Kwintessens
Geschreven door Karel D'huyvetters
  • 266 keer bekeken
  • minuten leestijd
  • Reacties

30 augustus 2024 Christelijke deugden, humanistische waarden
Sinds de 'dood van God', geproclameerd door Nietzsche in 1882, moeten moderne mensen zelf op zoek gaan naar ethische waarden, los van elke openbaring en kerkelijke voorschriften. Dat blijkt geen gemakkelijke opgave, want waarop moet men zich dan baseren?
De katholieke Kerk heeft haar moraal gebaseerd op het principe van de deugdzaamheid. Dat wil zeggen dat men om goed te handelen de deugden moet beoefenen.
Ons woord deugd is afgeleid van deugen: dat deugt niet, dat deugt nergens voor; deugen wil zeggen: ergens goed voor zijn. In vele talen zijn er woorden met die stam, ook in het Grieks: tuchè (gelukkig toeval), tugkhanô (treffen bij het mikken). Deugd is iets dat wél deugt, vandaar: datgene wat men moet doen om goed te doen. Het Griekse woord is aretè, meervoud aretai. Plato kent deze vier deugden: wijsheid, rechtvaardigheid, dapperheid, matiging. Aristoteles spreekt in zijn Ethiek voor Nicomachos over aretai dianoetikai of intellectuele deugden en dat zijn er vijf: sofia, epistèmè, nous, fronèsis, technè, in het Nederlands: wijsheid, wetenschappelijke kennis, intuïtief verstand, praktisch verstand, technische kunde.
(Dianoetikos, dat is dus waar L. Ron Hubbard zijn dianetics vandaan heeft. Ooit vertaalde ik een vrij goede SF-roman van hem, dat was voor ik van zijn Scientology wist, anders zou ik het wellicht niet gedaan hebben. Maar dat terzijde.)
Daarnaast spreekt Aristoteles over ethische deugden en daarvan is er een hele rij: dapperheid of moed, matiging, zelfbeheersing, matigheid, zedigheid, bescheidenheid, vrijgevigheid, vriendelijkheid, waarachtigheid, eerlijkheid, rechtvaardigheid; de lijst is niet exhaustief, er zijn er nog meer.
Zoals voor nog heel wat andere basisgedachten maakte de katholieke Kerk voor haar theologie gebruik van de Griekse filosofie, dat is iets dat we al te weinig beseffen. De boodschap van de Kerk was altijd veel minder gesteund op het specifiek evangelische, dat wat we in de Bijbel vinden, dan op profane filosofie en theologie. Het was vooral Thomas van Aquino (1225-1274) die de theologie van de deugden uitwerkte; na hem bleef dat de basis van de kerkelijke moraal, tot op vandaag eigenlijk.
De vier deugden die Plato en Aristoteles al kenden, wijsheid, rechtvaardigheid, moed en matiging, noemt Thomas de kardinale deugden (van L. cardo, cardinis: deurspil, draaipunt; onze 'scharnier' is via het Franse charnière ook daarvan afgeleid; de betekenis van cardinalis in het Latijn is: belangrijk, voornaam, vandaar: de kardinaal, de hoogste bisschop, de primaat, niet te verwarren met Darwins primaten); men noemt ze ook wel de morele of ethische deugden. Hij voegt er drie bovennatuurlijke of theologale deugden aan toe en die kennen we: geloof, hoop en (naasten)liefde.
Daarnaast zijn er zeven (dat moet wel) kapitale deugden (van het Latijnse caput hoofd), die elk het tegenovergestelde zijn van een kapitale zonde of doodzonde (in het Engels spreekt men nog van capital crimes, misdaden waarop de doodstraf staat). 
Dit is het schema, in het Latijn en het Nederlands:
humilitas – nederigheid – superbia – ijdelheid
liberalitas – gulheid – avaritia – hebzucht
castitas – kuisheid – luxuria – lust
humanitas – naastenliefde – invidia – jaloezie
temperantia – matiging – gula – gulzigheid
patientia – zachtmoedigheid – ira – toorn
industria – ijver – acedia – luiheid
Geen mens die vandaag nog al die deugden kan opsommen en dat was vroeger niet veel beter, mogen we aannemen; ook mijn vrome ouders zouden enige moeite gehad hebben om het schema hierboven in te vullen. Het was een pedagogisch hulpmiddeltje om de belangrijkste goede en slechte kanten van de mens aan te geven, meer niet. In de praktijk kreeg het schema meer belang dan de onderliggende deugdzaamheid, de ingesteldheid om altijd het goede te doen en het kwade te laten, welke naam er ook aan gegeven werd, en hoeveel deugden er ook juist waren. De redenen waarom een deugd goed was en een zonde slecht, hadden geen enkel belang. Niet nadenken, gehoorzamen. En die voorschriften werden streng gehandhaafd. Er bestonden handboeken voor de biechtvaders met opgave van de penitentie of straf voor elke zonde, uitgewerkt tot in het kleinste detail!
Onze christelijke deugden blijken dus veel ouder dan de Blijde Boodschap van Christus, het Evangelie: we hebben ze zonder meer overgenomen van Socrates, Plato en Aristoteles. Ze hebben hooguit hier of daar een christelijk tintje, bij Plato en Aristoteles is rechtmatige trots bijvoorbeeld geen zonde maar een deugd. De zogezegde christelijke deugden zijn dus helemaal niet origineel of specifiek voor het christendom, het zijn gewoon algemeen menselijke goede eigenschappen, de doodzonden zijn algemeen menselijke tekortkomingen. Geen wonder dus dat ongelovigen zich daarin even goed kunnen vinden, al zullen ze wellicht ook eigen accenten leggen. Er is met andere woorden geen enkele reden om alle christelijke deugden te verwerpen omdat ze christelijk zijn, dat zijn ze namelijk niet.
Dat bewijst nog eens dat je de katholieke of een andere Kerk of God niet nodig hebt om een deugdzaam leven te leiden. God heeft de Tien Geboden niet gebeiteld in stenen tafelen, noch de veertien deugden (plus een vijftiende: de godsdienstigheid, religio), noch de zeven hoofdzonden. Het zijn de mensen die tot die universele inzichten zijn gekomen, waar die ook leefden, en die ze hebben neergeschreven in hun 'heilige' boeken, in hun filosofie of theologie, in hun verhalen en gedichten. Wat daarin waardevol is, behoort tot ons erfgoed en is waard om bewaard te worden. De muziek van Bach behoudt haar glorie ook als we de vaak gruwelijke religieuze karamellenverzen zouden vervangen door profane poëzie; de betere zogenaamd religieuze teksten behouden hun kracht voor een ongelovige, die er algemeen menselijke waarden in onderkent en waardeert.
God en het hiernamaals is wat gelovigen en ongelovigen scheidt. Voor een atheïst is het idee van een God onaanvaardbaar en zelfs weerzinwekkend, voor een gelovige is het verwerpen van God even onvoorstelbaar en verwerpelijk. Voor gelovigen is een leven na de dood essentieel, voor humanisten is het een nutteloos verzinsel. Maar voor de rest is er vrijwel geen onderscheid tussen beiden, ze leven naast en met elkaar, vrijwel ongehinderd door dat zogenaamd essentiële onderscheid. Zij laten zich leiden door dezelfde principes, dezelfde opvattingen over goed en kwaad, over wat belangrijk en onbelangrijk is, al kunnen ze het weleens (tijdelijk) oneens zijn over de praktische toepassingen, zoals over abortus en euthanasie. 
Stilaan rijst dan de vraag naar de zin van God, geloof en godsdienst. Al te vaak is dat werkelijk de steen des aanstoots, de splijtzwam, dat wat de mensen tegen elkaar opzet in plaats van ze te verbinden (een van de mogelijke betekenissen van religie). Dat is niet alleen zo tussen gelovigen en ongelovigen van elke godsdienst, maar ook tussen de gelovigen van verschillende godsdiensten. Telkens mensen in een godsdienst iets vastleggen, inzake moraal, ritueel of leer, veroordelen zij al degenen die zich daaraan niet wensen te houden. Maar wat maakt het uit hoe men zich kleedt, wat men eet, of en hoe vaak en hoe men bidt, zolang men leeft als een goed mens? Door het Onnoembare een naam te geven, Jahweh, Allah, Christus, de Drievuldigheid, Boeddha, Tao, Brahman … veroordeelt men alle anderen tot ketters, voor wie de doodstraf maar amper zwaar genoeg is. Oorlogen worden uitgevochten over de naam van God en zijn profeten, over de betekenis van een woord, de datum van Pasen, het aantal goddelijke personen, de heiligenverering, aflaten en of het 'lichaam van Christus' nu met lichaam én bloed (brood én wijn) mag genuttigd worden, hoe een offerschaap moet geslacht worden, hoe mensen met elkaar getrouwd raken.
Ons woord ketter komt via het Franse cathare van het Griekse katharos: zuiver, precies het tegenovergestelde van wat wij met ketter bedoelen: iemand die ons geloof niet wil volgen, zoals de Katharen rond 1200. Heiden komt van heide: iemand van den buiten, een onbeschaafde; in het Engels pagan, in het Frans païen, beide van het Latijnse paganus, iemand uit een dorp (pagus); in die zin zijn de heidenen zij die zo ver van de (westerse) beschaving verwijderd zijn dat ze nog niet van het christendom gehoord hebben. In het Grieks en het klassiek Latijn betekent haeresis (van haereo, vasthouden) nog gewoon: een denkrichting, een filosofische school, een groep mensen met dezelfde ideeën of gebruiken, maar onder het christendom zijn mensen die er andere gedachten op na houden haeretici, in het Engels heretics, hérétiques in het Frans. In feite was het al voldoende dat men überhaupt nadacht of een eigen opinie had. Denken zelf was een heresie of ketterij: weg ermee!
Kan men het mij kwalijk nemen dat ik droom van een wereld waarin de mensen vreedzaam mogen samenleven, verenigd in hun bonte verscheidenheid, geleid door enkele algemeen menselijke inzichten in goed en kwaad, niet gekweld door dogma, fatwa, schisma, anathema?
Kwintessens
Karel D’huyvetters (°1946) legt zich toe op de geschiedenis van het atheïsme en het antiklerikalisme. Van hem verschenen Nederlandse vertalingen van de belangrijkste werken van Spinoza, met uitvoerige commentaren. Hij onderhoudt een website over Spinoza en een persoonlijke website.
_Karel D'huyvetters -
Meer van Karel D'huyvetters

_Recent nieuws

Bekijk alle nieuwe berichten

_Populair nieuws

Bekijk meer populair nieuws