Peter Venmans
Karel D'huyvetters
Non-fictie
  • 1492 keer bekeken
  • minuten leestijd
  • Reacties

Waardering

4 april 2022 Gastvrijheid. Filosofisch essay.
Wie enigszins vertrouwd is met Peter Venmans boeken zal meteen zijn modus operandi herkennen. Hij kiest een treffend thema uit onze cultuur, en gaat dan op zoek naar allerlei aanknopingspunten, in de literatuur, de filosofie, de antropologie, de godsdienst, de reclame, de media, de hedendaagse samenleving, de politiek, de actualiteit. Het levert een aangename en vrij boeiende tekst op, waarbij de lezer zich veelal bevestigd voelt in zijn overtuigingen en gevoelens, en tevens heel wat interessante informatie opdoet.
Peter Venmans is geen filosoof met de hamer: hij hanteert de pen veeleer als een ganzenveer, waarmee hij lichtvoetig de gedachten schetst die bij hem opkomen bij zijn veelzijdige opzoekingen rond dit thema. Hij heeft geenszins de bedoeling ons te overtuigen van zijn opvatting ter zake, voor zover hij die al zou hebben. Hij lijkt ons veeleer te willen aanzetten om zelf te denken, zoals Kant voor hem: sapere aude! Menig filosoof zou er goed aan doen iets vaker deze methode te gebruiken dan de al te zelfzekere, zo al niet arrogante stijl waarin ze ons vaak proberen te overweldigen.
Deze losse, bijna badinerend benadering van een belangrijk thema, die overigens eigen lijkt aan het genre van het essay, mag dan al bij een ruim publiek goed onthaald worden, ze heeft desondanks toch haar grenzen. Door de vele aangehaalde voorbeelden en vindplaatsen en de talloze verwijzingen, de uitvoerige citaten en parafrasen, raakt men soms de rode draad kwijt, of komt men tot het besef dat die eigenlijk ontbreekt. De auteur vertrekt niet van een klare definitie van het behandelde onderwerp, maar besluipt als het ware zijn prooi vanuit talloze hinderlagen en uitkijkposten, zonder ze ooit echt te strikken of zich ervan meester te maken. Zijn idee van ‘gastvrijheid’ is niet gebaseerd op enige definitie, en is dus uiterst breed en ruim, wat hem in staat stelt om te rade te gaan bij de meest uiteenlopende bronnen. Dat is misschien wel een van de charmes van Venmans’ benadering, maar voor de veeleisende lezer kan het af en toe wat gemakkelijk lijken. Verscheidene voorbeelden van gastvrijheid die hij aanhaalt, hebben, hoe interessant zij verder ook zijn, met wat men daaronder gemeenlijk verstaat in feite niets te maken, tenzij men wel heel breeddenkend is; dat levert dan evenwel het gevaar op van onduidelijkheid en vaagheid over het begrip gastvrijheid zelf.
Wanneer men, zoals typisch is voor onze auteur, zich heel sterk steunt op literaire bronnen, moet men zich steeds zeer goed ervan bewust zijn dat literatuur een beschrijving en vooral een interpretatie van de werkelijkheid is, en niet de werkelijkheid zelve. Het hele eerste hoofdstuk is gebaseerd op de gastvrijheid in de Griekse oudheid, niet aan de hand van historische studies, maar van (vooral) de Odyssee. Venmans lijkt voortdurend ervan uit te gaan dat de zaken zich echt zo hebben voorgedaan zoals ze beschreven staan. Dat lijkt een wel erg vermetel vertrouwen in de literatuur in haar geheel en in een complex meesterwerk uit de verten van onze beschaving in het bijzonder. Zijn interpretatie van de antieke godenwereld is naïef te noemen: het is onwaarschijnlijk dat de gewone Griekse mensen, laat staan de intellectuele elite, ook maar enig geloof of belang zouden gehecht hebben aan de zogenaamde tussenkomsten van de goden in het gewone leven of in de uitkomst van grote conflicten tussen volkeren. Dat behoorde vrijwel uitsluitend tot het literaire genre en tot de volkse traditie, ongeveer zoals wij zeggen dat de weergoden niet met ons waren wanneer een manifestatie uitregent. Of denkt men werkelijk dat hier bij ons de mensen echt geloofden dat de H. Antonius ervoor zou zorgen dat ze wonnen bij de Nationale (k)loterij?
Eenzelfde bedenking geldt voor het derde hoofdstuk, dat over de christelijke naastenliefde handelt. Dat leest bijwijlen als een (slechte) preek. Het lijkt al te gemakkelijk om aan de hand van enkele overbekende (maar uit hun verband gerukte) citaten uit het Oude en het Nieuwe Testament die naastenliefde als een absoluut ethisch gebod voor te stellen. Daarbij gaat men voorbij aan het feit dat noch bij de eerste christenen, noch op enig moment in de geschiedenis daarna deze ‘universele en absolute’ naastenliefde ook maar enigszins een realiteit is geweest in het christendom, wel integendeel, zeer, zeer integendeel, daarvoor is het zelfs overbodig om de ontelbare afschuwelijke voorbeelden aan te halen. Men kan goede argumenten aanhalen die erop wijzen dat die naastenliefde tot de middelen behoorde waarvan het vroege christendom gebruik maakte om ingang te vinden onder de onderlagen van de bevolkingen. Wanneer onze auteur de Franse filosofen Levinas en Derrida ten tonele voert, gebeurt dat om begrijpelijke redenen in kort bestek; helaas blijft hij daardoor nogal aan de oppervlakte van deze vaak diepzinnige, om niet te zeggen duistere lieden. Wanneer het bekende beeld wordt gebruikt van het appel dat de andere aan ons doet, wordt weinig aandacht besteed de mogelijkheidsvoorwaarde van dat appel, namelijk de menselijke empathie, waarzonder elk appel vruchteloos zou zijn. Het hoofdstuk over hospitality, dat wil zeggen over commerciële vormen van gastvrijheid, lijdt onder het ontbreken van een definitie van het kernbegrip. De auteur zelf stelt terloops wel de vraag of men nog wel van gastvrijheid kan spreken bij het massatoerisme naar bijvoorbeeld Thailand, maar dat heeft hem er niet van weerhouden om dat aspect vrij uitvoerig te behandelen. Andere voorbeelden van vermeende gastvrijheid, zoals de vele ‘goede werken’ van het christendom, worden dan weer uitsluitend gezien als vormen van die absolute ‘gastvrijheid’ die de christelijke naastenliefde (zogezegd) is, terwijl het wel degelijk commerciële ondernemingen waren, waarbij talloze religieuzen niet alleen hun brood verdienden, maar zelfs uitgebreide rijkdommen verzamelden, en niet zelden grote wereldse macht.
Peter Venmans is een begaafde verteller, zijn taal is heel toegankelijk, zijn stijl direct en ongecompliceerd. Er zijn wat Vlamismen, maar enkel strenge Nederlandse critici zullen daarover struikelen. Heel af en toe laat hij zich verleiden om een geleerde term te gebruiken, en niet altijd gepast of nodig (double bind, principe van de niet-tegenstrijdigheid). Soms gaat hij zonder meer voort op onnauwkeurige clichés, bijvoorbeeld over de uitdrukking ‘pecunia non olet’, die niet in die vorm te vinden is bij Suetonius en veeleer uit de 19de eeuw lijkt te stammen. Hij geeft in het nawoord zelf toe dat hij zich weleens herhaalt, soms zelfs letterlijk en op dezelfde pagina (133). In de bibliografie verwijst hij voor het citaat van Spinoza terecht naar de vertaling van Suchtelen, maar geeft hij als datum en plaats van uitgave die van Corinna Vermeulen. Zijn uitleg over inclusief taalgebruik klinkt (nogal) aannemelijk, maar hier en daar vervalt hij al te gemakkelijk in de – slechte – oude gewoonte van het eenzijdig mannelijke taalgebruik, wat toch echt niet meer van deze tijd is, en wat overigens vaak eenvoudig kan vermeden worden.
Ten slotte waag ik me aan wat in dit boek – bewust – ontbreekt, namelijk een eenvoudige definitie van ‘gastvrijheid’, en wel op etymologische grond. We weten allemaal intuïtief wat ermee bedoeld wordt, maar als we het woord zelf bekijken, aarzelen we over het tweede deel van de samenstelling, ‘vrij’. Dat moet men hier lezen als een vorm van ‘vriendelijk, genegen’. Men is gastvrij als men positief staat tegenover (het onthaal van) een of meer gasten, als men veeleer geneigd is om hen te ontvangen dan om het niet te doen. Wie die gasten zijn, heeft dan verder niet zo heel veel belang. En zoals bij vele andere karaktertrekken is ook gastvrijheid er een die sommige mensen in aanzienlijk ruimere mate hebben dan anderen, zonder dat daarvoor meteen ook een verklaring is, zowel bij de gastvrije persoon zelf als bij anderen.

Karel D’huyvetters
Peter Venmans
Karel D'huyvetters
Non-fictie
Karel D’huyvetters (°1946) legt zich toe op de geschiedenis van het atheïsme en het antiklerikalisme. Van hem verschenen Nederlandse vertalingen van de belangrijkste werken van Spinoza, met uitvoerige commentaren. Hij onderhoudt een website over Spinoza en een persoonlijke website.
_Karel D'huyvetters -
Meer van Karel D'huyvetters

_Van zelfde auteur

_Nieuwste recensies

Bekijk alle nieuwe recensies