Barbara Moens
Jimmy Koppen
Non-fictie
  • 2065 keer bekeken
  • minuten leestijd
  • Reacties

Waardering

9 januari 2020 De nieuwe schoolstrijd. Hoe de toekomst van het onderwijs ons allen raakt
Barbara Moens geeft met ‘De nieuwe schoolstrijd. Hoe de toekomst van het onderwijs ons allen raakt’ een zorgvuldig geanalyseerd en waarheidsgetrouw beeld van de politieke besluitvorming over onderwijs van de afgelopen vijf jaar. Politieke partijen, volksvertegenwoordigers, ministers en niet in het minst de onderwijsverstrekkers zelf, zoals Katholiek Onderwijs Vlaanderen en GO!, komen in dit boek aan bod.
De ‘schoolstrijd’ is de benaming die wordt gegeven aan de ‘ideologische burgeroorlog’ die België teisterde tussen 1879 - 1884 en 1954 - 1958. In die jaren werden de politieke messen geslepen waarbij liberalen, socialisten en vrijdenkers aan de ene kant en katholieken aan de andere kant elkaar het leven zuur maakten, met het onderwijs als inzet. Beide schoolstrijden vertrokken vanuit het verminderen van de katholieke invloed op vakinhouden en structuren in de officiële scholen. In beide gevallen kwam er pacificatie waarbij de katholieke invloed voor een stuk geconsolideerd werd.

Het gevolg hiervan, en ook van een reeks van decretale aanpassingen en wetswijzingen die sindsdien werden doorgevoerd, is dat het vrije onderwijs op volledig gelijke voet staat met de officiële scholen – te weten deze van de gemeenten, de provincies en het GO!. Het pedagogisch project en de organisatiestructuur verschillen, maar er gelden dezelfde eindtermen, dezelfde diploma-vereisten voor leerkrachten, dezelfde verloning, dezelfde financiering of subsidiëring door de overheid. Er is vandaag slechts nog één echt verschil: de infrastructuur van het GO! wordt in de volledigheid gefinancierd door Vlaanderen, terwijl in het gesubsidieerd onderwijs – zijnde de gemeentescholen, provinciale scholen en katholieke scholen – het basisonderwijs op 70% mag rekenen en het secundair op 60%. De officiële scholen krijgen ook nog extra geld opdat zij meerdere levensbeschouwelijke vakken zouden aanbieden, maar die surplus is eigenlijk logisch.
Als (voormalig) onderwijsjournaliste van De Tijd stelde Barbara Moens zich de vraag of de aloude levensbeschouwelijke breuklijnen wederom tot een schoolstrijd zouden leiden. Reeds in de inleiding moet zij vaststellen dat dit niét het geval is. Wat evenwel niet wegneemt dat de (verschillende) visie(s) op onderwijs tot spanning en tot een andere vorm van schoolstrijd zouden kunnen voeren.

De hoofdrollen zijn vandaag weggelegd voor aan de ene zijde de N-VA en de koepel van Katholiek Onderwijs Vlaanderen aan de andere zijde. De auteur vertrekt dan ook van haar eigen vaststellingen en analyses als journaliste, daarbij aangevuld met voornamelijk verslagen van de OESO en tal van interviews en beschouwingen die de afgelopen vijf jaar in de pers over onderwijs verschenen.
 
Maar alvorens de actualiteit aan te vatten staat de auteur nog even stil bij die eerste twee schoolstrijden. Ze baseert zich daarbij voornamelijk op het werk van Jeffrey Thyssens en – in alle eerlijkheid – veel historisch werk is er daarover nu ook niet geschreven. Aansluitend volgt een overzicht van het onderwijsbeleid van het Schoolpact tot einde jaren 1990. Soms met herhalingen, niet altijd historisch even correct gevat en bovendien ontbreken in dit luik twee belangrijke elementen om de rest ten volle te vatten: de levensbeschouwelijke evolutie van het Rijksonderwijs naar het GO! en het gefaald Vernieuwd Secundair Onderwijs en de overgang ervan naar het Algemeen Secundair Onderwijs.
Vanaf de periode Vanderpoorten - Herman Vanderpoorten werd Vlaams Onderwijsminister in 1999 -begint het pas écht interessant te worden. Vanaf dan wordt het duidelijk dat de spanningen van de politieke beleidsmakers – ongeacht de signatuur – met het Katholiek Onderwijs groter worden. Of het nu ging over de eindtermen, de nieuwe rol van Klasse als netoverstijgend communicatiekanaal of het gebrek aan transparantie in de aanbesteding van de onderwijsmiddelen: de ‘Guimardstraat’ leek op al die slakken zout te willen leggen.
De sterkte van het boek ligt vooral in de zeer realistische voorstelling van de aversie van N-VA ten aanzien van Katholiek Onderwijs Vlaanderen, die in de ogen van de partij als een boosaardige stiefmoeder het autonoom handelen van de individuele katholieke scholen dwarsboomt, de aan hen toegekende middelen ongeoorloofd afroomt, en zich moeit met de inrichting van vakken en lessenroosters. Daarnaast wordt de Guimardstraat beschouwd als een opponent omdat zij eigengereid de onderwijsvisie van N-VA zou tegenwerken. Die visie legt als klemtoon: de cruciale rol van onderwijs is het behoud van de sociaal-economische welvaartsstaat en het verwerven en behouden Nederlandse taalkennis, als conditio sine qua non om tot integratie en tot natievorming te komen. Tegelijk is de charge van N-VA tegen de Guimardstraat een logisch gevolg van de strijd van de partij tegen het middenveld, die zich ook op andere domeinen manifesteert.
Ook de precaire machtsevenwichten binnen Katholiek Onderwijs Vlaanderen, en de positie die directeur-generaal Lieven Boeve inneemt, worden goed weergegeven. (één van de geïnterviewden van Moens bevestigde mij dit trouwens ook, alleen met deze bijkomende nuance dat het in werkelijkheid nóg erger was dan zoals in dit boek beschreven).
Als raadgever van een welbepaalde meerderheidspartij heb ik de afgelopen legislatuur alle onderwijsdossiers opgevolgd die in het Vlaams Parlement aan bod kwamen. Zo hebben Moens’ beschrijvingen van het debat over de nieuwe eindtermen, om maar één voorbeeld te noemen, een hoge herkenbaarheidsfactor. Wat echter niet inhoudt dat de werkwijze van de auteur alle onderwijsissues op dezelfde gedetailleerde manier covert.
Sommige thema’s blijven naar mijn aanvoelen onderbelicht. Het M-decreet bijvoorbeeld. En het lerarentekort, dat over afzienbare tijd een écht probleem zal worden, wordt te summier voorgesteld. Het boek is ook grotendeels gefundeerd op de tegengestelde belangen tussen politiek, overheid en onderwijs op zich. Daarbij worden enkele andere factoren – VOKA en de arbeidsmarkt bijvoorbeeld – niet of nauwelijks in het discours betrokken. Want ook op die terreinen manifesteert zich een debat dat in essentie altijd tot deze ene vraagstelling is terug te voeren: Wat zijn de grenzen van de vrijheid van onderwijs?
Of er een ‘echte’ schoolstrijd gaande is, kan ik niet zeggen. En eigenlijk blijft ook Barbara Moens daarover in het ongewisse. Wat wel vaststaat, is dat er in het Vlaamse onderwijs wel degelijk iets aan de hand is. Dat kan inderdaad gaan om het innemen van of behoud van machtsposities, of om een bepaalde levensbeschouwelijke invulling die aan het onderwijs wordt gegeven.

De echte strijd zal niet deze zijn die wordt gevoerd wordt om de ‘ziel van het kind’, maar wel om de kwaliteit van het onderwijs dat door dat kind wordt gevolgd.
Barbara Moens
Jimmy Koppen
Non-fictie
Jimmy Koppen is doctor in de Geschiedenis en is verbonden aan de Studiedienst van Open Vld, vrijwillig wetenschappelijk medewerker aan de Vrije Universiteit Brussel en bestuurder van UGent. Hij is auteur van onder andere De School van het Vrije Denken (ASP 2019) en De Paradox van Vrijmetselarij (Houtekiet 2014). Hij is lid van de humanistische Denktank Kwintessens.
_Jimmy Koppen Historicus, auteur en lid van de humanistische denktank Kwintessens
Meer van Jimmy Koppen

_Van zelfde auteur

_Nieuwste recensies

Bekijk alle nieuwe recensies