Annie Ernaux
Benny Madalijns
Non-fictie
  • 2626 keer bekeken
  • minuten leestijd
  • Reacties

Waardering

26 oktober 2022 De jaren
‘De jaren‘ van kersvers Nobelprijswinnaar Annie Ernaux is een overrompelend boek (een autosociobiografie, zoals de schrijfster het zelf graag noemt) dat nog lang in mijn hoofd zal blijven hangen. Het vertelt het verhaal van haar eigen leven, het verhaal van een generatie, het verhaal van een constant veranderende wereld. Een ongeëvenaarde boedelbeschrijving van al wat leeft en beweegt in Frankrijk, van 1940 tot nu.
Zeer zeker geen parodie op de gespletenheid van onze tijd. Of een zoveelste zomaar achteruitkijken naar het ongrijpbare van de grote verhalen van vroeger en nu. Het zijn ook geen mijmermomenten van een verteller op jaren: altijd wel wat dikker aangekoekt en tragikomischer dan goed voor ze is. Met steeds weer dezelfde mise-en-scène die druipt van de gemiste kansen en het geleden leed van ongelukkigen. Melancholisch, maar niettemin gespleten. Het boek is niets van dit alles.
Wat dan wel? Welnu, een ronduit beklijvend pamflet om voorzichtig te savoureren. Een pompeuze melange van cuberdons met anijs, pepermuntballetjes en noga voor kwaliteit zoekende zoetekauwen. Vol van ouderwetse smaken die me doen verlangen naar de kindertijd. Naar vroeger. Naar onze eigen (vaderlandse) geschiedenis.
Annie Ernaux werd in 1940 geboren in Normandië. Haar ouders werkten zich op tot kleine middenstanders en hadden een café annex kruidenierswinkel. Ze studeerde Romaanse filologie aan de universiteit van Rouen en kort daarop ging ze lesgeven. Via de klassieke weg van het onderwijs werkte ze zich omhoog tot docent. De universiteit van Cergy-Pontoise kende haar in 2014 een eredoctoraat toe. Sinds haar debuut in 1974 met ‘Les Armoires vides’ neemt ze immers een unieke plaats (en een onvergelijkelijke stem) in de Franse letteren in.
‘Les Années’ verscheen in 2008 en is sinds kort door Rokus Hofstede in het Nederlands vertaald. De titel is allicht geïnspireerd door The years van Virginia Woolf en het idee kreeg vaste vorm door een schilderij van Dorothea Tanning. Birthday, de afbeelding van een vrouw met achter haar een wijkend perspectief van halfopen deuren, leek haar een geschikte metafoor voor deze literaire oefening.
Behendig zeilend tussen sociologie, geschiedschrijving en memoires, weeft Ernaux zodoende een zwevend spinrag tussen het persoonlijke en het politieke, het particuliere en het universele. Een vrank en vrijmoedig relaas van een (onopvallend) leven als vrouw dat uitmondt in een weergaloze ‘overdenking’ van een kolosaal tijdsgewricht. Een bouillabaisse waarin de simultaniteit van de verstrijkende historische tijd, de transformatie van allerlei dingen, denkbeelden en moralen, en het strikt persoonlijke, gaargekookt worden tot een magnifiek en bijzonder smaakvol eenpansgerecht.
Haar spitse observaties en bedenkingen overrompelen je krachtdadig, want de genadeloos voorbijsnellende tijd laat sowieso niets heel. ‘Alle beelden zullen verdwijnen,’ schrijft ze aan het begin van het boek (pagina 7).  En verder: ‘Alles zal in één seconde worden uitgewist. Het van de wieg tot aan het laatste bed vergaarde woordenboek zal worden geschrapt. Het zal stil zijn en geen woord zal die stilte uitdrukken. Uit de opengevallen mond komt niets tevoorschijn’ (pagina 15).
Ernaux profileert zichzelf zonder markeren als een bescheiden, maar bovenal scherp observerend arbeiderskind, dat doordrongen is van het besef van eindigheid en ondergang, dat nauwlettend en onnavolgbaar de lotgevallen optekent van een gonzende groep voortjakkeraars en najagers die in die bewuste periode(s) van grote omwentellingen gewoonweg alles wil uitproberen en daarbij hoegenaamd niets te verliezen heeft.
Dat resulteert in een abondante stroom van informatie: het op de markt komen van gedroogde soep uit een pakje, yoghurts met smaak, het plotse overlijden van president Pompidou, de kandidatuur van de komiek Coluche bij de presidentsverkiezingen, de strijd voor abortus, de septemberaanslagen van Rue de Rennes, de doodsstrijd van Johannes Paulus II, de geboorte van de eerste reageerbuisbaby…
Verder heeft ze het over haar huwelijk, de geboorte van haar zonen, haar scheiding en de daardoor hervonden vrijheid. Daarnaast zien we de opkomst van indoorsupermarkten, televisieseries, ringwegen, anticonceptiebewegingen, abortusklinieken, aidsgolven, reclamespots en de mobiele telefoon. Beleven we vanop de eerste rij hoe consumentisme een onstilbare honger naar meer, meer, meer in de mensen wekt. Hoe mensen meer vervreemd raken van de wereld waarin ze leven. Hoe het credo van verandering en vernieuwing alles en iedereen in zijn greep krijgt, tot ook dat op zijn grenzen stuit. En hoe de katholieke preutsheid langzaam maar zeker wijkt voor een vrijere beleving van seksualiteit: ‘Alles wat verboden, een afschuwelijke zonde was geweest, verdiende nu aanbeveling. Je wende eraan om geslachtsdelen op het scherm te zien, maar hield uit angst om je emotie te tonen je adem in toen Maria Schneider door Marlon Brando anaal werd gepenetreerd’ (pagina 102).
Maar wat ze noteert is allesbehalve te reduceren tot zomaar conservatieve cultuurkritiek. Te lezen als: hoe takelen we best het destijds in vorm gegoten engagement weg van de pechstrook? En ook het kijvende schoolmeestervingertje blijft zonder mankeren achterwege.
Naar eigen zeggen dacht ze zowat 20 jaar na over de vorm en de stijl van het te schrijven boek. Kundig manoevrerend tussen een te bekrompen ik, een te extrinsiek zij, koos ze uiteindelijk voor een brede en veelzijdige ‘wij – vorm’ als de stem van een anders denkende, anders pratende, anders schrijvende, anders werkende, anders levende en anders op het verleden terugblikkende generatie. Zo kijkt ze in de eerste plaats in en naar zichzelf om er de wereld terug te vinden, en gelijktijdig taxeert ze diezelfde wereld om zichzelf alsnog beter te begrijpen.
Het boek laat zich misschien nog het best omschrijven als een rusteloze inventarisatie van de markante sfeer van weleer (l’ambiance d’antan) die passend vorm geeft aan dat halvelings onscherpe begrip dat we maar al te graag ‘het collectieve bewustzijn’ noemen. En dat stapsgewijs waarneembaar wordt achter een onbegrensde stroom van persoonlijke herinneringen. Een genre mentaliteitsgeschiedenis; een memorandum van uitzonderlijke, want meer dan betekenisvolle ontwikkelingen.
Wat vond de gemiddelde Fransman al dan niet belangrijk? Welke eerder banale dingen en welke politieke en andere gebeurtenissen hielden hem bezig? Naar welke televisieprogramma’s werd er gekeken, welke chansons diende je grijs te draaien, welke films moest je gezien hebben, door welke reclamespots op radio en televisie liet men zich verleiden? Welke boeken las je best en welke kleren droeg je en aan welk voedsel gaf je de voorkeur: ‘Reclame toonde hoe je moest leven, hoe je je moest gedragen en je huis moest inrichten, reclame was de culturele instructeur van de samenleving’ (pagina 109).
Ernaux tracht volhoudend vast te leggen wat de kenmerkende tekenen des tijds zijn. De gewoontes, de taal die mensen op zekere dag gebruikten, de commentaar die men toen gaf op gebeurtenissen. Zo en niet anders komen we tot het besef dat de tijd die verstrijkt van buitenaf op ons afgestormd komt en niet uit onszelf. Maar door een kind dat groot wordt, een bakker die plots plaatsmaakt voor een rijschool, een warenhuis dat vervolgens overgenomen wordt door weer een andere keten.
Dat minutieus registreren doet ze overwegend door secuur en sec beschreven (op het eerste zicht oninteressant lijkende) foto’s, video’s en beschrijvingen van (eerder benauwende) familie-etentjes of persoonlijke (en meestal doorsnee) herinneringsbeelden. Die ik met graagte 5 sterren meegeef.
Nuja. Ik kan er jullie geen zekerheid rond verschaffen, maar ik vermoed dat ook vandaag een groot deel van de jeugd zich doodergert. Net als toen in Frankrijk. Voornamelijk aan de duffe en saaie generatie ouderen die zich vandaag nog steeds op de kop laat zitten en zulks feitelijk ook van hen verwacht: ‘Hoe meer je ondergedompeld raakte in wat werkelijkheid heette, werk, gezin, hoe meer je een gevoel van onwerkelijkheid kreeg’ (pagina 88).
Naar we ouder worden vervagen onze oorspronkelijke droombeelden geleidelijk. Met het klimmen der jaren slinkt het optimisme en groeit de gelatenheid. We worden er sterker van bewust dat tijdelijkheid en vergankelijkheid onze idealen hopeloos lieten verwelken. Wanneer bij Ernaux in 2002 borstkanker vastgesteld wordt, groeit het besef dat de dood steeds dichterbij komt. Ze wordt ook steeds banger voor amnesie, een gevoel dat alleen maar versterkt wordt door het feit dat haar moeder aan Alzheimer overleed.
Ernaux beseft dat er denkbaar niet al te veel meer tijd overblijft om finaal aan de slag te gaan. Dat ze dringend verslag moet doen van haar wedervaren en liefst in een onopgesmukte stijl, rechttoe-rechtaan: ‘Het stempel dat deze wereld op haar en haar tijdgenoten heeft gedrukt, wil ze gebruiken om een gemeenschappelijke tijd te reconstrueren, de tijd die van zo vele jaren her tot aan vandaag is voorbijgegaan. Ze wil het geheugen van het collectieve geheugen terugvinden in een individueel geheugen, en zo de geleefde dimensie van de Geschiedenis uitdrukken’ (pagina 226).
Op de laatste pagina’s in het boek legt ze de nadruk op een zeer interessante paradox. Waar zij slechts over een handvol documenten beschikt om een verloren tijd te reconstrueren, stapelen de materiële archiefdocumenten zich vandaag, dankzij de digitalisering, op. Maar door het onophoudelijk bewaren en archiveren van het heden in ‘direct zichtbare foto’s en films’ is het verleden nu een vloeibaar gegeven geworden met ‘een laag gehalte aan werkelijke herinneringen’. De ‘totale conservering van het leven’ put de werkelijkheid uit. We moeten bijgevolg: ‘Iets redden van de tijd waar we nooit meer zullen zijn’ (pagina 229).
Enfin. Ook mijn eigen jeugd raasde voorbij in vale grijstonen en zonder al te noemenswaardige cyclonale depressies. Nogal wat polaroids en viewmastervergezichten en nog meer gezwam om twee keer niets. Net als tijdens de familiebijeenkomsten ten huize Ernaux. Als drijvende kracht om te revolteren had het daar en thuis dus allemaal niet veel te betekenen. Amper krachtmetingen en strijd, en nog minder bittere bekers om tot de bodem te legen. Ach, de mestvaalt der geschiedenis. Bijwijlen simple comme bonjour.

Benny Madalijns
We hebben alleen onze geschiedenis en die is niet van ons (José Ortega y Gasset)
Annie Ernaux
Benny Madalijns
Non-fictie
Madalijns is van opleiding Leraar Beeldende Kunsten en doctor in de Archeologie & Kunstwetenschappen. Hij is schrijver van amper te publiceren verhalen over denken & doen, zoals het boek 'Ondanks alles / Malgré tout' (ASP). En schilder & collagist van zo maar wat bedenkingen van geest & gemoed. Hij is ondervoorzitter bestuursorgaan Instelling Morele Dienstverlening Vlaams-Brabant. (Foto: Jean Cosyn - VUB)
_Benny Madalijns -
Meer van Benny Madalijns

_Van zelfde auteur

_Nieuwste recensies

Bekijk alle nieuwe recensies