Sonja Lavaert, Pierre François Moreau (red.)
Karel D'huyvetters
Non-fictie
  • 891 keer bekeken
  • minuten leestijd
  • Reacties

Waardering

9 februari 2022 Spinoza et la politique de la multitude
Onder deze titel gaat een verzameling schuil van wetenschappelijke studies (in het Frans, voor alle duidelijkheid) over het begrip multitudo bij Spinoza (1632-1677). De redacteurs zijn de Vlaamse Sonja Lavaert (VUB) en de coryfee van de Franse Spinoza-studies in Lyon, Pierre-François Moreau. Onder de auteurs treffen we, naast de redacteurs, enkele andere zeer bekende namen uit Spinoza-kringen aan zoals Laurent Bove, Chantal Jaquet en zelfs Antonio Negri, naast meer aankomende internationale medewerkers. Het niveau is dan ook opvallend hoog, wat de onvoorbereide lezer allicht weleens voor enkele problemen zal plaatsen.
Sommige auteurs bieden een zelfstandig betoog aan rond het zeker in Frankrijk veelbesproken thema van de multitude, anderen bloemlezen Spinoza zelf en rijgen hoofdzakelijk representatieve citaten en parafrasen van zijn werken aaneen. Deze laatste methode is zeker niet te versmaden, maar zal bij wie vertrouwd is met het werk van Spinoza wellicht de neiging opwekken om dergelijke passages over te slaan; het belang van dergelijke artikels is voor hen dan misschien veeleer beperkt, terwijl zij die Spinoza alleen van horen zeggen kennen, en dat is ongetwijfeld de overgrote meerderheid, precies daarin hun gading zullen vinden. Alle teksten munten uit door hun literaire kwaliteiten: de Franse helderheid komt het verstaan van soms complexe redeneringen gelukkig ten goede.
Inhoudelijk zijn de verschillende benaderingen van het belangrijke en rijke thema grotendeels complementair en zonder storende overlapping, en bestrijken vrijwel het volledige veld van de mogelijke interpretaties en duidingen. Bovendien zijn er interessante en uiterst relevante verwijzingen naar onze samenleving van vandaag, waarbij herhaaldelijk blijkt dat Spinoza niet zomaar een randfiguur is uit geschiedenis van de filosofie met een louter historische betekenis, maar veeleer de denker die niet alleen aan de basis ligt van de moderniteit, maar daarvan tevens de meest vooraanstaande vertegenwoordiger is, die talrijke latere denkers, vanaf de libertins érudits, over de grote filosofen van de Verlichting en vrijwel alle latere periodes en strekkingen in de wijsbegeerte tot op onze dagen, zonder veel moeite in de schaduw zet door de originaliteit en radicaliteit van zijn rigoureuze redeneringen over de meest fundamentele kwesties die de mens beroeren.
Een dergelijke kwestie is het behandelde thema van de multitudo zeker en vast. Bedoeld is in het algemeen elke groepering van mensen, en meer specifiek onder meer het plebs als de meerderheid van de mensen die uitgesloten zijn van de uitoefening van en invloed op de macht, of het vulgus als de ongeschoolde en onbemiddelde onderlaag van de bevolking, maar ook de irrationele, opgezweepte massa als een veelkoppige draak die met onstuitbare en onbeheersbare revolutionaire kracht elk staatsbestel en alle machthebbers voortdurend bedreigt en vrees aanjaagt, of de gemakkelijk te beïnvloeden slachtoffers van populistische politici, of nog de zwijgende meerderheid in elk staatsbestel. Het is vanaf het begin van de filosofie en dus van het nadenken over de mens voor iedereen duidelijk dat de mens weliswaar een individu is, maar tevens een sociaal wezen. No man is an island (Donne): niemand is ooit alleen, zelfs de vrijwillige afzondering van Thoreau bij Walden Pond was verre van eenzaam of een toonbeeld van zelfvoorziening. Primitieve volksstammen tonen ten overvloede aan dat de mens slechts kan overleven en ten volle tot bloei komen samen met anderen; de ergste straf is daar, en ook in vroege beschavingen, veelbetekenend de verbanning.
Het samenleven van individuen is evenwel niet louter de mogelijkheidsvoorwaarde voor de emancipatie van de mens, het geeft anderzijds altijd en overal aanleiding tot conflicten, aangezien elk individu, en elke groep, die in die zin als een individu kan beschouwd worden, zich in de eerste plaats bekommert om de eigen instandhouding, en zo in concurrentie komt met elk ander individu en met elke andere groep die hetzelfde nastreeft, zeker wanneer de beschikbare middelen en natuurlijke rijkdommen schaars en moeilijk te verwerven en te bewaren zijn. De mens heeft met het dier gemeen dat het individuele overleven en de instandhouding van de soort eerst komt: Erst kommt das Fressen, dann komt die Moral (Brecht). Het is pas in een tweede beweging dat de mens, dankzij het rationele denken waartoe ons geëvolueerd brein in staat is, leert in te zien dat niets nuttiger is voor de mens dan de mens die zich door de rede laat leiden (Spinoza). Het eigenbelang wordt het best gediend, en de macht van het individu is het grootst, door eensgezindheid binnen een grotere gemeenschap.
Een groep mag dan al in sommige opzichten als een individu beschouwd worden, het blijft evenwel een verzameling van individuen die hun autonomie bewaren, ook wanneer zij zich, tijdelijk en steeds voorwaardelijk, schikken naar algemene regels en wetten die zij zelf overeengekomen zijn, of die door een hogere gezagsinstantie opgelegd zijn. De vormen die de verhouding tussen individu en maatschappij aanneemt, vormen de geschiedenis van de mens en van de mensheid. De absolute vrijheid is veeleer de algemene onvrijheid van de anarchie, waarin het individu ten onder gaat in het geweld van de ‘oorlog van allen tegen allen’ (Hobbes). De absolute onderwerping van het individu aan zijn gelijken is strijdig met het absolute beginsel van het zelfbehoud, en kan enkel met het absoluut geweld van de dictatuur betracht worden, maar is nooit een lang leven beschoren: violenta nemo imperia continuit diu (Seneca): niemand heeft een gewelddadige heerschappij lang in stand gehouden.
Ongetwijfeld zijn alle mensen niet gelijk: ‘Ik ben als iedereen: anders dan de anderen’ (Paul Claes). Meer nog: alle mensen zijn verschillend, van de ruwweg 120 miljard mensen die er ooit geweest zijn, waren er geen twee identiek, nog afgezien van de omstandigheden waarin ze leefden. De verschillen zijn bovendien zeer aanzienlijk en betekenisvol, bijvoorbeeld al tussen man en vrouw. Het ligt voor de hand dat aanvankelijk vooral de fysieke kracht in veel gevallen de doorslag zal geven in de omgang met elkaar, al was het maar bij het voorzien in de elementaire behoeften: eten en drinken en beschutting tegen de elementen en tegen de bedreiging van vijandige mensen en dieren. Maar ook andere menselijke eigenschappen zullen meespelen, zoals karaktertrekken en intelligentie, die evenzeer de machtsverhoudingen kunnen beïnvloeden of zelfs bepalen. Het is dus niet verrassend dat er in een maatschappij mensen zijn die het gezag over anderen kunnen verwerven en dat bovendien ook ambiëren, en het is niet abnormaal dat er voor het behoorlijk functioneren van een groep of samenleving leiders nodig zijn.
Anderzijds is het blijkbaar onvermijdelijk dat die leidinggevende figuren naast de macht ook materieel voordeel krijgen of grijpen uit hun functie. En niet elke leider is een Cincinnatus en keert na volbrachte taak als dictator terug naar de ploeg. Er ontstaan dus leidende families die zich daardoor verrijken, en daarnaast ook families die rijk zijn en daardoor aanspraak maken op deelname aan de macht, en mede door het erfrecht en nepotisme, ook rijk en machtig blijven. Ongelijkheid is onweerlegbaar een vast kenmerk van de samenleving, en aangezien melior est conditio possidentis, wie iets in handen heeft is in de betere positie, zullen degenen die macht en rijkdom in handen hebben dat met alle middelen proberen te behouden. Nochtans is elk individu geneigd om zichzelf (ten minste!) als een gelijke te beschouwen van alle anderen, en niet ten onrechte overigens. Want er zijn geen mensen die van nature, of door een of andere bovennatuurlijke beschikking beter zijn dan andere, dat blijkt zowel uit ons aanvoelen als uit het gezond verstand. De machtigen betwisten dat dan weer even vanzelfsprekend.
Dat zijn grosso modo de elementen van de discussie. Spinoza heeft zich in twee voortreffelijke werken uitgesproken over de vormen van samenleving van individuen. In de Theologisch-staatkundige verhandeling bespreekt hij vooral de theocratie, of de rol van de godsdienst en de clerus in de maatschappij. Dat was een brandende kwestie in de 17de eeuw, waarin de gruwelijke godsdienstoorlogen nog niet beslecht waren, en inzonderheid in de Nederlandse Verenigde Provinciën, die zich maar net hadden vrijgemaakt van de Spaanse en katholieke overheersing. In de postuum gepubliceerde Staatkundige verhandeling bespreekt hij dan de andere staatsvormen: de monarchie, de aristocratie en de democratie; deze laatste bleef onafgewerkt, hetzij door zijn vroegtijdige dood, hetzij omdat hij bij zijn omschrijving van de andere twee al voldoende gewezen had op hun democratisch deficit, dat onafwendbaar tot hun ondergang of aanpassing leidt. Beide werken zijn door mij vertaald uit het Latijn en voorzien van uitvoerige toelichtingen (Uitgeverij Wereldbibliotheek voor de Staatkundige verhandeling, Uitgeverij Coriarius voor de Theologisch-staatkundige verhandeling).
Na de inkleding door de redacteurs gaat P.-F. Moreau dieper in op de vraag of een bevolking(sgroep) het recht heeft om te revolteren tegen legitiem gezag, en om welke redenen. Spinoza heeft namelijk enerzijds op grond van concrete voorbeelden benadrukt dat men misschien wel een dictator kan uitschakelen, maar dat daarmee de dictatuur niet verdwenen is, en zo ogenschijnlijk gepleit tegen dergelijke gewelddadige revoluties, maar anderzijds geeft hij grif toe dat een volk en zelfs individuen zowel het recht hebben om te protesteren tegen bestaande wetten waarvan zij menen dat ze onrechtvaardig zijn, als zich te ontdoen van machthebbers die zich niet wijden aan het algemene welzijn.
Sonja Lavaert onderzoekt in welke mate Spinoza aanleunt of gebruik maakt van de ideeën ter zake van Machiavelli en van enkele tijd- en geestgenoten, en concludeert dat zijn standpunten zowel genuanceerder als radicaler en filosofisch beter onderbouwd zijn.
Laurent Bove maakt het belangrijke historische en sociaal-politieke onderscheid tussen de noties van ‘onderdaan’ en ‘burger’, wat in de geschiedenis van onze westerse beschaving een uiterst voorname rol heeft gespeeld.
De steeds voortreffelijke Chantal Jaquet analyseert het begrip van (burgerlijke) ongehoorzaamheid aan de hand van wat Spinoza in de Staatkundige verhandeling zegt over de ‘staat van oorlog’ tussen onderdanen en het gezag.
D. Athanasakis bekijkt de verhouding tussen het individu en de ‘multitude’, een thema dat verdere uitwerking vindt in de bijdrage van Tilman Reitz over de subjectieve individuele rechten en de gemeenschappelijke macht, een kwestie die Spinoza in zijn hele oeuvre voortdurend van alle kanten uitwerkt en benadrukt.
Blanche Gramusset Piquois heeft het over de weerstand tegen de assimilatie van ‘vreemde’ elementen in de samenleving, en wat Spinoza’s uitspraken ter zake kunnen betekenen voor onze huidige samenleving.
A. Mbome probeert de relevante teksten van de beide verhandelingen te duiden aan de hand van de Ethica, het hoofdwerk van Spinoza.
J.-L. Lantoine wijdt zijn bijdrage aan de vaak hevige emoties die het mensenhart beroeren en die hen niet zelden ertoe aanzetten om de gelijkheid die ze voor zichzelf opeisen, toch onredelijk aan anderen te ontzeggen. Mensen kunnen zich als eender of vergelijkbaar beschouwen, zonder zich daarom als gelijken te zien, en omgekeerd. Het is de bekende beschrijving van deze emoties in het derde en vierde deel van de Ethica die aan de basis ligt van zijn onderzoek.
De laatste twee bijdragen, enerzijds een artikel van Vittorio Morfino en anderzijds een interview van de beide redacteurs, draaien om de notoire Antonio Negri, door velen als een autoriteit beschouwd over de marxistische Spinoza-literatuur.
De paperback is zeer verzorgd en aantrekkelijk uitgegeven door Kimé in Parijs. Zelfs de voetnoten blijven vrij goed leesbaar. Er is een beperkte maar degelijke bibliografie en namenindex.

Karel D’huyvetters
Sonja Lavaert, Pierre François Moreau (red.)
Karel D'huyvetters
Non-fictie
Karel D’huyvetters (°1946) legt zich toe op de geschiedenis van het atheïsme en het antiklerikalisme. Van hem verschenen Nederlandse vertalingen van de belangrijkste werken van Spinoza, met uitvoerige commentaren. Hij onderhoudt een website over Spinoza en een persoonlijke website.
_Karel D'huyvetters -
Meer van Karel D'huyvetters

_Van zelfde auteur

_Nieuwste recensies

Bekijk alle nieuwe recensies