Het Vrije Woord
Geschreven door Johan Swinnen
  • 1224 keer bekeken
  • minuten leestijd
  • Reacties

19 augustus 2022 Werelddag van de Fotografie (1)
Ter gelegenheid van de Werelddag van de Fotografie (19 augustus 2022) presenteert het Humanistisch Verbond vier (naar elkaar verwijzende) teksten geschreven door em. prof. beeldcultuur en kunstexpert Johan Swinnen. De rijk geïllustreerde teksten brengen hulde aan het medium en belichten diverse aspecten ervan.
_Een overzicht
_Een bondige geschiedenis van de vaders van de fotografie ter gelegenheid van de Werelddag van de Fotografie op 19 augustus (2022)
_Geboorte van ‘een spiegel met een geheugen’. 19 augustus 1839. De daguerreotypie
Louis Daguerre
De fotografie doet haar intrede op 19 augustus 1839. De uitvinding van Daguerre, de daguerreotypie, maakt het technisch mogelijk om met relatief weinig kosten een afbeelding van de werkelijkheid te maken die overeenkomt met het waargenomen beeld. De voorloper van de foto komt bovendien tegemoet aan de behoefte van de opkomende middenklasse. De portretfotografie, veelal vervaardigd in opdracht van de redelijk welgestelde kleine burgerij, neemt daardoor aanvankelijk een belangrijke plaats in binnen de fotografie. Dit had niet alleen gevolgen voor de positie van het portretschilderen (een groot aantal schilders verruilde hun palet en kwast voor het fotosalon), het is ook van belang geweest voor de schilderkunst. Doordat de registrerende eigenschappen van de fotografie superieur waren aan die van de schilderkunst, verving ze gedurende de 19de eeuw in toenemende mate een aantal toepassingen van de schilderkunst.
_De vaders van de fotografie
Joseph Nicéphore Niépce
In 1822 slaagt de Franse uitvinder Joseph Nicéphore Niépce (1765-1833) erin het eerste duurzame fotografische beeld te maken. Het oudste bewaarde exemplaar dateert van vier jaar later, gemaakt met een belichtingstijd van acht uur. Het is een beeld van het uitzicht vanuit het venster van de maker. Hij was een rijke amateuruitvinder en aristocraat die zich bezighield met wetenschap en techniek. Als onderwerp voor zijn eerste foto’s koos Niépce steeds het uitzicht van de werkkamer op de binnenplaats van zijn landgoed Le Gras in Saint-Loup-de-Varennes bij Chalon-sur-Saône.
Het eerste duurzame fotografische beeld
Ook al is dit point-de-vue, zo noemde hij een opname met de camera, nog zo wazig, toch hebben we hier te maken met een op zichzelf staand beeld, dat niet meer dient als voorbeeld voor een schilder maar dat op zichzelf bekeken en geïnterpreteerd kan worden.
Niépce verenigde zijn krachten met die van de Franse schilder Louis Jacques Mandé Daguerre (1787-1851) die een camera had uitgedacht met een procedé om het beeld in de camera obscura houdbaar te maken. Als schilder kende hij slechts één ideaal, de illusie van de werkelijkheid.
In 1928 werden Niépce en Daguerre partners in het verder ontwikkelen van het nieuwe medium: fotografie. Het woord is afgeleid van het Grieks en betekent letterlijk 'schrijven met licht' (φωτός, (phootos), van: φω~ς (foos): licht, en γράφω (grafoo): schrijven).
Na chemische en mechanische experimenten kon in augustus 1839 het procédé van Daguerre, publiek gemaakt worden. Hij publiceerde een aankondiging van het procedé dat hij daguerreotypie noemde. Hij hoopte hierdoor het procedé te kunnen commercialiseren. De fotografie was geboren. Op 19 augustus 1839 kocht de Franse staat de uitvinding en schonk die als geschenk aan de wereld. Op die dag volgde de feestelijke bekendmaking aan de academies van wetenschappen en schone kunsten en een aantal genodigden. De Franse staat, genereus als Fransen kunnen zijn, zag af van ieder monopolie in verband met de uitvinding en kondigt aan dat ' ... la France s'est montrée fière de pouvoir en doter libéralement le monde entier'.
Daguerre had het voortschrijdend inzicht dat een verzilverde koperen plaat, die na blootstelling aan jodiumdamp lichtgevoelig was geworden en enige tijd belicht, met kwikdamp ontwikkeld kon worden. In 1839, ontdekte hij dat een oplossing van keukenzout het niet belichte zilverjodide neutraliseerde en het beeld dus fixeerde. Na spoelen en drogen werd de plaat in een lijst achter glas bewaard, want het beeld was zo teer als de kleuren van vlindervleugels.
Bij het onthullen van de technische details op het Institut de France op 19 augustus 1839 kregen de toeschouwers geen enkele praktische demonstratie. Dit was onmogelijk gezien het grote aantal aanwezige personen in de zaal en de slechte condities die hierdoor opgewekt werden. Op het laatste moment verhinderde een al dan niet verzonnen acute keelpijn Daguerre zelf de voorstelling te geven. François Arago (1786-1853), een Franse natuurkundige, sterrenkundige, landmeetkundige en progressief politicus verving hem en zag zich, volgens eigen zeggen, verplicht ' ... een eenvoudige verbale mededeling te doen over dergelijke delicate onderwerpen'.
De door Arago gegeven uitleg was hierdoor ver van duidelijk. Hij lichtte de technische gegevens toe aan de hand van theoretische beschouwingen. Het publiek was er dan ook van overtuigd dat het procedé zeer ingewikkeld was en dat men een zekere wetenschappelijke bagage moest bezitten om het toe te passen. Tijdens de volgende weken publiceerden enkele invloedrijke weekbladen (L'Artiste, Le National, Le Charivari) artikels die de belangrijkheid van de ontdekking in twijfel trokken. Het is om deze te bestrijden dat Daguerre zijn demonstraties voor journalisten organiseerde en dat gaf een positief resultaat. In de pers verschenen enthousiaste uitspraken over de uitvinding zoals: 'de foto’s zijn precies, gedetailleerd en scherp'. Kijkers waren in bewondering voor de scherpte, maar ook voor de overvloed aan details. Ze kregen iets te zien dat echt bestond: 'de realiteit'.
De daguerreotypie verspreidde zich snel en werd populair. Het was een klein, uniek en kwetsbaar positiefbeeld op metaal, en vanwege de lange belichtingstijd geschikt voor 'stille' onderwerpen. De tijdgenoten waren enthousiast. Men verwonderde zich erover dat de onderwerpen zich volledig toonden op de plaat en dat er vanalles te zien was wat een tekenaar gewoonlijk niet weergaf, of wat met het blote oog niet zichtbaar was. Men kon vanaf dan ook het bewijs leveren dat iets echt bestaan had of gebeurd was. De foto's werden ervaren als dubbelgangers van de natuur. Als je een daguerreotypie in je handen hebt, voel je dat je relatie met het object intiem is, je hebt een echte schat in handen. Je kan je nu de verrassing voorstellen van de mensen die deze beelden voor het eerst zagen, deze precieze beelden met een magisch aspect.
Société Française 1837
_De geboorte van de fotografie in België
België, een jonge staat, die pas in 1830 werd opgericht, was erg ontvankelijk voor gedachtestromingen, gebeurtenissen en nieuwigheden die uit Parijs kwamen. In België sprak men immers dezelfde taal als de grote buur Frankrijk, die economisch sterk stond en over een intelligentsia beschikte die zich tot op zekere hoogte op Parijs inspireerde.
De geografische nabijheid en intellectuele verwantschap vergemakkelijkten ook de overdracht van technologische kennis. Via persoonlijke contacten en op initiatief van Belgische drukkers en lithografen die geboeid waren door de mogelijkheden van de daguerreotypie als reproductiemiddel, kon het Belgische publiek reeds in september 1839 de eerste bij ons gemaakte foto's bewonderen. De drukkers en lithografen reisden naar Parijs en kwamen terug met kilo's zware apparatuur: een fototoestel van hout, dat meer dan een halve meter lang, 36 cm breed en 32 cm hoog was, flessen met chemicaliën, een kist met koperen platen, schalen en een ontwikkelkast. De camera had een lakzegel met nummer en handtekening van Daguerre. Een certificaat op de zijkant van het toestel garandeerde dat men met een originele daguerreotypiecamera te doen had.
_Miljoenen vliegende pixels
19 augustus 1839 is het begin van een nieuw tijdperk. Enthousiaste daguerreotypisten trokken cliënten aan door aankondigingen in de nieuwskranten. Ze kunnen beschouwd worden als de echte verspreiders van de ontluikende fotografische kunst naar een groot publiek. Sinds de ontdekking blijft fotografie zich voortdurend ontwikkelen op technisch vlak en als kunstvorm. Een belangrijke doorbraak is de digitale fotografie. Jarenlang was in dit analoge tijdperk de stelling 'van afbeelding tot verbeelding?', vandaag is de relevante vraag: 'Werkelijk of opgelicht?'. Smile!
Het Vrije Woord
Em. prof. dr. Johan Swinnen (VUB & ULL)
_Johan Swinnen -
Meer van Johan Swinnen

_Recent nieuws

Bekijk alle nieuwe berichten

_Populair nieuws

Bekijk meer populair nieuws