Kwintessens
Geschreven door Jürgen Pieters
  • 3048 keer bekeken
  • minuten leestijd
  • Reacties

12 juli 2022 Samen lezen in De Nieuwe Wandeling (deel 2)
Scheermesjes en vieze matrassen
Natuurlijk kunnen ook de niet-gedetineerde samen-lezers in onze groep zich voorstellen hoe het aanvoelt om door anderen met de nek te worden bekeken. Maar wie in vrijheid leeft, kan dat soort externe druk doorgaans iets gemakkelijker naast zich neerleggen. Binnen de muren van de gevangenis is groepsdruk veel sterker aanwezig, kan ik me voorstellen. Men zit er dichter op elkaar, en wel voortdurend. Alleen al om die reden is het zonder enige twijfel  veel moeilijker om een plek en een moment te vinden waarin men in afzondering zichzelf kan zijn. De gevangene wordt letterlijk permanent in de gaten gehouden, gecontroleerd, ter verantwoording geroepen. Foucault begint zijn geschiedenis van de moderne gevangenis niet toevallig met een beschrijving van het panopticon van Bentham: de gevangenis is de plek waar je te allen tijde kunt worden gezien. Of waar je in elk geval het gevoel krijgt dat dat zo is. De Nieuwe Wandeling is net als een aantal andere zogenaamde Ducpétiaux-gevangenissen in België gebouwd volgens dat panoptisch model: in dit geval een stervormige structuur met een centrale controlekamer van waaruit het toezicht wordt georganiseerd, met echte ogen en allerlei technologische varianten daarvan.
Bij het gesprek over groepsdruk brengt een van de gedetineerden – een filosofische geest die me bij het binnenkomen telkens opnieuw vraagt hoe het met mijn studenten gaat – het zogenaamde Milgram-experiment in herinnering. Stanley Milgram was een Amerikaans psycholoog die in een serie testen wou nagaan tot hoeverre mensen bereid waren om de geboden van een autoriteit te volgen, ook wanneer die ingingen tegen hun persoonlijke geweten. Als de baas zegt dat je iemand pijn moet doen, dan doe je dat, ook wanneer je het eigenlijk niet wil. De weergave van Milgrams experiment die we te horen krijgen is secuur en to the point: heeft deze gedetineerde er onlangs over gelezen, of is het experiment hem om andere redenen bijgebleven? Hij voelt zich vandaag nochtans niet op zijn gemak: hij heeft een nieuwe celgenoot, die hem ervan verdenkt zijn spullen te willen stelen. De nieuweling weigert om die reden zijn cel nog te verlaten, wat bij mijn samen-lees-genoot duidelijk tot grote bezorgdheid leidt. Niet alleen wegens de impact van de paranoia van zijn celgenoot die zich permanent op hem richt, maar ook om wat die paranoia met de andere man doet. Een mens moet toch eens buiten kunnen, nu en dan?
Het valt me op dat de gedetineerden, in vergelijking met de eerste twee leessessies, bij de bespreking van het verhaal van Pirandello meer aan het woord komen dan de andere deelnemers. Ook blijven we in ons gesprek over de tekst minder dicht bij het verhaal dat we hebben gelezen. Er komen eigen verhalen naar boven, die we niet eerder hoorden. Een van de gedetineerden vertelt over haar jeugd en de strikte opvoeding die ze kreeg. Een andere heeft het over twee mislukte zelfmoordpogingen van een van zijn celgenoten: een scheermesje was het instrument, veel bloed het resultaat, de tweede keer nog meer dan de eerste. Het verhaal doet me denken aan de slotverzen van een gedicht dat Robert Lowell schreef toen hij vastzat in een psychiatrische instelling. Waking in the Blue is de titel ervan, en dit de laatste twee verzen: 'We are all old-timers, / each of us holds a locked razor.'
Het verhaal over het scheermesje leidt op zijn beurt tot een discussie over het gebrek aan hygiëne in de gevangenis: bij het poetsen mag er geen eau de javel meer worden gebruikt. Het drinken daarvan zou sommigen op verkeerde gedachten kunnen brengen. En van het bleekwater gaat het naar matrassen die vol beestjes zitten. Ook de Gentse gevangenis is overbevolkt. Sommige cellen waar normaal gezien slechts twee gedetineerden in leven, worden nu met drie gedeeld. De verhalen die ik van de gedetineerden hoor, gaan regelrecht in tegen wat ik op een website over De Nieuwe Wandeling lees. Er zijn niet zo gek veel vensters in gevangenissen, maar daarom wordt hier niet minder aan window dressing gedaan: 'De gevangenis wil niet alleen focussen op veiligheid maar wil de gedetineerde op humane wijze huisvesten en omkaderen, hen voorbereiden op re-integratie en de schade veroorzaakt door detentie zo veel mogelijk beperken.'
_Niet volkomen anders
Na vier sessies zit het experiment met de samen-lees-groep in De Nieuwe Wandeling erop. Bij de laatste sessie is er ook koffie. We lezen een verhaal van Annelies Verbeke, Prins getiteld. Het gaat over een vrouw die worstelt met haar gevoelens wanneer ze haar moeder in een rust- en verzorgingstehuis moet achterlaten. Die gevoelens worden nog sterker wanneer blijkt dat de moeder in de instelling een persoonlijke assistent krijgt die heel goed voor haar blijkt te zorgen. De assistent – hij heet Prins en heeft een Aziatisch voorkomen – is een robot, die er weliswaar uitziet als een mens. Als robot heeft hij evenwel het voordeel dat hij zichzelf niet hoeft weg te cijferen voor degene die hij verzorgt: een machine heeft immers geen 'zelf'. In het gesprek dat tijdens onze lectuur ontstaat, proberen de gedetineerden zich meteen voor te stellen wat het zou betekenen om in een gevangenis cipiers te krijgen die aangestuurd worden door een systeem dat draait op artificiële intelligentie. Een van de gedetineerden heeft bij zijn komst naar de leesruimte van een echte cipier nog een behoorlijk standje gekregen. 'Ik was gewoon vriendelijk', zegt hij, 'mag dat ook al niet meer?' Hij zegt het met een glimlach, maar die glimlach verraadt pijn.
Het vervolg van het gesprek neemt een filosofische wending – wat is het verschil tussen een mens en een machine? Als dat verschil al absoluut is, waarom gedragen sommige mensen zich dan als machines? Een van de gedetineerden vraagt om vroeger weg te mogen: hij heeft de frisse lucht nodig van de wandeling die net voor het einde van de leessessie begint. Maar bij het buitengaan vraagt hij wel of we in het najaar opnieuw kunnen samenkomen. De Murakami-fan wil dat ook graag, maar hoopt tegen die tijd een andere standplaats te hebben, in een psychiatrische zorginstelling bij voorkeur. De vrouwelijke gedetineerde denkt dat ze in het najaar vrij zal zijn.
Uit alle reacties maak ik op dat het samen lezen voor de gedetineerden naar meer smaakte, en voor mij geldt dat heel zeker ook. De sessies in de gevangenis hebben me diep geraakt en me nog meer overtuigd van de kracht van literaire teksten. Niet dat ik geloof dat het lezen van literatuur van ons allen plots betere mensen gaat maken, maar toch: de teksten die we samen hebben gelezen, en het samen spreken over die teksten en over onszelf in verhouding tot die tekst, heeft iets in ons denken teweeggebracht. Het heeft dat denken impulsen gegeven. En dat heeft op zijn beurt voor verbinding gezorgd: in dit concrete geval voor de creatie van een band, hoe tijdelijk ook, tussen mensen die elkaar voordien niet kenden en die zich toch zonder onderscheid konden en mochten uitspreken.
Wat de gedetineerden betreft, maak ik mezelf graag wijs dat ze zich voor de duur van de sessies toch even geen gevangenen meer voelden. Ik corrigeer mezelf maar meteen, voor iemand anders dat doet: dat ze hun identiteit tijdens de sessies niet lieten definiëren door hun gevangen zijn. Tijdens de sessies waren ze mensen zoals de andere deelnemers, mensen met een eigen geschiedenis, met eigen verlangens en gevoelens, hopelijk ook met een eigen toekomst. In de zaal in De Nieuwe Wandeling waar we samen lazen, waren ze niet anders dan degenen die na afloop het gebouw weer konden verlaten – of toch niet volkomen anders.
_De 'recovery room'
Na afloop van de sessies ga ik in de literatuur over het lezen in gevangenissen op zoek naar getuigenissen. Een van de eerste die ik vind is van de hand van Alexis McNay, een leesbegeleidster die een samen-lees-groep van uitsluitend gedetineerden begeleidde in de mannengevangenis van Liverpool. Zij omschrijft het door haar vermoede effect op de deelnemers als volgt: 'You see men realise and inhabit and enjoy versions of themselves that have always been there, but have perhaps been buried away for whatever reason'. Ik kan me daar intussen een beter beeld van vormen: in de leesruimte waar we de voorbije weken op dinsdag samenkwamen, leken ook de gedetineerden in Gent zich af en toe te verbazen over wat ze met de gelezen teksten aan konden en wat ze in respons op die teksten aan inzichten konden formuleren.
Meer dan mij alvast in de Gentse gevangenis opviel, moet in de gevangenis van Liverpool een ruwe machocultuur hebben geregeerd die de deelnemers aan de leesgroep van McNay steevast achterlieten toen ze het voorziene leeslokaal betraden. Het belang van een dergelijke ruimte die speciaal voor het samen lezen wordt gebruikt – en bij voorkeur zelfs aangekleed – is groter dan op het eerste gezicht kan lijken. 'In here' en 'out there' zijn de tegengestelde termen die McNay gebruikt wanneer ze het over de bijzondere positie heeft die de ruimte in kwestie in de gevangenis inneemt. 'In here' slaat op de leesruimte zelf, terwijl 'out there' niet de buitenwereld buiten de gevangenis is, maar de buitenwereld in de gevangenis, de dagelijkse realiteit die zich binnen de muren van het gebouw bevindt, maar buiten de samen-lees-ruimte.
Zelf zou ik de ruimte die McNay 'in here' noemt, durven bestempelen als een 'recovery room'. Ik gebruik de term niet naar analogie met de ruimte in het ziekenhuis waar patiënten die net uit een operatie komen, onder goede monitoring kunnen ontwaken. In het Engels is het woord 'recovery' ook synoniem voor 'verhaal'. De 'recovery room' is dus 'de kamer van de verhalen', in dit geval een ruimte ook waar men 'op verhaal' kan komen, door middel van verhalen bovendien – niet alleen de verhalen die de deelnemers samen lezen, maar ook de verhalen die iedereen over zichzelf vertelt.
De 'recovery room' is ook de plek waar tijdens het samen lezen letterlijk momenten van 'recovery' plaatsvinden. In een van zijn vele beschouwingen over de methodiek van het Shared Reading gebruikt Philip Davis die term om erop te wijzen dat in dat collectieve leesproces deelnemers zichzelf terugvinden, althans: aspecten van hun menszijn herontdekken waarvan zij zelf dachten dat ze die ergens onderweg waren kwijtgespeeld. In het essay in kwestie benoemt Davis datgene wat teruggevonden wordt als 'dignity': 'menselijke waardigheid', 'het gevoel van zelfwaarde'. In zijn tekst heeft Davis het over een rust- en verzorgingstehuis, maar wat hij schrijft gaat naar mijn gevoel even goed op voor gevangenissen of andere gesloten instellingen. In het rusthuis zorgt de 'recovery' ervoor dat de deelnemers zich niet laten reduceren tot hun hoge leeftijd en tot de talrijke clichés die daarmee samengaan; in de samen-leesruimte in de gevangenis vallen de gedetineerden niet samen met het stigma dat aan hen kleeft: ze zijn meer dan de misdaad waarvoor ze zitten; ze zijn mensen met gevoelens en verlangens, met gedachten en inzichten die het de moeite waard maken om met hen in gesprek te treden.
Hoe blij ik ook ben dat ik erbij kon zijn toen ze dat gesprek aangingen, ik blijf na de afronding van de sessies in De Nieuwe Wandeling net als de gedetineerden op mijn honger zitten. Ze vroegen zonder uitzondering om een vervolg, en ook de andere deelnemers aan de sessie gaven aan dat ze dat wilden. Zelf wou ik graag van de gedetineerden horen wat ze precies uit de sessies haalden: een aangenaam tijdverdrijf, het contact met de buitenwereld, het plezier van het lezen, nieuwe inzichten, de bevestiging van wat ze al wisten?
_De brug van Coetzee
Na afloop van de sessies stuurt leesbegeleidster Caroline me een cartoon die voor haar goed samenvat waar samen lezen in de gevangenis over gaat. Een gevangene zit op zijn bed een boek te lezen. De lamp boven zijn hoofd toont net als het bed aan dat we ons in zijn cel bevinden. Dat blijkt ook uit de linkerhelft van de tekening: een cipier waakt via het kijkgat van de celdeur. Maar tegelijk is de cel tijdens het lezen de wereld geworden die de gevangene in zijn boek vindt: een wereld van zonlicht en buitenlucht, waar de vogels niet alleen vrij rondvliegen maar ook de vrijheid nemen om op je schouder te komen zitten.
De twee werelden zijn één, dat toont deze cartoon beter aan dan ik het kan verwoorden. Het boek neemt de gevangene mee naar de wereld van de meeuwen en de zee, de wereld van de blauwe lucht en het blauwe water, een blauw dat eigenlijk niet zo erg verschilt van dat van het kostuum van de cipier. Het boek doet het bed veranderen in een vrijplaats voor de geest, maar het blijft wel het bed in een gevangeniscel.
De cartoon doet me denken aan het beeld dat J.M. Coetzee gebruikt in de openingspagina's van Elizabeth Costello. Wanneer we een roman beginnen te lezen, zegt de verteller daar, maken we in ons hoofd een brug die de wereld waarin we ons bevinden (onze leeszetel, ons gevangenisbed) gedurende onze lectuur verbindt met de wereld waarover we lezen (het Parijs waarover Emma Bovary droomt, de ziekenhuiskamer uit het verhaal van Maurice Pons). Zodra die brug gemaakt is, kan het lezen beginnen. In de woorden van Coetzee: 'We have left behind the territory in which we were. We are in the far territory, where we want to be.' (1)
Het beeld van Coetzee wekt bij een aantal literatuurwetenschappers meteen een behoorlijke dosis scepsis op. Het beeld draagt voor hen een dreiging in zich die ze liever uit de weg gaan: de dreiging dat literatuur escapistisch denken en gedrag ondersteunt. Escapisme is voor nogal wat literatuurwetenschappers fout. Wie escapistisch leest, maakt zichzelf iets wijs, leest verkeerd, of toch niet goed genoeg. Escapistisch lezen leidt nooit tot inzicht, enkel tot begoocheling. Dat wil het cliché althans.
In het geval van lezende gedetineerden heeft die dreiging iets komisch. Beware, beware: escapisme in de gevangenis! Niet in de feiten, maar in de geest: dubbel gevaarlijk! De cartoon nuanceert nochtans meteen: de gevangene weet heus wel dat de cipier niet verdwijnt niet wanneer hij hem de rug toekeert. Hij beseft evenzeer dat de paradijselijke klif die zich voor zijn geestesoog bevindt de plaats niet kan innemen van de realiteit van het gevangenisbed waarop hij zit te lezen. De brug die Coetzee's lezer oversteekt om in de 'far territory' van het lezen terecht te komen, wordt tijdens het lezen niet opgehaald. Ook wanneer we ons aan de overkant van onze verbeelding bevinden, blijven we verbonden met de plek van waaruit we lezen.
Voor lezen in de gevangenis is dat bij uitstek het geval. En eigenlijk maakten de leessessies in De Nieuwe Wandeling dat voor mij ook in toenemende mate duidelijk. Alle teksten die we lazen, namen de gedetineerden weg uit de wereld van (hun) alledag, maar in de gesprekken over de teksten kwamen ze steeds opnieuw bij die wereld uit. De verhalen van Pons en Pirandello deden de bewoners van de Nieuwe Wandeling ontsnappen uit hun dagelijkse sleur, maar het haalde hen niet weg uit de muren van het gebouw dat ze intussen zo goed kenden. Integendeel: hun lectuur van de teksten bracht er hen steeds opnieuw naartoe: de ziekenhuiskamer bij Pons werd als een gevangenis, het vissersdorp bij Pirandello ook. Al lezend en pratend over wat ze lazen, liepen ze de brug van Coetzee voortdurend op en af.
Lees hier deel 1 van dit essay.
Kwintessens
Jürgen Pieters doceert algemene literatuurwetenschap en praktijk van de kunst- en cultuurkritiek aan de Universiteit Gent. Hij publiceerde in 2021 'Literature and Consolation. Fictions of Comfort' (Edinburgh University Press) en 'Een boekje troost' (Borgerhoff & Lamberigts).
_Jürgen Pieters -
Meer van Jürgen Pieters

_Recent nieuws

Bekijk alle nieuwe berichten

_Populair nieuws

Bekijk meer populair nieuws