Guido Lauwaert
Johan Braeckman
Non-fictie
  • 2166 keer bekeken
  • minuten leestijd
  • Reacties

Waardering

8 april 2021 Alvorens alles vervaagt. Memoires
Er gebeurde weinig in literair Vlaanderen de voorbije vier tot vijf decennia of Guido Lauwaert had er van ver of van dicht iets mee te maken. Ik kreeg lang geleden al de indruk dat Lauwaert meerdere levens tegelijk leeft. Als ik geen scherpzinnige recensie van een roman, een poëziebundel of een theaterstuk van zijn hand las, dan zag ik zijn naam wel ergens op een affiche staan, of declameerde hij elders gedichten op een podium.
Lauwaert lijkt onvermoeibaar en perst alles uit het leven wat er uit te halen valt. Ook nu hij al een eind in de zeventig is en twee harttransplantaties onderging, kan niets of niemand zijn rusteloosheid bedwingen. Als er een slak voorbij kruipt die hem niet bevalt, strooit hij er zout op. Hij verlegde niet een of twee, maar honderden stenen. Sommige waren misschien beter blijven liggen waar ze lagen, maar voor veel van zijn inspanningen moeten we hem bijzonder dankbaar zijn. Recent publiceerde hij zijn memoires. Een eerste deel wel te verstaan, al telt het net geen vierhonderd pagina’s. Het boek stopt wanneer hij veertig is, er vallen dus nog veel meer ondernemingen en avonturen te beschrijven.
Ik las dit eerste deel van zijn memoires in een ruk uit. Het is meeslepend, grappig tot hilarisch, soms scherp maar hier en daar ook zalvend en in een directe, heldere taal geschreven. Het geeft een inkijk in alles wat met literatuur en poëzie te maken heeft in Vlaanderen en deels ook Nederland vanaf de jaren zestig. Of alles historisch helemaal betrouwbaar is kan ik moeilijk inschatten. Hoewel Lauwaert aangeeft “materialen en bronnen” te gebruiken, doet  hij ook vaak beroep op zijn geheugen of op dat van anderen, zonder ondersteuning van brieven, dagboeken of andere teksten. Het geheugen is niet erg betrouwbaar, en ik vermoed dat Guido Lauwaert het eens is met de boutade dat de waarheid zich niet altijd en overal moet bemoeien met de manier waarop een goed verhaal verteld wordt. Maar ook al zouden kenners aantonen dat allerlei beschrijvingen niet helemaal kloppen – het voorval vond plaats in een andere maand, in een ander café, met iemand anders zijn minnares, het was een ander gedicht, in een andere theaterzaal – het maakt niet zoveel uit. Guido Lauwaert geeft ons zijn kijk op de dingen, hij brengt ons zijn waarheid en hij vertelt ze zoals hij dat wil. Op pagina 199 geeft Lauwaert een deel van de verklaring waarom hij zoveel levens tegelijk kan beleven: “Ik stond als naar gewoonte om 6 uur op. Laat erin en vroeg eruit, een usance sinds ik op eigen benen sta. Ik ben een ochtend- en avondmens. Bij spannende momenten is er verhoogde energie. Dips ken ik niet, hips daarentegen wel.” Die zinnen staan ergens in zijn spannende relaas van de organisatie van de Nacht van de poëzie, in Vorst-Nationaal. Het is een typisch Guido Lauwaert verhaal. Idealistisch gedreven, het hogere doel – de poëzie – voor ogen, steevast geldgebrek en soms onverwachte financiële meevallers, vol vrienden en vijanden, politieke strubbelingen (communautair gekibbel, de zeer francofone burgemeester van Vorst wou een “zuiver Nederlandstalige manifestatie” in zijn gemeente verbieden), arrogante schrijvers en dichters met kapsones, tussendoor nog een bomalarm, en dat gaat zo maar door. Never a dull moment in Lauwaerts leven en memoires. Zijn boek zit vol met scènes die zich als miniverhalen laten lezen, alsof ze bedoeld zijn om te worden verfilmd. Niet dat ik hem op ideeën wil brengen, maar Lauwaert heeft het intuïtieve talent om de structuur van een geslaagd script te bedenken: er is een held, die heeft een missie, hij wil kost wat kost slagen, onderweg zijn er vele obstakels, hij kent mede- en tegenstanders, tussendoor slaat het noodlot toe, maar uiteindelijk loopt alles goed af. En zelfs als het slecht gaat, sleept de onverwoestbare optimist in Guido Lauwaert toch iets positiefs uit de brand. Zelfs na een absoluut dieptepunt in Lauwaerts leven, de drie maanden die hij in de gevangenis van Merksplas doorbracht (hij is merkwaardig karig met informatie erover), volgen er meteen vrolijke dagen en weken, in legendarische literaire cafés, en nieuwe avonturen met beroemde figuren, waaronder Gerard Reve, Frans Verleyen, Johan Anthierens en Roland Van Campenhout.
Ondanks de vele tegenslagen die onze held moet verwerken, is de humor nooit ver uit de buurt. Ik ga even terug naar de weken waarin Lauwaert zich te pletter werkt om de eerste nacht van de poëzie in elkaar te boksen. Na uren slopende besprekingen met politici en vele contractuele beslommeringen, lijkt alles in kannen en kruiken. Er zijn voorschotten betaald en verzekeringen afgesloten. Lauwaert fietst tevreden naar zijn kantoor, maar daar zit een man op hem te wachten. “Klein postuur. Slecht zittend pak. Zenuwachtig type. Een deurwaarder, dacht ik. Veel erger, iemand van Sabam.” Het is een typische Lauwaertgrap. Uit de rest van de discussie met de man van Sabam kan ik overigens afleiden dat er sedertdien op dat vlak nog niet veel is veranderd.
Er zitten niet alleen veel literaire histories in het boek, ook de Vlaamse politieke geschiedenis komt aan bod. Hij beschrijft het leven zoals het was in zijn jonge jaren: overwegend harder en lastiger dan in onze tijd. Van de Britse schrijver Leslie Hartley is deze uitspraak afkomstig: The past is a foreign country; they do things differently there. Dat klopt. Het leven dat Lauwaert beschrijft in de jaren vijftig en zestig is herkenbaar, maar toch ook helemaal anders dan het leven in onze tijd. Hij schrijft, voor zover mogelijk, objectief over zijn familie en hun belevenissen. Een deel ervan collaboreerde. Lauwaert zoekt geen excuses, spaart niemand, maar boort ze ook niet gratuit de grond in. Zoals overal in het boek staan ook in dit deel zowel mooie, ontroerende als grappige zinnen, zoals (over zijn broer Michel): “Michel was/is een echte Dejonckheere. Hij leek op mama’s broer Gilbert en met het ouder worden werd het nog uitgesprokener. Het lijkt wel dat als iemand sterft een ander zijn fysionomie overneemt.” Of: “Alle mannen zaten in de bak wegens heulen met de vijand en te uitgesproken flamingantisme, terwijl hun vrouwen Frans spraken onder elkaar. Dat kwam natuurlijk door Bobonne. Ze weigerde Nederlands te spreken, al heeft mijn vader vaak beweerd dat ze het wel verstond. Naar eigen zeggen heeft hij een paar maal de proef gedaan. ‘Ligt daar in de hoek geen stuk van vijf frank?’ Meteen keek ze die richting uit.”
Het is onmogelijk om in een korte recensie recht te doen aan de rijkdom van Guido Lauwaerts memoires. Op vele plaatsen maakt hij er een heuse schelmenroman van – hij leert twaalf stielen en heeft dertien ongelukken, steelt sigaretten en betaalt de rekening niet van een hotel in Rome, dat soort dingen. Hij brengt merkwaardig veel tijd door in banken en in het gezelschap van bankiers. Vaak vecht hij tegen windmolens en moet hij tegen wil en dank menige jonkvrouw redden. En passant ontmoet hij bijzondere karakters, van Hugo Claus tot William Burroughs en Salvador Dali, John Massis en Eddy Wally. Hij schrijft met liefde over zijn leermeesters en mensen die hij oprecht bewondert, zoals Luc Philips en Julien Schoenaerts. Nooit wordt het boek saai of belerend, soms windt hij zich op over het verraad of de onwil van iemand, maar nergens misbruikt hij zijn memoires om een rekening te vereffenen. Hij trapte in de loop van zijn leven ongetwijfeld op meerdere tenen en liet krassen na in enkele zielen, maar hij schrijft er eerlijk over en zoekt nooit flauwe excuses.
Lauwaert sleurt je in sneltreinvaart mee door zijn leven. Alle verzet er tegen is nutteloos. Zijn leven weerspiegelt wat hij zelf schrijft over de eerste Nacht van de poëzie: “(…) een initiatief met een niet voor de hand liggende structuur. Dankzij een georganiseerde chaos brandde er op alle vlakken een echt vuur. Ik wist dat het me voor een hoop problemen zou stellen, maar liever dat dan een gestroomlijnde organisatie, want waar was er dan plaats voor verbeelding, verrassing?”

Zo is dat. Ik kijk uit naar deel twee.
Deze recensie verscheen eerder in De Geus.
Guido Lauwaert
Johan Braeckman
Non-fictie
Voormalig hoogleraar wijsbegeerte, auteur en lid van de humanistische denktank Kwintessens
_Johan Braeckman -
Meer van Johan Braeckman

_Van zelfde auteur

_Nieuwste recensies

Bekijk alle nieuwe recensies