André Gantman
Dirk De Schrijver
Non-fictie
  • 2068 keer bekeken
  • minuten leestijd
  • Reacties

Waardering

26 november 2020 Het Auschwitz-gen
De auteur, André Gantman, is niet onbekend in de Antwerpse politiek waar hij, eerst onder VLD-vlag en thans voor NVA, in het gemeentebestuur zetelt. Daarnaast is hij ook een bekend figuur via zijn rol in een aantal Joodse organisaties.
Hij behoort tot de Antwerpse Joodse gemeenschap waarvan heel wat leden in de loop van WOII door de nazi’s werden aangehouden, naar Auschwitz gestuurd en daar om het leven gebracht. Ook de familie van de auteur werd niet gespaard. Hijzelf, geboren in 1950, heeft deze gruwel niet persoonlijk meegemaakt, maar draagt er wel de gevolgen van tot in zijn diepste wezen. Hij behoort volgens zijn eigen zelfdiagnose tot de groep Joden die slachtoffer zijn van wat ‘transgenerational exposure’ genoemd wordt. De impact van deze blootstelling beschrijft de auteur als “zo ingrijpend en destructief, dat iedere Jood beladen is met het ‘Auschwitz-gen’”. In wetenschappelijke literatuur vinden we zulks terug onder de noemer van epigenetica en in een meer volkse taal spreekt men al eens over een ‘doorwerking van de holocaust’.
Hijzelf claimt niet alleen drager te zijn van het Auschwitz-gen, hij put er ook zijn motivatie en zijn gedrevenheid uit om te militeren als mens, als auteur, als advocaat, en ook als lid en bezieler van allerhande Joodse organisaties. Vandaar ook dit essay waar hij een soort stamboom en familiekroniek laat samen lopen met de bredere problematiek van de rol en het lot van het Joodse volk.

In een reeks korte hoofdstukken behandelt hij een aantal aspecten hiervan. Wereldgeschiedenis, godsdienstgeschiedenis en de geschiedenis van WOII worden in dit essay verweven en monden uit in een reeks observaties bedenkingen en caveats met betrekking tot de plaats van de Joden in het hedendaagse politieke gebeuren.
Jodenhaat blijkt moeilijk exact te definiëren maar draagt wel een lange geschiedenis mee. Die haat bestond reeds ten tijde van de Egyptische pharao’s, was eveneens duidelijk aanwezig in het Romeinse Rijk en vergezelt zowel het ontstaan als de verspreiding van het christendom. Ondanks de Verlichting vindt Jodenhaat ook ingang in allerlei rassentheorieën die rechtstreeks zouden leiden tot de nazistische Untermensch-theorie en de poging tot uitroeiing van het hele volk in de Shoah.

Met het verdwijnen van het nazisme als staatsideologie is het hoofdstuk van de Jodenhaat echter niet afgesloten - zoals de auteur stelt: “De Jodenhaat smeult nog steeds.” Voor hem is het duidelijk dat er geen lessen getrokken werden uit Auschwitz: ”Fanatisme, intolerantie, geweld, racisme en antisemitisme vieren nog steeds hoogtij.” De Jodenhaat die de genocide had veroorzaakt, wordt volgens Gantman ook tot vandaag niet op consequente wijze aangepakt. Hij wordt hierin bijgetreden door de filosofe Tinneke Beeckman die in haar nawoord stelt dat de verwerking van het oorlogsverleden in Vlaanderen en België amper is gebeurd. Voortdurende Jodenhaat maakt hiervan integraal deel uit.
Rond dit thema profileert de auteur zich als een man met een missie die het als zijn plicht beschouwt om de herinnering aan de Shoah levendig te houden en zijn ‘intellectuele krachten te gebruiken om Jodenhaters en Jodenhaat de kop in te drukken’.

Gantman toont zich bijzonder alert en kritisch tegenover alles wat te maken heeft met de Shoah: publicaties, herdenkingen, congressen alsook de manier waarop de pers hierover verslag uitbrengt. Telkens opnieuw manifesteert hij zich om te signaleren dat er geen of onvoldoende rekening gehouden wordt met het Joodse standpunt en dat dit minstens wijst op een gebrek aan empathie. Ook getuigenissen in scholen en verenigingen ontsnappen niet aan zijn kritieken: “Herinnering is goed maar verre van voldoende, herinnering zonder democratische educatie is praat voor de vaak.”
Zijn stelling over de steeds aanwezige Jodenhaat onderbouwt Gantman vervolgens aan de hand van een reeks observaties geplukt uit het reilen en zeilen van onze maatschappij vandaag.

Jodenhaat zoals in vroegere tijden bij pogroms komt nog zelden voor, maar een nieuwe variant ervan ziet hij in de opkomst van het antisemitisme, het negationisme en het racisme. In de VS en Europa signaleren knipperlichten de toename van Jodenhaat. Zij kunnen snel overgaan naar rood alarm.
Een aantal evenementen verontrusten hem niet alleen, ze wekken ook zijn ergernis op.

Hij bespeelt vooral drie thema’s.

De positie van Israël vormt een eerste thema. Hij verzet zich tegen elke kritiek op Israël en zijn politiek. Uitspraken zoals “kritiek op de Israëlische politiek is geen Jodenhaat”; beweringen die een parallel trekken tussen de Israëlische politiek tegenover de Palestijnen en de Zuid-Afrikaanse apartheid; antizionisme (Israël bashing = Jodenbashing = Jodenhaat); de stellingen van de BDS beweging (boycott, desinvestment, sanction); toespraken ter ondersteuning van de pro-Palestijnse beweging; het uitroepen van Israël tot paria onder de naties... al deze stellingen en beweringen stelt de auteur rechtstreeks verantwoordelijk voor het bevorderen van Jodenhaat op wereldvlak’.

De binnenlandse Belgische politiek vormt een tweede thema. Hij volgt op de voet de activiteiten van het voormalig Centrum voor de gelijkheid van kansen en Racismebestrijding (thans UNIA). In sommige standpunten van UNIA die niet overeenstemmen met de visie van de auteur ziet hij niets anders dan ‘juridisch gemotiveerde Jodenhaat’ waaruit hij besluit dat het Centrum door de Joodse gemeenschap (lees: door Gantman zelf) als een als een vijandige instelling wordt beschouwd.
Gantman reageert eveneens bijzonder heftig op de problemen die gerezen zijn naar aanleiding van de praalwagens waarop in de carnaval van Aalst Joodse karikaturen worden opgevoerd. Hij beseft wel dat de grens tussen vrije meningsuiting enerzijds en aanzetten tot discriminatie en geweld in casu jodenhaat anderzijds, zeer dun kan zijn. Over het juridisch aspect laat hij zich niet uit, maar hij beschouwt deze zaak als een moreel verwerpelijke aangelegenheid en in ieder geval een aantasting van de goede smaak.

Andere thema’s van verontwaardiging: in diverse media meent hij Jodenhaat te kunnen bespeuren. Daarop reageert hij als een stier op een rode lap. Viroloog Marc Van Ranst krijgt de volle laag nadat hij de term ‘Gazacaust’ gebruikte op zijn account in de sociale media. Hierdoor zou hij volgens Gantman bijdragen tot recyclage, actualisering en toename van de Jodenhaat. Ook een column van de Vlaamse schrijver Dimitri Verhulst wekt zijn woede op. Verhulst wordt door hem beschuldigd van belachelijk maken van een geloofsovertuiging en daar is volgens Gantman geen excuus voor. Ook laat hij niet na te reageren op grappen van de stand-upcommedian Alex Agnew die meteen ook met de etiket Jodenhater bedacht wordt.
_Eerder een pamflet
Gantman werpt zich in zijn essay - dat soms meer aan een pamflet doet denken - niet alleen op als slachtoffer maar ook als beoordelaar en veroordelaar van alles wat hij als Jodenhaat en antisemitisme meent te kunnen identificeren. Soms lijkt zijn bevlogenheid de overhand te krijgen op zijn kritisch denken en vertoont zijn redenering gebrek aan nuance en neiging tot amalgaam. Zo heeft hij het klaarblijkelijk moeilijk om een aantal elementen van elkaar gescheiden te houden. Dat leidt onder andere tot een nauwelijks verholen scheldpartij tegen mensen en groepen die niet meegaan in zijn eigen amalgaam van Zionisme – Israël – Jodenhaat – apartheid – antisemitisme - nazisme en zelfs Joods geloof.

Op het einde van zijn betoog laat hij wel duidelijk het achterste van zijn tong zien wanneer hij samen met Buruma constateert dat “antizionisme, anti-imperialisme en antiracisme niets anders is dan een camouflage voor de actuele linkse Jodenhaat”.

Doet die linkse Jodenhaat niet ergens denken aan het spook dat ronddwaalt in onze contreien waar Marx reeds over schreef? De linkse Jodenhaat dwaalt echter niet alleen in onze contreien, maar over de hele wereld. Die hele wereld wordt dan ook door Gantman als schuldige aangewezen als hij stelt dat ‘in feite elk lid van de Westerse beschaving in vele generaties morele schuld aan de Holocaust’ treft.
Het essay verschaft ons een overzichtelijke oplijsting en contextualisering van de Jodenhaat vroeger en nu. Gantman heeft zich terdege gedocumenteerd. Zowel wetenschappelijke als filosofische beschouwingen komen, samen met persoonlijke getuigenissen van overlevers, aan bod. Hiervoor heeft hij vele auteurs geraadpleegd, dikwijls in de oorspronkelijke talen en hen veelvuldig en uitvoerig geciteerd. Heel wat lange citaten vertaalt hij vervolgens nogmaals in het Nederlands.

De humanistisch geïnspireerde lezer wordt uiteraard geraakt door de emotionele identificatie waarvan Gantman een getuigenis aflegt. Morele verontwaardiging, overlopende gevoelens of de aanwezigheid van het Auschwitz-gen bij de auteur mogen echter de kritische lezer niet blind maken voor een soort lange-tenensyndroom dat bij de auteur opduikt telkens het onderwerp “Jood / Joodsheid” op tafel komt.
André Gantman
Dirk De Schrijver
Non-fictie
recensent
_Dirk De Schrijver recensent
Meer van Dirk De Schrijver

_Van zelfde auteur

_Nieuwste recensies

Bekijk alle nieuwe recensies