Willie van Peer
Marc De Bock
Non-fictie
  • 5727 keer bekeken
  • minuten leestijd
  • Reacties

Waardering

7 augustus 2019 Niet te geloven
Het Nieuwe Testament vormt het tweede deel van het heilige boek van de christenen, de Bijbel. Het is een verzameling van 27 “boeken” (geschriften) die onze westerse samenleving en cultuur diepgaand heeft beïnvloed. Niemand die daaraan twijfelt. Ook de Vlaamse literatuurwetenschapper en filoloog Willie van Peer betwist dit niet, wel integendeel. Maar wat weten we er eigenlijk over?
In ‘Niet te geloven’ onderzoekt de auteur de werkelijkheid achter het Nieuwe Testament met de uitdrukkelijke bedoeling om de ontstaansgeschiedenis ervan en de verhalen over de arme, rondtrekkende Joodse prediker Jezus vanuit wetenschappelijk oogpunt te belichten. Hij baseert zich hiervoor vooral op vrij recente Engels- en Duitstalige publicaties over dit thema.
Bij dat onderzoek gaat Willie van Peer geen enkele prangende vraag uit de weg. Heeft Jezus wel echt bestaan? Had Jezus broers? Waar en wanneer werd Jezus geboren? Zijn de evangelies door God gedicteerd? Enzovoort. Om te concluderen dat vele teksten in het Nieuw Testament behoorlijk wat onjuistheden en contradicties bevatten, zelfs niet authentiek zijn. Betrouwbare, rechtstreekse bronnen die over Jezus handelen zijn er gewoon niet.
Willie van Peer zet desalniettemin zijn wetenschappelijke tocht verder en stuit op enkele verrassingen. Zo is het Nieuwe Testament geschreven in (eenvoudig) Grieks, in die tijd de voertaal in het hele Middellandse Zeebekken (en ver daarbuiten). Maar de directe volgelingen van Jezus waren ongeletterd … en dus kunnen de evangelies onmogelijk door hen geschreven zijn. Wie waren die auteurs dan wel?

Bovendien blijkt dat al deze Griekse teksten in het Nieuwe Testament van de hand zijn van mensen die Jezus nooit hebben ontmoet. De hele christelijke godsdienst berust dus op geen enkel ooggetuigenverslag, doch uitsluitend op mondelinge overleveringen die pas later te boek zijn gesteld.
Het vierde hoofdstuk gaat wat dieper in op de evangelies: de eerste vier boeken van het Nieuwe Testament, die een levensbeschrijving van Jezus geven. Elk apart geschreven door de vier evangelisten Marcus, Matt(h)eüs, Lucas en Johannes, waarvan niemand precies weet wie ze echt waren en die bovendien Jezus noch elkaar hebben gekend. In ieder geval volgde hieruit dat in het Nieuwe Testament vier “goede boodschappen” worden gebracht. Ieder verhaal heeft een eigen achtergrond, een eigen doel, een eigen publiek en een andere Jezus (!).
In het volgende deel van de uitgave wordt de ondeugdelijkheid van de evangelies aangetoond met betrekking tot het lijdensverhaal en de verrijzenis van Jezus. De auteur voegt er wel aan toe dat elk van de evangelies een aangrijpend verhaal brengt, een relaas dat eigenlijk niemand onberoerd kan laten.
Vervolgens laat van Peer zien dat de status van Jezus steeds goddelijker wordt met het voortschrijden van de tijd: hij is het minst goddelijk in het oudste en het meest goddelijk in het jongste evangelie – binnen een evolutie die zich uitstrekt over een periode van ongeveer honderd jaar na zijn dood.

Dan gaat de auteur verder met enkele kritische beschouwingen over mondelinge overleveringen: deze geven algemeen aanleiding tot vervormingen waarbij dingen worden weggelaten of worden toegevoegd, terwijl sommige elementen ook nog worden veranderd.
In het voorlaatste hoofdstuk leren we dat er niet vier maar talrijke andere evangelies zijn die niét in het Nieuwe Testament mochten. Het zijn de zogenaamde apocriefe (letterlijk: “weggeborgen”) teksten. Deze teksten werpen een twijfelachtig licht op de officiële versie van het christendom.

Het slot besteedt uitgebreid aandacht aan Paulus, de “dertiende apostel”. Zonder hem was het christendom geen wereldgodsdienst geworden, aldus Willie van Peer. Niet alleen vanwege zijn talloze bekeringsreizen, maar ook door zijn egalitaire mensbeschouwing en universalistische overtuiging.
In het nawoord pleit de schrijver voor degelijke en kritische historische kennis en wijst hij op het gevaar van onze hedendaagse onwetendheid. Hij richt zich tegen mystificaties, complottheorieën en “fake news”. Dat laatste wordt geïllustreerd met de ‘Schenking van Constantijn’ (de ‘Donatio Constantino’). Dit vervalste document uit de achtste eeuw speelde de hele middeleeuwen lang een belangrijke rol in de strijd tussen de paus en de keizer. Pas in 1440 werd de vervalsing bewezen door de Italiaanse filoloog Lorenzo Valla, door de tekst aan een taalkundige analyse te onderwerpen.
‘Niet te geloven’ is een boek dat bij orthodoxe christenen wellicht als schokkend zal worden ervaren. Moderne christenen zullen aanvoeren dat zij het Nieuwe Testament niet automatisch gezag toekennen. Ongelovigen zullen hooguit gewag maken van een menselijke verzameling geschriften met aanzienlijke betekenis voor de wereldliteratuur.
Hoe dan ook, dit werk van Willie van Peer is frisse, bijzonder heldere en uitdagende lectuur. Historisch-wetenschappelijk stevig onderbouwd, bulkend van linguïstische en literaire vakkennis. Een topper die de lezer beslist aan het denken zal zetten. Marc De Bock
Willie van Peer
Marc De Bock
Non-fictie
-
_Marc De Bock - Recensent
Meer van Marc De Bock

_Van zelfde auteur

_Nieuwste recensies

Bekijk alle nieuwe recensies