Kwintessens
Geschreven door Michael Vlerick
  • 6052 keer bekeken
  • minuten leestijd
  • Reacties

4 mei 2021 Evolutie, tribalisme en een betere toekomst
In mijn boek 'De tweede vervreemding: Het tijdperk van de wereldwijde samenwerking' (Vlerick 2019) analyseer ik de samenleving vanuit een evolutionair perspectief. Net als het geval is voor andere soorten ontwikkelde 'Homo sapiens' adaptaties aan de omgeving waarin zijn recente evolutionaire geschiedenis plaatsvond. Deze adaptaties zijn zowel fysiek als mentaal. Onze voorouders ontwikkelden bijvoorbeeld zweetklieren over het hele lichaam en lange, ranke ledematen om oververhitting te voorkomen in het warme klimaat waarin zij leefden. Maar naast die fysieke kenmerken ontwikkelden zij uiteraard ook een reeks mentale eigenschappen. Ook die kwamen tot stand om de uitdagingen eigen aan hun omgeving het hoofd te bieden.
Een belangrijk kenmerk van die omgeving was de aanwezigheid van intense competitie tussen groepen van mensen. Die competitie draaide rond schaarse levensmiddelen zoals eetbare planten en vruchten, wild en goede schuilplaatsen. Het kon de vorm aannemen van een rechtstreeks conflict – een gewelddadige strijd – of van een onrechtstreeks conflict – leden van groepen die er beter in slaagden zich levensmiddelen toe te eigenen overleefden en reproduceerden zich ten koste van leden van minder succesvolle groepen. Vele van de kenmerkende mentale eigenschappen van Homo sapiens kwamen in deze context tot stand. Ze evolueerden bij onze voorouders om ervoor te zorgen dat zij de bovenhand kregen in de competitie met groepen van soortgenoten.
_Coöperatie als evolutionaire niche
Als antwoord op deze context van intense groepscompetitie ontwikkelden onze voorouders een reeks eigenschappen die hen in staat stelden bijzonder goed met groepsgenoten samen te werken. Want groepen bestaande uit individuen die er goed in slaagden met elkaar samen te werken, hadden een belangrijk voordeel boven groepen waarin minder frequent en efficiënt werd samengewerkt. Vele van de verstandelijke vermogens die Homo sapiens van andere soorten onderscheidt, kwamen dan ook tot stand om beter samen te werken binnen de groepen waarin onze voorouders leefden.
Ten eerste is Homo sapiens – meer dan zijn dichtste evolutionaire neven die vandaag nog leven, de chimpansees en de bonobo's – heel goed in staat om de intenties van soortgenoten in te schatten. Om, met andere woorden, in het perspectief van een ander te komen. Dat is nodig om intensief met elkaar samen te werken. Samenwerken loont enkel wanneer ook de andere partijen gemotiveerd zijn om hun taak tot een goed einde brengen en weten wat hen te doen staat. Als dat niet zo is, dan kan je zelf beter geen tijd en energie in de onderneming steken. Om zich ervan te vergewissen dat iedereen zijn steentje zal bijdragen en dus niet ten prooi te vallen aan vrijbuiters, hadden onze voorouders een scherp afgesteld vermogen nodig om 'andere geesten te lezen'.
Een volgende kenmerkende eigenschap van de mens is uiteraard het bezit van taal. Andere primaten en andere diersoorten communiceren ook, maar die communicatie is veel beperkter. De complexiteit van menselijke communicatie stelt ons enerzijds in staat om belangrijke sociale informatie met elkaar te delen (bv. is die persoon te vertrouwen?) waardoor we ons opnieuw kunnen beschermen tegen vrijbuiters die van onze coöperatieve ingesteldheid misbruik maken. Anderzijds zorgt het ervoor dat we heel nauwkeurig met elkaar afspraken kunnen maken over hoe we gaan samenwerken (wie doet wat?). Hierdoor kunnen we op een veel flexibelere manier samenwerken dan andere sociale diersoorten en kunnen we ook samenwerken voor een onbeperkte verscheidenheid aan doeleinden.
Tenslotte is Homo sapiens ook bijzonder vaardig in het leren van anderen. Dat zorgt ervoor dat wij – veel beter dan andere soorten – de kennis en innovaties van anderen binnen de groep snel en accuraat overnemen en in sommige gevallen zelfs verbeteren. Dat proces gaat ook over generaties heen: we bouwen voort op de verwezenlijkingen van vorige generaties. Wetenschappers bijvoorbeeld bouwen voort op de inzichten en ontdekkingen van vorige generaties wetenschappers, net als onze jagende en verzamelende voorouders voortbouwden op de bestaande kennis van hun omgeving en op de technische vaardigheden die ze van ouderen aanleerden. Die samenwerking over de generaties heen leidt tot 'cumulatieve culturele evolutie' – de kennis en technologie waarover mensen beschikken groeit doorgaans doorheen de tijd.
Die coöperatieve vaardigheden zijn niet enkel kenmerkend voor onze soort, ze liggen ook aan de basis van de dominantie van onze soort. Dat Homo sapiens of beter 'Homo cooperans' van coöperatie zijn evolutionaire niche heeft gemaakt – net zoals jachtluipaarden gespecialiseerd zijn in snelheid, kameleons in camouflage, zijn wij dat in samenwerken – heeft hem geen windeieren gelegd. De fenomenale technologische en wetenschappelijke verwezenlijkingen die we vandaag kunnen voorleggen waren er nooit gekomen zonder die coöperatieve vaardigheden. Maar daarmee is ons verhaal nog niet volledig verteld. We zijn al even uitzonderlijk in het dierenrijk voor een andere, minder fraaie reden.
_Tribalisme: de donkere keerzijde van de medaille
Homo sapiens is de enige soort die zich inlaat met frequente, grootschalige en bijzonder gewelddadige groepsconflicten. Ook dat is te wijten aan de groepscompetitie die zich voordeed in onze recente evolutionaire geschiedenis. Om de bovenhand te krijgen op andere groepen, ontwikkelden we niet enkel psychologische mechanismen om intensief met groepsgenoten samen te werken, maar evenzeer psychologische mechanismen die ons ertoe aanzetten niet samen te werken met buitenstaanders en er zelfs vijandig tegenover te staan. Homo sapiens is een door en door 'tribaal' wezen: Homo cooperans binnen de groep, Homo belligerans naar andere groepen toe.
In de sociale psychologie staat dat fenomeen bekend als de 'ingroup-outgroup bias' of het 'wij-zij-denken'. Doorheen de geschiedenis, in alle culturen en vanaf een heel jonge leeftijd maken mensen een sterk intuïtief onderscheid tussen leden van de eigen groep en leden van een andere groep. Leden van de eigen groep worden spontaan meer vertrouwd en als superieur beschouwd. Leden van andere groepen worden met wantrouwen en soms zelfs hostiliteit bejegend. De gevolgen van deze kwalijke psychologische trek moeten we niet ver zoeken: racisme, etnocentrisme, religieus of ideologisch extremisme, het zijn allemaal uitingen van ons aangeboren tribalisme.
De hele geschiedenis van de mensheid kunnen we interpreteren in het licht van de evolutie van onze sociale psychologie. De bijzondere technologische, culturele en wetenschappelijke verwezenlijkingen van onze soort kwamen er door onze bereidheid tot en vermogen om binnen groepen op een flexibele en grootschalige manier samen te werken en op de kennis en kunde van vorige generaties voort te bouwen. De al even uitzonderlijke reeks van bijzonder gewelddadige confrontaties tussen groepen, kwam er door onze aangeboren argwaan en vijandigheid voor buitenstaanders.
_Hoopgevende historische trend
Is Homo sapiens door zijn evolutionaire geschiedenis dan veroordeeld tot nooit aflatend groepsconflict en tot het reusachtig leed dat daaruit volgt? Nee! We kunnen ons aangeboren tribalisme van ons afzetten en hebben dat reeds gedeeltelijk gedaan. Ondanks opstoten van religieus extremisme en electoraal succes van populistische leiders met een 'eigen groep eerst'-betoog, is de historische trend over de laatste eeuwen er ontegensprekelijk een naar minder conflict en meer harmonie en samenwerking tussen groepen.
Volgens de cognitieve en evolutionaire psycholoog Steven Pinker (2012) hebben we deze positieve trend te danken aan een aantal belangrijke factoren. Een eerste factor is onderwijs. Kritisch en onafhankelijk denken leert ons over de groepsgrenzen heen te kijken. Uit de geschiedenis blijkt dat in samenlevingen waar men rede en reflectie hoog in het vaandel draagt – in tegenstelling tot dogmatisch denken en ideologie – er niet enkel meer welvaart komt door wetenschappelijke en technologische vooruitgang, maar dat dergelijke samenlevingen doorgaans ook inclusiever en verdraagzamer worden. Wanneer mensen leren reflecteren over morele kwesties blijken ze vaak in staat hun tribale buikgevoel te overstemmen. Doorgaans komen we dan tot het besluit dat we geen moreel onderscheid kunnen maken tussen leden van de eigen groep en leden van een andere groep.
Een tweede factor die onze tribale natuur in toom houdt is kosmopolitisme. Onbekend is onbemind. Wanneer mensen op een constructieve manier met mensen uit andere culturen in contact komen, laten ze vaak hun argwaan varen. Internationale handel blijkt dan ook een heel belangrijke pacificerende invloed te hebben. Het zorgt ervoor dat er positieve contacten zijn en dat beide partijen baat hebben bij een vredevolle interactie.
Een laatste belangrijke immuniseringsstrategie tegen groepsconflict is feminisering. Doorheen onze geschiedenis was gewelddadig groepsconflict voornamelijk een mannelijke aangelegenheid. In groepen waar de belangen en de waarden van vrouwen gerespecteerd worden, is er over het algemeen minder agressie en conflict. Door vrouwen een prominente plaats binnen de groep te geven, wordt de verheerlijking van groepsgeweld aan banden gelegd.
Deze drie factoren hebben – zoals hierboven aangegeven – historisch reeds hun groot belang bewezen. In het tijdperk na de late middeleeuwen was er de opkomst van het autonome en kritische denken, de ontwikkeling van internationale handel, een stijgend kosmopolitisme en, ten slotte, een golf van feminisering. Dat zorgde voor wat Pinker, in navolging van de socioloog Norbert Elias, een 'civiliserend proces' noemt. Dat proces is volgens Pinker nog steeds aan de gang en maakte van onze tijd de meest vreedzame aller tijden.
Op deze positieve historische trend moeten we voortbouwen. Dat doen we door ervoor te zorgen dat iedereen toegang krijgt tot degelijk onderwijs. Dat is belangrijk voor vele redenen en niet in het minst om de volwassenen van morgen te beschermen tegen sectaire ideologieën die inspelen op ons tribaal buikgevoel. Verder moeten we positieve contacten tussen leden van verschillende groepen blijven faciliteren en aandringen op gelijke kansen en rechten voor beide geslachten in naties waar dat nog niet zo is. Dat zet ons op weg naar een (nog) betere toekomst voor allen.
_Ons lot in eigen handen
Als enige soort op deze planeet hebben we ons lot in eigen handen. Ons evolutionaire verleden legt ons geen toekomst op. We kunnen ons wel degelijk verzetten tegen ons aangeboren tribalisme en de conflicten die eruit volgen. Dat bewijst onze recente geschiedenis. Met de kennis die we vandaag hebben over onze sociale psychologie en over de factoren die ons tribalisme in de hand werken of juist ontwapenen, moeten we aan de slag.
In zijn bekende boek: The Selfish Gene, opent Richard Dawkins (1976) met een interessant gedachte-experiment. Hij vraagt zich af hoe intellectueel superieure buitenaardse wezens zouden bepalen of Homo sapiens al dan niet een intelligente soort is. Volgens Dawkins zouden ze om die vraag te beantwoorden nagaan of de mens reeds zijn eigen evolutionaire oorsprong heeft doorgrond. Intelligent leven, zo stelt Dawkins, bereikt maturiteit wanneer het de reden voor zijn eigen bestaan bevat.
Dat gaat voor mij niet ver genoeg. Het volstaat niet om te begrijpen hoe we tot stand zijn gekomen. Die kennis heeft weinig nut als we er niets mee aanvangen. Dawkins' buitenaardse wezens zouden zich een andere vraag moeten stellen, namelijk: heeft de mens zijn lot reeds in eigen handen genomen of is hij nog steeds de tragische speelbal van blinde, doelloze evolutionaire processen? Dat is onze opdracht als intelligente soort en de tijd is er rijp voor.
Het ligt binnen onze mogelijkheden om een harmonieuze en welvarende globale samenleving tot stand te brengen waarin het welzijn van alle stakeholders – de huidige en toekomstige generaties van mensen en andere gewaarwordende organismen – in acht wordt genomen. Het feit dat wij – de huidige generatie mensen – daartoe in staat zijn, maakt het ook tot onze historische verantwoordelijkheid. We moeten beseffen dat de samenleving niet gegeven is, ze wordt gemaakt. Aan ons om er het beste van te maken.
_Referenties
  • Dawkins, R. (1976). The Selfish Gene. Oxford: Oxford University Press.
  • Pinker, S. (2012). The Better Angels Of Our Nature: Why Violence Has Declined. London: Penguin Books.
  • Vlerick, M. (2019). De tweede vervreemding: Het tijdperk van de wereldwijde samenwerking. Tielt: Lannoo.
Kwintessens
Vlerick is docent aan de universiteit van Tilburg. In zijn werk past hij de evolutietheorie toe op de grote vragen des levens. Hij wil filosofie toegankelijk maken voor een breed publiek; zijn werk wil bijdragen tot een gelukkigere en harmonieuzere samenleving. Hij schreef drie boeken voor een breed publiek: 'Waarom we niet gelukkiger zijn', 'De tweede vervreemding' en 'Kritisch en wetenschappelijk denken'.
_Michael Vlerick Wetenschapsfilosoof en schrijver
Meer van Michael Vlerick

_Recent nieuws

Bekijk alle nieuwe berichten

_Populair nieuws

Bekijk meer populair nieuws