Imme Lammertink
Victor De Raeymaeker
Non-fictie
  • 1360 keer bekeken
  • minuten leestijd
  • Reacties

Waardering

22 februari 2022 Het Grote TOS Mysterie. Wat aliens en robots ons kunnen leren over taal.
Als ex-leraar blijf je natuurlijk erg geïnteresseerd in wat er in je vroeger werkgebied gaande is. Ik had geen weet van uitgeverij Levendig en wat daar allemaal aan kleurrijk, fris materiaal te vinden is. En dan ontdekken dat er een strip bestaat over taal die een groot mysterie gaat oplossen dat TOS heet. Het wordt beschreven als een neurobiologische ontwikkelingsstoornis waarvan de precieze oorzaak nog onbekend is.
De kinderen met TOS zijn in alles O.K.: intelligentie, gehoor, ontwikkeling, behalve dan een moeilijkheid met de taal waarbij het lezen, spreken schrijven en begrijpen van de taal (erg) moeilijk zou zijn. Naar schatting zou het gaan over 7 procent van kinderen, leeftijd vijf jaar. Maar het precieze aantal  is nog niet onderzocht. Het zou in elk geval betekenen dat er gemiddeld twee TOSsers in iedere klas zouden zitten.
TOS staat voor “TaalOntwikkelingsStoornis”. Dat is bijzonder jammer, want taal is zo ongelooflijk belangrijk. We denken met woorden en taal, we spuwen klanken, woorden en zinnen uit naar anderen en dan kunnen die begrijpen wat wij denken en willen zeggen. Het is het ene, grote talent dat enkel het schepsel “mens” heeft dat het toch wel heel apart zet van de andere dieren omdat spraak zeer gedetailleerde communicatie mogelijk maakt en als opslagplaats kan dienen voor wat we ontdekken en van elkaar leren. “Taal gebruiken we om te communiceren, niet alleen met anderen, maar ook met onszelf. Wat sociale taal is in ons contact met de buitenwereld, is innerlijke taal in het contact met onze binnenwereld. Sociale taal gebruiken we om contact te maken met anderen en in die interactie leren we over onszelf, over anderen, over de wereld en over de geschreven en ongeschreven regels van communicatie en interactie,” zegt Imme Lammertinck daarover in haar proefschrift over TOS en over het leren van taal.
Een kind met TOS – zo lees ik verder - lukt er niet in taal vlot naar binnen te halen, de communicatie blijft onvolledig, waarna het ook nog eens moeilijk is ze te verwerken, en een mogelijk antwoord er ook incompleet of vervormd weer uitkomt. Een kind met TOS spreekt in korte, onlogische zinnen, is slecht verstaanbaar, praat weinig, kan zich slecht concentreren, begrijpt vaak anderen niet, lijkt soms niet te luisteren. TOS belemmert de communicatie en het leren en dat is heel voelbaar in het onderwijs, zowel tijdens de les als in de pauzes, zowel voor docenten, als voor leerlingen – met en zónder TOS.
Daar gaan we weer, denkt de oud-leraar in mij. Eerst had je gewoon leerlingen. Er waren daar kinderen bij die het moeilijk hadden met spellen, met sommen, met stilzitten, met het toch wel opvallend in zichzelf gekeerd zijn. Er waren er die meteen vlot leerden lezen en anderen voor wie dat soms nog een hele tijd duurde. Maar dan wisten de meesten veelal plots hoe het hoorde en haalden hun schade in door bijvoorbeeld de ganse grote vakantie ergens met het hoofd in een boek te zitten. De normale mix. Er was ook altijd een dikke bij en een clown. Een miniweerspiegeling van de maatschappij.
Plotseling kwam er een grote vinger tevoorschijn die naar het kind kwam wijzen dat bij het schrijven van een woord de letters soms door elkaar haspelde. Dat was wat vervelend soms. Soms grappig. Maar door die vinger van de maatschappij werd het heel belangrijk en daarna iets speciaals. Het kreeg een naam: “Dyslexie”. Het bleek een soort ziekte die kon genezen worden, mits speciale behandeling, mits het inzetten van de leerkrachten en specialisten.
Daarna volgde nog een hele reeks. Na dyslexie kwamen adhd, add, dyscalculie, autisme, dyspraxie en nog meer, ik heb ze allemaal meegemaakt. Het leek er soms op alsof  de ouders enkel tevreden waren als een hun kind ook een bepaald “iets” had waar aandacht moest aan besteed worden. Het maakte de taak van de leerkracht niet bepaald eenvoudiger. Het initieel pluspunt voor de leerling was dat hij/zij meer aandacht kreeg en – belangrijker nog - niet meer moest horen dat hij/zij “dom” was maar iets “speciaals” had. Waarschijnlijk zal die aandacht voor bepaalde moeilijkheden bij het leerproces er wel toe bijdragen dat we een meer harmonieuze en efficiënte maatschappij hebben.
Nu is het de beurt aan TOS en Lammertink. Die concludeerde in haar promotieonderzoek dat veel nog niet duidelijk was maar dat het wel al zeker was dat leerlingen met TOS de patronen in een taal niet herkenden. Alhoewel ze dat met patronen in beelden wel moeiteloos deden. Ze ging dan ook op zoek naar hulpmiddelen, naar iets dat voor kinderen met en zonder TOS toegankelijk zou zijn. Vermits kinderen met TOS geen moeite hebben met beeldpatronen, lag het voor de hand dat het iets met prenten moest worden, animatie of strip.
Het resultaat werd het stripboekje “Het grote tos mysterie” waarover Lammertink zegt: “Het boekje is geschreven voor kinderen met en zonder TOS vanaf ongeveer 10 jaar. Het doel is om meer bekendheid te creëren voor TOS en kinderen te enthousiasmeren voor taalwetenschap. En om TOS bekender te maken in de omgeving van een kind met TOS, zodat men begripvoller kan reageren op de problematiek, om het kind met TOS duidelijk te maken dat hij/zij niet “dom” is. Ik las het stripverhaal natuurlijk voor ik wist wat “TOS” betekende. Het idee van een stripverhaal in de klas of tenminste als middel tot communicatie leek me prachtig en het boekje oogde ook heel aantrekkelijk.
Drie kinderen spelen op een grasveldje met een bal. Eén ervan, Jeroen, komt moeilijk uit zijn woorden en wordt boos als hem verweten wordt de bal niet door te geven aan Naomi. Hij wordt boos en schop te bal weg. Die gaat door een open raam naar binnen en komt terecht in de werkkamer van Roos, die taalwetenschapper is en experimenteert met een robot “Appie” en “Aliens”. Al duurt het een tijdje voor we die te zien krijgen. Roos doet een taalexperimentje met de drie kinderen maar dat lukt niet best voor Jeroen, over wie we ondertussen weten dat hij TOS heeft. De Aliens veranderen van gedaante telkens één van de kinderen op de knop van een afstandsbediening klikt. Dan zijn alle Aliens plots “naar huis”. Ze hebben foto’s achtergelaten en professor Roos gaat eens testen of de kinderen bepaalde patroons herkenden. Jeroen blijkt daar best in te zijn en is natuurlijk heel fier als Roos dat zegt. Zij concludeert dat kinderen met TOS enkel moeite hebben als het er op aankomt auditieve patronen te herkennen. Ze wil de kinderen graag nog eens uitnodigen en ze dan een nieuwe taal laten bedenken zodat ze dan kan onderzoeken welke patronen in die nieuwe taal ontstaan. De kinderen gaan weer buiten op het grasveldje spelen.
Conclusie: Na het verhaal twee keer gelezen te hebben, wist ik nog niet best waarover het ging. Ik voelde ook geen duidelijke verhaallijn, geen zekere spanningsboog. Zonder de “begrippenlijst” (een zevental begrippen) op de twee laatste pagina’s zou ik er het raden naar gehad hebben. Daarna moest ik gaan “googelen” alvorens het TOS begrip helemaal duidelijk voor me werd.
Jammer. Maar een stripverhaal is een communicatiemiddel en moet door middel van verhaallijn, actie, kwaliteit van tekening, samenhang een verhaal vertellen dat - in dit geval- een begrip moet uitleggen, en dan nog eens zowel aan volwassenen als – denk ik – aan kinderen. De stripfiguren staan er wel, maar altijd praktisch helemaal naar voren kijkend wat ook hun houding en gebaren bepaalt. De plot zelf is niet erg spannend. Begrijpelijk, als je bedenkt dat de opgave is om taal, grammatica en een taalstoornis uit te leggen. De stripfiguren zijn houterig, slordig. Wat er gebeurt is niet altijd duidelijk, zeker niet als de Aliens “naar huis gestuurd” worden doordat de kinderen op een “clicker” duwen. Ze stonden te wachten op hun ruimteschip. Wat doen die afstandsbedieningen dan?
Een gemiste kans, ergens, want het experiment toont aan dat een goede strip zeker het potentieel heeft om in de klas als prettig efficiënt leermiddel gebruikt te worden.

Ik wil in elk geval dat andere prentenboek “Het taalmonster van Kaat” bespreken dat bij Levendig uitgever verscheen over hetzelfde onderwerp. Zou het een tweede keer beter lukken?

Spannend.

Victor De Raeymaeker


Illustrator: Wouter Goudswaard
Imme Lammertink
Victor De Raeymaeker
Non-fictie
-
_Victor De Raeymaeker - Recensent
Meer van Victor De Raeymaeker

_Van zelfde auteur

_Nieuwste recensies

Bekijk alle nieuwe recensies