Ray Monk
Benny Madalijns
Non-fictie
  • 184 keer bekeken
  • minuten leestijd
  • Reacties

Waardering

26 augustus 2024 Ludwig Wittgenstein. Een biografie
De in 1957 geboren Ray Monk is hoogleraar filosofie aan de universiteit van Southampton. Voor zijn nauwgezette, verhelderende en bovenal zeer monumentale Wittgenstein-biografie won hij doorheen de jaren twee prestigieuze prijzen. Dit boek is een heruitgave van het in 2012 verschenen werk, Ludwig Wittgenstein: Portret van een gekwelde ziel. Jaren lang was Wittgenstein niet verkrijgbaar, tenzij antiquarisch, terwijl de hoofdrolspeler zowat overal geldt als de belangrijkste filosoof van de laatste honderd jaar.
Een gekwelde ziel? Beklagenswaardig? Deerniswekkend? Smartelijk? Moeilijk te vatten en vrij onbescheiden was hij alleszins wel. In zijn Tractatus logico-philosophicus, voor het eerst verschenen in 1921, schrijft de denker dat hij alle wijsgerige problemen voor eens voor altijd heeft opgelost. De verhandeling bestaat slechts uit een aantal genummerde stellingen over taal, denken en de werkelijkheid en werd bij publicatie vrijwel ogenblikkelijk als klassieker herkend.
Wittgensteins ongenaakbare uitgangsvisioen geldt nog steeds als een van de belangrijkste filosofische werken van de twintigste eeuw. Een kristallijnen abstractie, waarin logica, dichterlijkheid, ethiek en mystiek allemaal bijdroegen tot het scheppen van een welhaast meedogenloze visie, verkondigd met de vaste overtuiging die alleen een jong mens durft te etaleren. Wittgenstein was immers amper 32 toen hij het klusje klaarde. Uit Monks biografie blijkt hoezeer Wittgensteins filosofie verweven was met zijn leven.
Vraag der vragen: heeft Monk de definitieve biografie geschreven over Herr Ludwig Wittgenstein, de joods Oostenrijks-Britse filosoof die ontzettend veel heeft bijgedragen aan de taalfilosofie en aan de grondvesten van de logica, de filosofie van de wiskunde en de filosofie van de geest?
Vrij onaanzienlijk antwoord: ik weet het niet, maar deze levensbeschrijving is mijns inziens zeer zeker de ideale startplaats bij uitstek voor iedereen die zich in Wittgenstein (de persoon én zijn denkbeelden) wil verdiepen. Monks en zijn monnikenwerk vallen bijgevolg nauwelijks te overtreffen. De hoogleraar slash onderzoeker vond zelfs de tijd om Wittgensteins minder bekende, maar zeker niet minder radicale, analyses en toetsingen aan te stippen, zoals zijn latere reflecties over de wiskunde.
Nu ja. Wittgenstein was blijkbaar een bijzonder moeilijk man met een zeer dwingende, onbuigzame en ronduit dominerende persoonlijkheid. Monks boek staat bol van de beschrijvingen van uitzonderlijk stroeve ontmoetingen, schetst een omvattend en grondig gedocumenteerde voorstelling van het leven van Wittgensteins denken en doen en de invloed die niet alleen zijn genie maar ook zijn temperament had op al wie met hem in aanraking kwam. En dat waren nu eenmaal niet de minsten: Bertrand Russel, George Edward Moore en John Maynard Keynes om er maar een paar te vermelden. Die laatste zou in een brief aan zijn vrouw in 1929 Wittgenstein zelfs als god omschrijven die teruggekeerd was naar Cambridge.
Keynes omschrijving was zeker niet ironisch bedoeld, op enkele jaren tijd had Wittgenstein zich immers als een waar filosofisch genie getoond dat volgens Russel zelfs de volgende stap in de filosofie zou betekenen.
Toen hij zich tijdens zijn studie als aeronautisch ingenieur in Charlottenburg en daarna in Manchester steeds meer in wiskundige vraagstukken en logica begon te interesseren, besloot hij filosofie te studeren. De bekende logicus Gotlobb Frege, de man van het conceptuele realisme, raadde hem aan om les te volgen bij Bertrand Russell. In 1911 arriveerde hij in Cambridge, waar hij zich al snel in de kijker wist te werken door zijn niet-aflatende vragen en aparte persoonlijkheid. Russell, die in deze periode samen met Whitehead de laatste hand legde aan het driedelige Principia Mathematica, voelde zich intellectueel uitgeput en zag in Wittgenstein zijn enige echte opvolger.
Het maakte van Wittgenstein een rijzende ster binnen Cambridges intellectuele maar ook pretentieuze elite zoals vormgegeven door de besloten kring Apostles. Hoewel ze Wittgenstein maar al te graag tot hun club wilden toelaten, voelde die weinig voor de studentikoze sfeer ervan. Hij focuste liever op filosofische vraagstukken, al zou hij in deze periode ook een diepe en waarschijnlijk zelfs romantische relatie beginnen met David Pinsent, een andere Apostle-adept die door hen echter te licht werd bevonden.
Afijn. Wat die diep gevoelde en ingespannen relatie met Bertrand Russell betreft. Wel, Wittgenstein was zó leergierig dat hij zijn latere leermeester zowat begon te stalken, waarop deze ondermeer noteerde:
“Mijn Duitse vriend dreigt een plaag te worden, hij kwam na het college met mij mee & discussieerde tot etenstijd - hardnekkig & halsstarrig, maar ik geloof niet dom.” (pagina 67)
“Hij zei dat de vrouwelijke studenten aan de universiteit van Manchester de hele tijd met de professoren flirtten. Dat vond hij walgelijk – zoals hij trouwens een afkeer heeft van alle halve maatregelen en alles afkeurt dat niet dodelijk ernstig is.” (pagina’s 104-105)
Het ronduit plompe van dergelijke wittgensteiniaanse manifestaties duidden niet op een kwaadaardig karakter, ze vloeiden volgens de biograaf zeer zeker voort uit zijn compromisloosheid. Hij had namelijk een missie. Monk is ervan overtuigd dat zijn enige manier van leven, die voor hem de moeite waard was, nu eenmaal in dienst moest staan van die ene, ontzagwekkend zware plicht tegenover zichzelf: zijn grandioze roeping om grootse en magnifieke bijdrage te leveren aan de taalfilosofie. De grenzen van mijn taal betekenen de grenzen van mijn wereld, placht hij steevast te orakelen. Niet de loffelijkheid was belangrijk, wel die verdomde opdracht. Het heilige moeten van een man met een missie, weet je wel.
Het is dan ook buitengewoon boeiend en leerrijk om Monks rake en welgemikte observaties te lezen, waarin het kenmerkende en bijwijlen ronduit irriterende gedrag van Wittgenstein openbaar wordt gemaakt. Zie bijvoorbeeld de eerder geciteerde observaties van Russell.
Ik geef jullie graag nog een voorbeeld mee van een wel heel typerende wittgensteiniaans anekdote. Normaal gesproken zou een filosoof een meesterwerk als de Tractatus Logico-Philosophicus, dat hij voltooide in 1922 proberen om te zetten in een professoraat. Zo niet de meester zelve. Hij was er per slot van rekening stellig van overtuigd dat hij alle filosofische problemen in essentie met dit boek had opgelost en trok zijn conclusie. Hij verliet het prestigieuze Cambrigde en werd onderwijzer in een Oostenrijks bergdorp en later tuinman. Nogmaals: compromissen waren aan Herr Ludwig niet besteed. Man muss es einfach tun, oder?
De ultieme reden om dit boek te lezen is de man zelf natuurlijk. Een prachtigere hoofdpersoon voor een biografie is nauwelijks denkbaar. Voor een meeslepende roman trouwens ook niet. Mijns inziens kan Wittgenstein best opboksen tegen de puikste literaire personages uit de bellettrie. Wedden?
De geraffineerde wijze waarop Monk weet te beschrijven hoe Wittgenstein enerzijds iedereen rondom hem tot waanzin kon drijven, maar anderzijds ook een bevallige en charismatische persoonlijkheid was die voor vrienden onverbiddelijk hard kon zijn, maar ten langen leste echt om hen gaf, is zonder meer grandioos. Nergens vervalt de biograaf echter in het hagiografische, en dat is op zich steevast een meerwaarde.
Monk is er wonderlijk in geslaagd om de mens Wittgenstein zo stijlvol en elegant te portretteren dat hij ondanks al zijn kleine kantjes en hebbelijkheden in het boek bovenal een echte mens van vlees en bloed is geworden. Een geniaal denker die leed aan een flinke portie zelftwijfel en aan een obsessief schuldgevoel van haast religieuze aard. Hoewel homoseksueel, was vooral het lichamelijke verlangen op zich voor hem ronduit problematisch.
Ik heb bijzonder genoten van de rake omschrijving van zijn oorlogsjaren en het schrijven van zijn Tractatus-Logico Philosophicus, zijn eigenste Meisterwerk. Zijn lotgevallen tijdens de Eerste Wereldoorlog maakten immers veel in hem los dat uiteindelijk zijn weg vond naar de Tractatus, tot verbijstering van Russell.
Wat was er gebeurd? Tijdens een bezoek aan zijn familie in Wenen brak de wereldbrand uit, en Wittgenstein besloot in dienst te treden. Monk beschrijft treffend hoe zijn starre karakter hem vervreemdde van het gros van zijn medesoldaten, al wist hij ook enkele diepe vriendschappen te sluiten, waarbij gesprekken over onder meer literatuur en religie de voornaamste band vormden. Het is ook in deze periode dat de Tractatus tot stand kwam, hoogstwaarschijnlijk het enige filosofische werk dat aan de frontlinie en in krijgsgevangenschap tot stand kwam.
Soldaat worden was zijn idee om zich op de een of andere manier te zuiveren door de confrontatie met de dood aan te gaan. Dat hij deze zuivering ging zoeken binnen een ongezien troosteloos decor, waar het ging om het grootschalig doodmaken van medemensen wordt door hem dan ook nergens beschreven als ongepast. Vreemde jongen, niet?
Behoudens de Tractatus was tot dan toe enkel een academisch artikel en een kinderwoordenboek van zijn hand verschenen, ondanks het feit dat hij een indrukwekkende hoeveelheid notities had. Wittgenstein zou bij zijn overlijden in 1951 slechts twee werken officieel afwerken: het aforistische Over zekerheid en Filosofische onderzoekingen. Dat laatste werk had hij opgestart in 1930 en vormde een breuk met de ideeën die hij in de Tractatus had uitgewerkt. Zijn filosofische denken en groei uit die periode zijn grotendeels neergeschreven door studenten in enkele niet-gefinaliseerde manuscripten die na zijn dood in kritische edities gepubliceerd werden.
Tot slot nog dit. Wittgenstein was niet katholiek. Hij heeft bij verschillende gelegenheden, zowel mondeling als schriftelijk, beweerd dat hij er niet kon toe komen de dingen te geloven die katholieken geloven. En wat nog belangrijker is, hij praktiseerde het katholicisme ook niet.
Kort voor zijn dood schreef hij:
God kan tegen mij zeggen: ‘Ik beoordeel je op je eigen uitspraken. Je eigen daden hebben je doen huiveren van walging wanneer je ze zag uitvoeren door anderen.’ (pagina 654)
De verzoening met God die Wittgenstein zocht bestond er niet in dat hij weer zou worden opgenomen in de schoot van de katholieke kerk; het was een toestand van ethische ernst en integriteit die de toets van de opperste slash de strengste rechter zou doorstaan, namelijk die van zijn eigenste geweten: De God die in hem woonde. Mogelijk te lezen als: het gezicht in de spiegel.
Want denkbaar schuilen, wat mij betreft, precies in die spiegelbeeldige verhouding (wat uiteraard ook een verhouding is) de paralellen. En niet alleen omdat twee uitersten elkaar raken, maar vooral omdat deze biografie, een boek als wezenlijke zoektocht naar een denkwereld die men in summa niet kan beschrijven, ons als lezer mogelijkerwijze kan bewijzen dat wat de denker Wittgenstein en de doener Wittgenstein scheidt ad fundum ondergeschikt is aan al datgene wat hen in hun vreemd-zijn aan elkaar bindt. Misschien is hun beider vreemd acteren enkel en alleen een antwoord op de door hen ervaren vreemdheid van de wereld waarin ze leefden.

Logik vom Feinsten, oder?

Benny Madalijns
Dit boek werd eveneens gerecenseerd door Karel Van Dinter.
Ray Monk
Benny Madalijns
Non-fictie
Madalijns is van opleiding Leraar Beeldende Kunsten en doctor in de Archeologie & Kunstwetenschappen. Hij is schrijver van amper te publiceren verhalen over denken & doen, zoals het boek 'Ondanks alles / Malgré tout' (ASP). En schilder & collagist van zo maar wat bedenkingen van geest & gemoed. (Foto: Jean Cosyn - VUB)
_Benny Madalijns -
Meer van Benny Madalijns

_Van zelfde auteur

_Nieuwste recensies

Bekijk alle nieuwe recensies