Margot Dijkgraaf
Victor De Raeymaeker
fictie
  • 1888 keer bekeken
  • minuten leestijd
  • Reacties

Waardering

29 juli 2020 Zij namen het woord. Rebelse schrijfsters in de Franse letteren
Die rebelse Franse schrijfsters bestaan inderdaad. Ze springen er uit door hun kordaatheid, ze zijn opvallend “anders” en meer “aanwezig” in de literaire en openbare wereld. Deze Françaises zijn inderdaad rebels, niet bang: ze schrijven en willen gelezen worden.
Heel wat van de 10 schrijfsters die Margot Dijkgraaf uitgekozen heeft, reizen ook opvallend veel (en soms in een tijd dat dit moeilijk en gevaarlijk was, zeker niet vanzelfsprekend), ze observeren, leren talen, bevragen en protesteren. Het zijn vrouwen die luisteren naar de échte inhoud van wat gezegd wordt. Ze zijn intelligent, ondernemend, vrijgevochten. Ze uiten kritiek. En natuurlijk zijn deze vrouwen dikwijls vooral bekend (“berucht”) omwille van hun privéleven, omdat er schande over hen gesproken wordt.
Dat is opvallend en bewonderenswaardig, zelfs in nog grotere mate naargelang zij verder in de tijd terug leefden, én schreven. Toen betraden deze figuren immers een gebied dat door louter mannen gedomineerd werd: de literatuur. Vrouwen hoorden niet te schrijven, konden niet schrijven. Dus kregen ze emmers kritiek over zich heen, en dan liefst het gemakkelijk soort kritiek dat over hun uiterlijk of vrouwelijkheid ging (dit is trouwens soms nog altijd het geval…). Vrouwelijke schrijvers zullen nog altijd, meer dan mannen, neerbuigend behandeld worden. Bijvoorbeeld met een licht schouderophalen en met zijdelingse “grappige” opmerkingen en innuendo’s, die vlugger over een vrouw de ronde doen dan over mannen. Vermits ze dan toch schrijven, wél durven zichzelf en vrouw te zijn, verdienen ze ook dubbel zoveel respect.
Hieronder een portretbeschrijving van enkele vrouwen uit het boek, als illustratie.

Madame de Sévigné reisde niet graag. Zelfs niet om de afstand af te leggen die Parijs scheidde van Grignan in de Provence waar haar geliefde dochter verbleef na haar huwelijk. Madame de Sévigné was al op haar 25ste weduwe geworden en door de erfenis van haar man rijk en vrij. Ze was “veuve joyeuse” en een beroemdheid in Parijs. Ze hield (onnatuurlijk) veel van haar dochter die van haar “geamputeerd” was door haar huwelijk en dus schreef ze haar iedere dag een lange brief. Gelukkig maar, want ze schreef buitengewoon snel, vlot (die volgende brief moest immers klaar zijn om de volgende dag verzonden te worden) en goed, niet alleen om haar liefde voor haar dochter te uiten maar om over vanalles en nog wat te vertellen. Vooral over het centrum van Frankrijk, het hof van Versailles en hoe het eraan toeging in de tijd van Lodewijk XIV. Ze schrijft spontaan, beeldend, geestig, anekdotisch. Jammer dat maar enkel haar eigen brieven bewaard bleven en niet de antwoorden van haar dochter. De 764 brieven die bewaard bleven, werden uitgegeven en behoren tot de klassiekers van de Franse literatuur.
Van Germaine de Staël (1766-1817) – “Van alle mannen van wie ik niet hou, geef ik de voorkeur aan mijn man” - wordt gezegd dat ze meerder levens leidde. Ze was politiek en literair actief, nam haar rol op als vrouw en als Europeaan. Ze kan best de eerste Europeaan genoemd worden. Ze reisde met haar kinderen in haar rijtuig inderdaad druk door Europa, te beginnen na haar “ontsnapping” nadat ze door Napoleon verbannen werd uit Parijs en onder huisarrest geplaatst. Want Napoléon was niet tevreden over wat ze in haar boeken schreef (hij laat zelfs alle exemplaren van ‘De l’ Allemagne’ vernietigen) want hij vreesde dat het salon dat ze er op nahield in Parijs weleens een centrum van opstand en revolutie zou kunnen worden (een hele eer overigens om door Napoleon himself geviseerd te worden; het toont tevens ook de ongelooflijke werkkracht die Napoleon bezat om zich ook te kunnen bezighouden met iedere persoon in zijn rijk en de aandacht die hij had voor zelfs de kleinste details in zijn rijk). Ze mag haar kasteel van Capet niet verlaten en dus ontsnapt ze via Oostenrijk, Polen, Oekraïne, Sint-Petersburg, Finland, Zweden en Engeland. Ze is beroemd, ze is “het stralende, intellectuele middelpunt waar de grootste Europese denkers en schrijvers van haar tijd omheen circuleerden” (Diderot, d’Alembert, Buffon), de motor van de Verlichtingsidealen en die nieuwe stroming in de literatuur, de romantiek. Ze wordt overal met open armen ontvangen. Ze wou aan eenzaamheid en haar beklemmende omgeving ontsnappen, wist dat het leven kort was en wilde nieuwe dingen ontdekken. Anekdote: de vader van Madame de Staël, Jaques Necker, is de rijke Zwitserse bankier die door Lodewijk XVI tot Minister van Financiën benoemd wordt. Hij begint met de staatsfinanciën in orde te brengen waarbij hij een eerlijke verdeling van de belastingen invoert. Als hij echter de kosten aan het hof transparant maakt, wordt hij ontslagen, wat indirect aanleiding geeft tot de bestorming van de Bastille en de Franse revolutie.
Françoise Sagan (1935-2004) kan natuurlijk niet ontbreken en “haar” hoofdstuk springt er ergens uit omdat het opvalt door de grotere levendigheid waarmee de auteur haar leven beschrijft. Als ze 17 is en gezakt voor haar eindexamen, is ze verplicht om binnen te blijven en te studeren en heeft dus tijd om na te denken. Ze slaagt in haar eindexamen, gaat uit om dat te vieren en begint daarna meteen een boek te schrijven. Dat wordt ‘Bonjour Tristesse’ dat meteen door een uitgever aanvaard wordt, na een paar jaren vertaald in 25 talen. Hiervan worden een miljoen exemplaren verkocht. Het is een dun boekje, knap geschreven, alhoewel literair geen hoogstandje. Maar het speelt zich af in een mooie, zonnige mediterrane omgeving. En vooral: het is geschreven door een meisje, nog een tiener, die schrijft over ontmaagding, die geniet van seks, die ongetrouwd is en vrij, en dit alles doet in het geheim, zorgeloos en zonder schuldgevoel. En dan het hoofdthema: een pijnlijke jaloezie die haar opzet tegen haar rivale en haar tot zelfmoord drijft. De thema’s en de atmosfeer zijn zeer herkenbaar in de jaren 50: de pijnlijke zachtheid van het bestaan, de schrijnende melancholie, de zijden sluier van de droefheid. Het hoofdpersonage leidt een soort voortkabbelend leventje, kent verveling, angst voor eenzaamheid en liefde. François Mauriac neemt haar verdediging op, erkent haar talent. Toch noemt hij het een “wreed boek” geschreven door een “charmant petit monstre.” Want – nu komt de aap uit de mouw - hij is geschrokken door het ontbreken van moraal. Hij is dan ook dé christelijke schrijver van dat ogenblik in Frankrijk en zondigen kan natuurlijk wel. De goedertierende god zal je dat wel vergeven. Maar je hoort wel schuldgevoel te hebben... In vele opzichten lijkt Françoise Sagan op haar personage en leeft er lichtzinnig op los. Dat kan ze ook want al is ze pas 18, ze is wel rijk en beroemd. Van de auteursrechten van ‘Bonjour Tristesse’ koopt ze meteen een jaguar XK140. Van nu af aan is ze, helaas, ook publiek bezit, achternagezeten door paparazzi, die echte en vermeende verhalen schrijven over drinken, whisky, gokken, wilde feestjes, dansen, vriendjes en vrienden, verslaving aan morfine, schulden, nog maar eens verhuizen, platen, jeans. En over auto’s en ongevallen, waarvan dat ene ongeval als ze 21 is terwijl ze onderweg is met vrienden, waarbij ze het gaspedaal van haar fameuze cabriolet induwt tot 180 per uur terwijl ze op een bijzonder slechte weg rijdt... Ze wordt uit haar auto geslingerd, belandt in het hospitaal waar ze dagenlang in de coma ligt, slingerend tussen leven en dood. Dit was wekenlang de hoofdbrok in het nieuws. Het grote drama van Sagan is waarschijnlijk dat “men” gedurende haar hele leven zal zitten wachten op die ene grote roman van haar, die er nooit komt. Als ze ouder is en haar boeken herleest vindt ze haar eerdere werk wel goed geschreven. Ze sterft, overladen met schulden die haar zoon op zich zal nemen. Hij schrijft een boek waarin hij zijn liefde en bewondering voor zijn moeder niet onder stoelen of banken steekt: ‘Sagan et fils’.
Vermits de 10 in dit boek behandelde vrouwen in een bepaalde periode leefden, krijg je ook telkens een historisch tijdsbeeld mee: de 19de eeuw voor Sand, het napoleontisch tijdperk voor Madame de Staël, de oorlogsperiode voor De Beauvoir enz..

Opvallend is inderdaad wat de schrijfster “pollinisation” noemt, waarmee ze bedoelt hoe vele van deze schrijfsters elkaars werk lazen, waardeerden en van elkaar leerden. Simone De Beauvoir vond (verrassend misschien) Colette bijzonder goed (al matigde ze later die opinie…), Sagan bewonderde (begrijpelijk) George Sand, die dan op haar beurt Madame de Staël hoog in het vaandel voerde. Ernaux bewonderde het werk van De Beauvoir en Salvayre kende het werk van Sarraute.
Dit is een knap boek, eentje dat je met plezier leest, omwille van de directe en vlotte schrijfstijl en de kennis die je opdoet, de anekdoten die de levens versieren (Sagan die president Mitterand voor haar deur laat staan in de regen en niet opendoet bijvoorbeeld).

Margot Dijkgraaf heeft stevig ingezoomd op elke schrijfster zodat je het gevoel krijgt een veel volumineuzere brok biografie gelezen te hebben, waarmee je de betrokken schrijfsters veel beter kent. Gedeeltelijk komt dit door de stevige aanpak van de schrijfster, die gelukkig niet houdt van franjes en verbloeming maar zegt wat ze te zeggen heeft over het leven, karakter en oeuvre van haar schrijfsters, wat hen bewoog, wat in hun leven essentieel was voor hun werk. Ze verhaalt over hun karaktertrekken, ideeën, de tijd waarin zij leefden met dusdanig plezier dat de lust je bekruipt om hun boeken te (her)lezen en de dames “in den lijve” te ontmoeten.
Margot Dijkgraaf
Victor De Raeymaeker
fictie
-
_Victor De Raeymaeker - Recensent
Meer van Victor De Raeymaeker

_Van zelfde auteur

_Nieuwste recensies

Bekijk alle nieuwe recensies