft hij, wordt Wenen niet zelden aangeduid als de stad van dromen vanwege de associatie met Freud en zijn meesterwerk, Traumdeutung.
Freuds roem inspireerde hem bijgevolg om de gouden tijd van Wenen te bekijken door een freudiaans gekleurde lens. Het is immers vrijwel onmogelijk om zich voor te stellen dat de ontdekking van de psychoanalyse ergens anders dan daar had kunnen plaatsvinden. Nergens had Sigmunds zogeheten ‘praatkuur’ een vruchtbaardere voedingsbodem kunnen vinden dan in het Wenen van het fin-de-siècle, dé ultieme verloskamer van de enig echte moderne geest.
Een van de taaiste mythes over Freud, een mythe die hij zelf heeft geconstrueerd nota bene, is dat hij de psychoanalyse in isolement heeft ontwikkeld en dat zijn meest creatieve jaren zijn jaren in de woestijn waren. In werkelijkheid had hij in deze periode veel bevriende collega’s en medewerkers binnen zijn intellectuele kring, werden zijn publicaties over het algemeen welwillend ontvangen en gaf hij colleges en lezingen aan de universiteit en in een Joodse loge waar hij een graag geziene gast was.
Vergeet echter niet, goede lezer, dat hij die zefbenoemde jaren in de woestijn doorbracht in een van de meest betoverende en intellectueel opwindende hoofdsteden van de wereld. De auteur schetst ons in aanvang een ogenschijnlijke autoritaire staat waarin antisemitisme, pangermanisme en occultisme aan de orde van de dag waren. Maar niet getreurd, Wenen was van 1890 tot 1915 ook een sprankelend baken van de Verlichting. Aangevuurd door een ongekend aantal intellectuelen van wereldklasse, die er samenwoonden op slechts enkele vierkante kilometers.
Ze ontmoetten elkaar en wisselden ideeën uit in de sindsdien beroemde koffiehuizen. De liberaal, artistieke samenleving vond er haar ultieme bindmiddel in de onderlinge artistieke, filosofische en wetenschappelijke broederschap. Scheikundigen en violisten, romanschrijvers en biologen, theaterdirecteuren en wiskundigen deelden er met genoegen dezelfde tafels. De stijlvolle en trendy etablissementen waren stuk voor stuk intellectuele smeltkroezen, en algemeen wordt aangenomen dat de aldaar ten uitvoer gebrachte uitwisseling van ideeën tussen de meest uiteenlopende disciplines dé voortstuwende kracht bij uitstek was van het Weense succes.
Op de keper beschouwd was er naast Freuds psychoanalyse immers ook nog Wittgensteins taalfilosofie, de functionele bouwstijl van Loos, de twaalftoonstechniek van Schönberg, de schilderkunsten van Schiele, Kokoschka of Klimt én natuurlijk de literatuur van Musil en Zweig. Maar ook het genootschapsleven tierde er welig. Zo waren de obscure clubjes die séances hielden met overledenen en nogal wat vrijmetselaarsloges er immens populair.
Enfin. De Eerste Wereldoorlog maakte een abrupt eind aan de culturele suprematie van de grootstad. Toch bleven veel van de meest begaafde denkers en kunstenaars uit de stad tot ver in de twintigste eeuw actief. Het baken van het Weense genie bleef schijnen, vooral in Amerika, waar vele intellectuelen naartoe emigreerden tijdens het interbellum.
Ondanks de korte duur ervan oefende de glorietijd van Wenen derhalve een grote invloed uit op de loop van de geschiedenis. De jonge Adolf Hitler kwam er voor het eerst in contact met wat de beginselen van het nationaalsocialisme zouden worden, en Theodor Herzl, de vader van het moderne politieke zionisme, verkondigde er voor het eerst dat een joodse staat gevestigd moest worden in Palestina.
Wie auch immer, zurück zu Doktor Freud.
Die was er zijn carrière begonnen in een laboratorium met het bestuderen van zenuwcellen voordat hij neuroloog werd en later zijn befaamde psychoanalyse ontwikkelde. Vergeleken met zijn tijdgenoten was hij veruit de meest ambitieuze theoreticus, met misschien als enige uitzondering de Franse filosoof en psycholoog Pierre Janet. Freud integreerde de Franse psychopathologie, de Duitse psychofysica en seksuologie tot een flexibel model van de menselijke geest dat een enorme verklarende kracht bezit.
Op termijn wees het kompas van de psychoanalyse veel verder dan puur medische aangelegenheden. Freuds zogenaamde neue Wissenschaft verschafte, naar eigen zeggen, versbakken en bijzonder originele inzichten in de kunst, in de speculatieve prehistorie en in de religie.
Komt dat zien! Want, weerom naar eigen zeggen, kan de psychoanalyse zoveel veel meer verklaren dan enkel hysterie en neurose. Ze kan liefde verklaren, begeerte, dromen, geestverschijningen, geweld, literatuur en zelfs het gedrag van ganse mensenmassa’s. Men kan het zelfs gebruiken om naar de geesten te speuren van reeds lang overleden creatieve genieën, zoals Leonardo da Vinci en Michelangelo. Hier past enkel de gevleugelde uitdrukking: nou moe! Toch?
In de jaren twintig van de vorige eeuw stelde Freud bovendien dat de psychoanalyse geen medische specialiteit is. Hij vreesde dat psychoanalyse uitsluitend gezien zou worden als een behandelmethode, terwijl hij ervan overtuigd was geraakt dat hij stap voor stap iets had ontdekt dat meer leek op een ware wereldvisie. Zijn klinische werk was slechts een beginpunt geweest, een eerste toegang tot de geest, die uiteindelijk zou leiden tot belangrijke niet-medische ontdekkingen.
Zodoende vergeleek Freud de psychoanalyse met graagte met elektriciteit. Elektriciteit wordt gebruikt in ziekenhuizen, bijvoorbeeld om röntgenfoto’s te maken, zo beweerde hij, maar elektriciteit valt niet onder de hoofding medisch. Want elektriciteit laat tegelijk radio’s spelen, trams rijden en straatlantarens branden. Het verschaffen van energie aan ziekenhuizen behoort slechts tot de vele manieren waarop ze daadwerkelijk gebruikt kan worden. Vraag is en blijft echter of Freuds analogie met elektriciteit kan opgaan voor alle vormen van psychotherapie? Wie daarop ‘het kan verkeren’ zegt, denkt er automatisch ‘zei Bredero’ bij en ziezo, die klus is zo klaar als de even spreekwoordelijke Kees.
Logischerwijs is Tallis geen nestbevuiler, iemand die onverbloemd kwaadspreekt over de eigen groep. Volgens de auteur is de psychotherapie, opgevat als een samenhangend geheel van kennis, wat betreft ambitie, reikwijdte en relevantie, gewoonweg de gelijke van welke andere traditie van geleerdheid dan ook. Niettemin wordt dat zelden zo gezien. In plaats daarvan zijn we geneigd, schrijft hij, er slechts in de nauwste betekenis over te denken: als een behandeling van geestelijke aandoeningen, van zenuwziekten. Hoewel de klinische herkomst van de psychotherapie belangrijk is, heeft de intellectuele erfenis ervan een veel bredere betekenis. De psychotherapie biedt oorspronkelijke visies en perspectieven op de grote vragen, de vragen die meestal worden toevertrouwd aan filosofen en godsdienstgeleerden: Wie ben ik? Waarom ben ik hier? Hoe moet ik leven? Zeg dat Tallis het gezegd heeft.
Bovendien kunnen ideeën die door psychotherapeuten ontwikkeld zijn, kunnen gebruikt worden om mentale aandoeningen te behandelen, maar ze kunnen ook gebruikt worden om te laten zien hoe de menselijke geest functioneert, hoe geesten van mensen zich tot elkaar verhouden en hoe ze functioneren binnen culturen. En, het kan natuurlijk nog spectaculairder, nog verbluffender, nog schokkender, nog melodramatischer, nog geruchtmakender, nog opzienbarender.
Met dank aan de frivole bedenksels van Freud uiteraard.
Die had meermaals de neiging om door te schieten en gaf zich dan ook geregeld over aan wilde speculatie, bijvoorbeeld als het ging om de inferioriteit van de vrouw en haar naargeestige penisnijd. In de overtuiging dat hij fundamentele waarheden aan het ontdekken was, maakte hij zich minder zorgen over de kwaliteit van zijn bewijsmateriaal. Zo duidde over ratten praten al gauw op het verlangen naar anale seks. Belangrijk om weten is dat hij voor dit soort associaties natuurlijk geen enkele onderbouw of bewijsvoering had. Punt andere lijn.
Bovendien leende hij in zijn analyses met graagte beproefde technieken uit de kunsten, met name van dichters en schrijvers. De manier waarop romanciers als Fjodor Dostojevski, Arthur Schnitzler of Stefan Zweig het innerlijk van hun personages beschreven inspireerde hem wonderwel bij het beschrijven van patiëntenlevens. Uiteindelijk werd het een soort van tweerichtingsverkeer: tal van kunstenaars speelden op hun beurt weer leentjebuur bij de psychoanalyticus.
Ook de klassieke literatuur (denk aan het door hem gemunte Oedipuscomplex) en de archeologie beïnvloedden Freud. Hij bezat een immense verzameling van Griekse, Romeinse en Egyptische antiquiteiten en had meer boeken over archeologie dan over psychologie gelezen. De graver in de geest bleek geobsedeerd door het graven in het verre verleden. Aan het einde van zijn leven leek Freud wel de curator van een privémuseum. Hij bezat ruim tweeduizend artefacten uit de oudheid, waaronder zo’n twintig fallussen. Na de crematie van zijn stoffelijk overschot op 26 september 1939 kreeg de as een plekje in zijn favoriete, 2300 jaar oude Griekse urn. Noblesse oblige, nietwaar.
De freudiaanse psychoanalyse is dan ook de beroemdste en meest gevestigde vorm van psychotherapie. Ach, we kennen allemaal het cliché: een bebaarde therapeut zit achter een liggende patiënt. Maar dit populaire beeld van freudiaanse psychotherapie is feitelijk misleidend, schrijft Tallis. Want het suggereert dat psychoanalyse steeds een en hetzelfde is en geen ontwikkeling kent. In werkelijkheid was Freud echter voortdurend bezig de psychoanalyse te herzien en is die zich ook blijven ontwikkelen na zijn dood.
Vanaf de tijd van Freud is de geschiedenis van de psychotherapie gekenmerkt door voortdurend debat en aanhoudende onenigheid. Er is altijd animositeit geweest tussen en binnen scholen, waardoor soms een indruk van fragmentatie is ontstaan. Er lijkt dan amper sprake te zijn van een ‘traditie’ die geraadpleegd kan worden. Sterker nog, de hele psychoanalyse werd afgedaan als een pseudowetenschap, volgens Karl Popper was zij een niet te falsificeren mythologische constructie. Het wetenschappelijk gehalte van Freuds ideeën bleek plots bijzonder kwestieus.
Na de jaren 1950 werd de psychoanalyse verworpen door de meederheid van de gevestigde wetenschappers. Ze betoogden dat de praktijken niet empirisch waren en niet vatbaar voor falsificatie. Op zijn best was het een pseudowetenschap, en op zijn slechtst een applicatie die vergelijkbaar was met het voorspellen van de toekomst. Hocus pocus pas dus.
Vanaf de jaren 1970 werd met behulp van archiefonderzoek aangetoond dat Freud als persoon veel meer gebreken en tekortkomingen vertoonde dan zijn hagiografen ooit hadden gesuggereerd. Maar sinds de Amerikaanse bioloog Robert Trivers in 1976 een evolutionair argument ontwierp om het idee van het onbewuste te rechtvaardigen werd de wetenschappelijke rehabilitatie van Freud schoorvoetend ingezet. Plots werden nogal wat freudiaanse concepten als pakweg innerlijk conflict en repressie vanuit evolutionair perspectief in positieve zin geherwaardeerd. Charles Darwin revisited?
Finaal citeert Tallis de Frans-Britse geneeskundige en seksuoloog Havelock Ellis die zei dat Freud zijn argumenten wel aan een erg dunne draad reeg. Maar dat hij er altijd wel een paar parels tussenvoegde. De draad is geknapt, constateert Tallis, maar we zouden onszelf als individuen en als cultuur ernstig tekortdoen als we de parels niet zouden oprapen.
Tot slot nog dit.
Frank Tallis woont en werkt in Londen en is naast schrijver ook een expert op het gebied van obsessies en dwangneuroses. In 2000 won hij de New London Writers Award. Met dit boek wilde hij tegelijk een biografie schrijven, de belangrijkste ideeën van de psychoanalyse bespreken, ze vervolgens in hun historische context plaatsen en daarenboven aantonen hoe de leer van Freud ons tot op de dag van vandaag beïnvloedt. Niet eenvoudig, als je het mij vraagt. Of hij daarin geslaagd is weet ik niet, maar het boek deed wel wat de titel me aanvankelijk beloofde: het kronkelde ogenschijnlijk lukraak doorheen Wenen, het maakte daarop slingerende bochten rondom Sigismund Schlomo Freud, de grondlegger van de psychoanalyse uit Oostenrijk-Hongarije en het tekende aansluitend een resem heel sierlijke krullen rondom zijn verschillende onderzoeksterreinen. Zowaar een leuk boek om te lezen op een Weens terrasje in de avondzon bij het savoureren van een Franziskaner cappuccino met slagroom en chocoladevlokken. Niets meer en ook niets minder.
Want Tallis’ benadering heeft mijns inziens zelf veel weg van de befaamde praatkuren waar zijn eigenste magister primus inter paris groot mee werd. Triviale anekdotes als ‘Freud was nauwgezet over zijn uiterlijk en bezocht elke dag de kapper’ doen rijmen met wat meer wezenlijke karakteranalyses is echter niet steeds even evident. Dat komt ervan als je tegelijk kritisch en bewonderaar van je hoofdrolspeler wil zijn.

Vrije associatie: eigen schuld, dikke bult. Nu is het  eenvoudigweg aan jullie om daar eventueel een patroon of verklaring in te ontdekken. Machen Sie Ihre Wetten!

Benny Madalijns
Vertaald uit het Engels door Ton Zwaan

Dit boek werd eveneens gerecenseerd door Paul Van Aelst.
Frank Tallis
Benny Madalijns
Non-fictie
Madalijns is van opleiding Leraar Beeldende Kunsten en doctor in de Archeologie & Kunstwetenschappen. Hij is schrijver van amper te publiceren verhalen over denken & doen, zoals het boek 'Ondanks alles / Malgré tout' (ASP). En schilder & collagist van zo maar wat bedenkingen van geest & gemoed. (Foto: Jean Cosyn - VUB)
_Benny Madalijns -
Meer van Benny Madalijns

_Van zelfde auteur

_Nieuwste recensies

Bekijk alle nieuwe recensies