Laurent Binet
Benny Madalijns
fictie
  • 112 keer bekeken
  • minuten leestijd
  • Reacties

Waardering

13 september 2024 Perspectieven
Laurent Binets nieuwste roman draait om de dood van kunstschilder Jacopo Pontormo, een collega van Michelangelo in het 16e-eeuwse Florence, een door de politiek en religie gekleurd wereldje vol listige strategieën, achterbakse wreedheid en kwade trouw. De schrijver situeert er met panache een wervelende en stoutmoedige whodunit. Denkbaar te vergelijken met de eerdere hoogstandjes van Umberto Eco.
Net als zijn illustere leermeester weet Binet ons met deze ouderwetse, maar indringende brievenroman, waarin de verschillende personages elkaar op de hoogte brengen van de diverse gebeurtenissen, mee te tronen naar een bontgevlekt en woelig tijdperk. Al lezend dring je alras door in bijzonder schemerachtige paleizen en vreugdeloze kloosters en ben je al gauw de goedgunstige getuige van een veelheid aan schermutselingen binnen het staatskundige en religieuze schouwspel van die dagen. En net als in De naam van de roos, beland je zodoende langzamerhand in een kuipend spel met genres en kan je, als je goed ruikt, bijwijlen zowaar de penetrante geur van de verf opsnuiven die daarjuist vakkundig werd uitgesmeerd op de nog ietwat vochtige kalk van weerom een gloednieuwe fresco in een van de majestatische kapelkoepels aldaar.
In zijn ingenieus gecomponeerde debuut HhhH reconstrueerde Binet de aanslag op nazikopstuk Reinhard Heydrich. In het daarop volgende boek De zevende functie van de taal, maakte hij de Franse semioticus en filosoof Roland Barthes een kopje kleiner en in het intrigerende verhaal In Beschavingen herschreef hij zowaar de geschiedenis van de verovering van Amerika. Geen wonder dat hij meteen brood zag voor een spannende detective in de esbattementen van de eerste generatie maniërist Jacopo da Pontormo, die vanaf 1545 tot aan zijn dood in 1557, in onopgehelderde omstandigheden, werkte aan fresco's in het koor van de Sint-Laurensbasiliek. Zo’n onderwerp was natuurlijk een kolfje naar de hand van de Franse sterauteur.
In een beknopt voorwoord geeft Binet ons vooreerst mee hoe hij in een antiekzaakje in Arezzo de hand kon leggen op een bundeltje van in totaal 176 brieven. Initieel drong het niet tot hem door dat hij een authentieke schat in handen had. Stel je voor! Brieven van beroemdheden als Michelangelo, Vasari, Pontormo, Bronzino, Cosimo de’ Medici, de toenmalige hertog van Florence, zijn dochter Maria, de Franse koningin Catharina de’ Medici en Piero Strozzi, maarschalk van Frankrijk e numerosi altri.
Het heeft de schrijver, naar eigen zeggen, dan ook ettelijke jaren van studie en transcriptie gekost om de draagwijdte van de correspondentie finaal te ontrafelen. Ondanks zijn beperkte kennis van het Italiaans ontdekte hij op den duur zowaar dat de verzameling schrijfsels het verhaal vertelde van een zwaarbeladen tijdsgewricht én van een onverklaarbare moord.
Het slachtoffer is de eminente Florentijnse schilder Jacopo da Pontormo (1494 - 1557) en Giorgio Vasari, de rechterhand van de Hertog van Florence en zelf een begenadigd architect en kunstenaar, maar ook bekend als biograaf van renaissancekunstenaars als Michelangelo, Da Vinci, Rafaël, Botticelli e tutti quanti, krijgt van zijn werkgever de opdracht de zaak op te lossen.
De tijd dringt, zo blijkt uit de briefwisseling, Florence is in die dagen immers een preutelend kruitvat, één nietig vonkje kan de hele santenkraam bruusk doen ontvonken. Something is rotten in the state of Florence.
De plaats van de misdaad is de kapel van San Lorenzo. De schilder wordt er dood aangetroffen bij zijn fresco's met een beitel in het hart. Zijn meeste recente schildering, een ontzaglijke Zondvloed, blijkt net voor de moord deels overschilderd te zijn en in zijn woonst wordt een schilderij gevonden van een wulpse Venus met het gezicht van de dochter van de hertog. Als dat maar goed komt!
De speurtocht naar de dader loopt in aanvang niet echt gesmeerd, want de warmbloedige Pontormo had geen gebrek aan vijanden. In de plaatselijke nonnenkloosters wordt de dood van ‘die onverbeterlijke sodomiet’ zowaar uitvoerig gevierd. Bovendien lag de schilder voortdurend overhoop met zijn leerjongen en zijn pigmentwrijver, een oproerkraaier die ijverde voor de stichting van een vakgenootschap. Voor Catharina de’ Medici en Piero Strozzi is de moord de gedroomde kans om het gezag van de hertog te ondermijnen. En wie is toch de raadselachtige vrouw die Jacopo onlangs heeft bezocht?
Tegen laatstgenoemde achtergrond van beginnende vakbonden van kunstenaarsassistenten en een door arglistige geestelijken gepredikte nieuwe preutsheid, waar voor schoonheid en goedheid weinig plaats overblijft, ontspint zich zodoende het onvoorziene verhaal van Pontormo en zijn plotselinge dood in 1557.
Vanaf de eerste bladzijden voel je je als het ware ondergedompeld in het fascinerende verhaal van 16e-eeuwse kunstenaars die grotendeels afhankelijk waren van het mecenaat van adel en geestelijkheid en voel je de religieuze spanningen die verklaarbaar ook ingrepen op de kunsten en de onderlinge rivaliteit en afgunst binnen het schildersmilieu doortastend versterkten. Het meest te wantrouwen zijn, ook in dit verhaal, immers degenen die zich als ‘recht in de leer’ beschouwen, de vermeende puristen. Hypocrisie en opportunisme zijn, zoals zo vaak, de heersende krachten die dat soort snuiters nu eenmaal voortbewegen. 
Tegenover hen plaatst Binet de schilder Pontormo, die zich op een steiger in een kapel jarenlang wijdt aan een visioen van schoonheid en waarheid. De rug verwoest, de geest gekweld door het onsmakelijke geroddel, de bittere bedreigingen en de al te platte veronderstellingen van godvrezende scherpslijpers allerhande.

O tempora, o mores!
(…) Ik zal de goddelijke Michelangello niet hoeven uit te leggen wat het is om zich met lichaam en ziel te wijden aan de kunst. Toch wil ik u iets vertellen over een gevoel dat u misschien vergeten bent, want sinds de tijd dat u een kleien leerjongen was bij Ghirlandaio heeft uw genie zich waarschijnlijk nooit meer in dienst gesteld van dat van een ander. U zou niet geloven in wat voor toestand ik raak als ik aan het werk ben in de San Lorenzo: het is extase en angst tegelijk. Zwaar weegt de taak de fresco’s van Jacopo af te maken. Maar wat een vreugde is het ook om in zijn voetsporen te treden! Dag na dag laat ik het schouwspel van de muren, zijn Zondvloed, zijn Jezus Christus, zijn Mozes, zijn verdronkenen, zijn bestiarium op me inwerken, ik leef tussen leeuwen, giraffen en schapen, ik huiver voor Gods toorn, ik bedrink met met Noach, ik sterf met de doden, ik sta op met de uitverkoreren, ik ga aan boord van de Ark, vaar vervolgens ten hemel met de zielen, en mijn handen bloeden als die van Adam en Eva, gebukt onder zware arbeid, als ik me inspan steeds weer de juiste nuance te vinden… Ben ik in de hemel of in de hel? Ik zou het niet kunnen zeggen.

Fragment uit een brief van 15 februari 1557 van Agnolo Bronzino, de schilder, vroegere leerling en goede vriend van Pontormo en officiële portretschilder van de familie De’ Medici, aan Michelangelo Buonarroti. (pagina 110)
De korte brieven steken knap in elkaar en lezen makkelijk weg. Daardoor krijgt de roman heel wat vaart. Hij leest bijgevolg vlot weg als een klassieke, grappige, ontroerende en spannende detective, maar spoort ons voorstelbaar evenzeer aan om onze eigen tijd en leefwereld blijvend in vraag te stellen. Het boek wijst ons op onze volhardende taak om ook in de meest duistere tijden krachtdadig op zoek te gaan naar schoonheid, wijsheid en waarachtigheid, ook als die door het gevestigde regime dreigen uitgewist te worden.
Nu ja. Vanuit welke (wisselende) standpunten, vanuit welke perspectieven kan je de dingen bekijken? En waar liggen de uiteindelijke verdwijnpunten in deze heerlijke en intelligent geconstrueerde who dunnit, die zich situeert in een ronduit gek tijdvak waarbinnen de censuur ongezien welig tierde, waar naaktfiguren uit de gratie waren en zelfs de aan God gelijke duivelskunstenaar Michelangelo voortdurend onder vuur was komen te liggen. Waar de toenmalige paus zowaar opdracht gaf aan een ‘broekenschilder’ om zijn vermaledijde naakten in de Sixtijnse Kapel terug aan te kleden.

Wie opperde ook alweer dat de verbeelding het doorgaans wint van de werkelijkheid? Eenmaal, andermaal…

Benny Madalijns
Vertaald uit het Frans door Liesbeth van Nes
Laurent Binet
Benny Madalijns
fictie
Madalijns is van opleiding Leraar Beeldende Kunsten en doctor in de Archeologie & Kunstwetenschappen. Hij is schrijver van amper te publiceren verhalen over denken & doen, zoals het boek 'Ondanks alles / Malgré tout' (ASP). En schilder & collagist van zo maar wat bedenkingen van geest & gemoed. (Foto: Jean Cosyn - VUB)
_Benny Madalijns -
Meer van Benny Madalijns

_Van zelfde auteur

_Nieuwste recensies

Bekijk alle nieuwe recensies