Kwintessens
Geschreven door Lieven Pauwels en Ann De Buck
  • 1380 keer bekeken
  • minuten leestijd
  • Reacties

15 december 2023 Deel 3: Criminaliteit en de aanpak ervan. Is er plaats voor een evolutief perspectief?
Deel 3 – Bestraffing en verzoening vanuit evolutief perspectief
In de vorige bijdrage pleitten we voor de toepassing van een gen-cultuur co-evolutionair perspectief  ter verklaring van criminaliteit en de maatschappelijke reactie erop. De afgelopen jaren groeit onder criminologen het besef dat een evolutief perspectief ons begrip op criminaliteit en bij uitbreiding de menselijke socialiteit kan verruimen. En aangezien niks in de biologie zinvol te begrijpen is zonder een evolutionair kader, moeten we biologische en culturele benaderingen integreren onder een evolutief en intergenerationeel perspectief. Evolutie betreft immers de intergenerationele variatie in de frequentie van een kenmerk van generatie op generatie: als giraffen met langere nekken hogere overlevingskansen hebben dan giraffen met kortere nekken, dan zullen de volgende generaties hoogstwaarschijnlijk meer giraffen met langere nekken kennen. Een intergenerationele en populatie-gebaseerde benadering is zinvol om het samenspel tussen genen, ecologische niches, en culturele praktijken beter te begrijpen bij de maatschappelijke aanpak van criminaliteit. Inderdaad, zonder een adequaat inzicht in de menselijke natuur en oorzaken van sociaal gedrag – prosociaal en antisociaal – is het onmogelijk om preventieve of reactieve maatregelen te bedenken die in lijn zijn met de menselijke natuur.
Toch rijzen er nog vele uitdagingen. We benadrukten in onze vorige bijdrage dat een gen-cultuur co-evolutionair kader gebruik maakt van hedendaagse inzichten uit de evolutiepsychologie, de gedragsbiologie, de gedragsecologie, primatologie, culturele evolutietheorieën, gedrags-en neurowetenschappen. Jonge wetenschappers moeten de tijd krijgen om zich die kennis eigen te maken. Helaas, de karikaturale voorstellingen die ontstonden tijdens de begindagen van de sociobiologie en evolutiepsychologie veroorzaken nog steeds onbegrip en scepticisme tegen toepassingen binnen de criminologie.
Dat er karikaturale voorstellingen bestaan van de evolutiepsychologie hoeft ook niet te verwonderen. Terugblikkend op een lectuur van de ontwikkelingen in de evolutiepsychologie stellen we vast dat de begindagen ervan zeker niet eenvoudig waren. Zoals elke stroming kende ook de evolutionaire benadering van menselijk gedrag overenthousiaste discipelen die het jonge vakgebied een slechte naam gaven. Maar dat kan ook gezegd worden van pakweg de begindagen van de culturele antropologie, en van elke wetenschap die haar eerste stappen zet om een fenomeen te onderzoeken en te verklaren. Wetenschap is vallen en opstaan. Er is geen afgewerkt en ideaal eindproduct. Daarom hoeft de criminologie zich geen zorgen te maken: van enige opslorping door een evolutief theoretisch kader kan nooit sprake zijn. Een evolutionair perspectief is geen alternatief voor gevestigde theoretische inzichten, maar is complementair.
Maar wat moet de lezer zich daar concreet bij voorstellen? Laat ons een voorbeeld geven: de menselijke neiging tot bestraffing en verzoening. Is dit aangeleerd gedrag of gaat het om iets veel fundamentelers? Nieuwe inzichten uit de neurowetenschappen, evolutionaire psychologie en culturele antropologie suggereren dat er inderdaad iets fundamentelers aan de hand is en dat de menselijke reactie op criminaliteit – leugens, diefstal, verkrachting, moord – in onze hersenen gekneed is door evolutie en natuurlijke selectie. We evolueerden om samen te werken, zij het niet altijd van harte, omdat coöperatie nodig was om onze overleving te waarborgen. Die samenwerking richtte zich vooral op twee essentiële gebieden: elkaars eigendom of welzijn niet stelen (niet doden hierbij inbegrepen) en beloftes niet breken. De menselijke neiging om te bestraffen maakte stelen en beloftes breken voldoende kostbaar om dergelijk gedrag te ontmoedigen en werkt dusdanig ook preventief. Meer zelfs, zonder onze neiging om te bestraffen zou samenleven in kleine sociale groepen onmogelijk zijn geweest en zou de mens nooit de significante voordelen van groepsleven hebben ervaren. Denk maar aan gezamenlijke inspanningen om publieke veiligheid te garanderen. Het kan vreemd klinken, maar de menselijke neiging tot bestraffing is een zeer belangrijke factor in de menselijke beschaving.
Natuurlijk, bestraffing is potentieel zelf ook kostbaar omdat het wraak kan triggeren of, in voorouderlijke tijden, men het verlies van groepsleden riskeerde wanneer overtreders de groep verlieten. Vandaar dat ook een diepgewortelde neiging tot verzoening evolueerde en een menselijke aandrift om te vergeven. De meeste ouders zullen het zeker beamen: naast de noodzaak om te straffen is er tegelijkertijd een drang om niet te veel te straffen en als het kan om te vergeven.
In voorouderlijke groepen berustte de verantwoordelijkheid voor bestraffing en verzoening vaak bij één groepslid of een subset van de groep – een jury. Doorheen de tijd werden onze neigingen om te straffen en te verzoenen gecodificeerd in onze huidige juridische systemen. De Amerikaanse rechter, Morris B. Hoffman, schetst in zijn boek The Punisher’s Brain (2014) een zeer verhelderend beeld hoe onze diepgewortelde neigingen om zowel te straffen als te verzoenen juridische hervormingen kunnen stimuleren en dit op basis van een gen-cultuur co-evolutionair perspectief.
Vervolgens zijn er de uitdagingen voor de praktijk. Aan onderzoekers en beleidsmakers suggereren we: maak gebruik van de moderne inzichten van het gen-cultuur co-evolutionaire perspectief om voorbijgestreefde karikaturale mensbeelden en maatschappijbeelden te corrigeren. Voortschrijdende inzichten mogen in de criminologie niet ontbreken. De afgelopen jaren is enorm veel geschreven omtrent de menselijke natuur, en hoewel we moeten zorgen dat ons dat geen nieuwe karikaturen oplevert, is het alvast goed dat foutieve oude mensbeelden sneuvelen. Met oude karikaturen bedoelen we ondertussen achterhaalde visies die onterecht gemaakt werden op basis van enge interpretaties van begrippen zoals genetische zelfzuchtigheid en de zogenaamde vernistheorie. Een hedendaagse visie op de menselijke natuur beschouwt 'genetische zelfzuchtigheid’, wat uiteraard een metafoor is, als de basis voor zowel psychologisch altruïsme als psychologisch egoïsme. De zogenaamde vernistheorie is een concept van de Nederlands-Amerikaanse primatoloog Frans de Waal. Het verwijst naar de notie dat goedheid een dun laagje vernis is dat een menselijke aard bedekt die best kan worden omschreven als hebzuchtig, onbetrouwbaar en volledig egoïstisch. Een notie die door Frans de Waal steeds sterk is bekritiseerd en die empirisch totaal niet ondersteund wordt.
Een bijzonder beloftevolle eigenschap van een gen-cultuur co-evolutionair kader in de criminologie is dat het de schijnbare tegenstelling tegenover de studie en theorievorming rond de vele oorzaken van criminaliteit, criminalisering en bestraffing kan verenigen. Menselijk gedrag kent een zeer grote variabiliteit: sommige mensen werken onvoorwaardelijk samen, anderen zijn 'conditionele’ samenwerkers. Dit wil zeggen dat hun coöperatie afhankelijk is van verwachtingen tot directe of indirecte wederkerigheid. En natuurlijk zijn er mensen die systematisch niet samenwerken, om welke reden dan ook. Over het algemeen proberen mensen het breken van regels tot beheersbare niveaus te houden. Dat deed men vroeger, doet men vandaag en zal men zonder twijfel morgen ook doen. Bij de aanpak van criminaliteit hoort ook de aanpak van de socioculturele omgeving. Kort door de bocht betekent dit design van preventie, rehabilitatieprogramma’s die rekening houden met een begrip van de menselijke natuur gebaseerd op de meest recente wetenschappelijke inzichten.
En wat doen we met al die losstaande theorieën uit de criminologie? Ons voorstel: geef de bestaande theoretische stromingen een plaats in de geschiedenis van de criminologie, zoals we ook gedaan hebben met de 19e-eeuwse positivisten en de prewetenschappelijke verklaringen voor criminaliteit, zoals 'demonische bezetenheid’. We staan in onze Westerse Europese samenleving niet langer toe dat mensen op verdenking van hekserij op de brandstapel belanden. Als samenleving moeten we blijven openstaan voor inzichten uit andere wetenschappelijke disciplines want finaal is menselijk gedrag, waaronder criminaliteit, zeer complex. Wetenschap staat niet stil. De uitdaging aan de jonge generatie wetenschappers is om de synthese van kennis op basis van een gen-cultuur co-evolutionair perspectief verder te ontwikkelen ter verklaring van criminaliteit en de maatschappelijke reactie erop.
Lees hier de andere delen van dit essay: deel 1, deel 2, deel 4, deel 5, deel 6, deel 7 en deel 8.
Kwintessens
Lieven Pauwels doceert onder meer biologische antropologie en criminaliteitspreventie aan de Universiteit Gent.

Ann De Buck is doctor-assistente aan de Universiteit Gent. Haar onderzoek focust op de rol van morele emoties in de verklaring van antisociale gedragskeuzes.
_Lieven Pauwels en Ann De Buck Auteur
Meer van Lieven Pauwels en Ann De Buck

_Recent nieuws

Bekijk alle nieuwe berichten

_Populair nieuws

Bekijk meer populair nieuws