Vrijzinnige Vrouwen
Geschreven door Marlies van Bouwel
  • 2463 keer bekeken
  • minuten leestijd
  • Reacties

1 oktober 2018 Vrouwen willen wel!
'We vinden geen vrouwen voor op de lijst', hoor je in aanloop van de verkiezingen dikwijls zeggen. Natuurlijk geloof ik de mensen die dat zeggen, ik geloof echt dat ze hun best doen en dit aan vrouwen vragen. Toch happen weinig vrouwen toe. Hebben deze lijstvormers zich al afgevraagd hoe dat komt?
Vinden vrouwen politiek minder interessant? Zouden vrouwen het minder aantrekkelijk vinden om de samenleving te verbeteren? Zouden vrouwen heus minder belangstelling hebben om mee te denken over de aanleg van een buurtplein, de inplanting of inrichting van een crèche of woonzorgcentrum, de mogelijke scenario's om de mobiliteit te verbeteren of om het fijn stof in hun wijk te verminderen? Zouden vrouwen minder graag een bijdrage leveren aan de economie van hun gemeente, de lokale financiën of het personeelsbestand van het lokale openbare bestuur?
Ik denk het niet.
Dat vrouwen nog altijd ondervertegenwoordigd zijn in de politiek, heeft volgens mij andere redenen en oorzaken.
Eerst en vooral is er de geschiedenis. Vrouwen hebben het nog helemaal niet zo lang voor het zeggen. Eigenlijk hebben vrouwen het in de geschiedenis nooit voor het zeggen gehad. Pas tijdens de voorbije honderd jaar hebben vrouwen in onze contreien het recht gekregen op een eigen politieke stem, op een eigen bankrekening, om te studeren aan de universiteit of om alleen te reizen.
Toch bestonden al voor de vorige eeuwwisseling (1900) feministische organisaties maar die wilden eerst en vooral werk maken van economische emancipatie. Ze zagen het vrouwenstemrecht niet als prioriteit zoals de suffragettes in Groot-Brittannie. Zelfs niet wanneer in 1893 het cijnskiesrecht (alleen mannen boven 25 jaar die een bepaald bedrag belastingen betaalden mochten stemmen) vervangen werd door het algemeen meervoudig stemrecht voor mannen (elke man een stem, een tweede en zelfs derde stem afhankelijk van huisbezit en/of opleidingsniveau en/of belastingsniveau), en vrouwen dus geen stem kregen.
Pas bij de eerstvolgende gemeenteraadsverkiezingen protesteerde de Vrouwenraad, zonder succes. Dit had met ons politieke landschap te maken. Door de invoering van de evenredige vertegenwoordiging kende de Belgische Werkliedenpartij met gelijkheid voor iedereen in het programma, opeens veel succes. Daarop begon ook de Katholieke Partij het vrouwelijk stemrecht te verdedigen, al hoopte ze dat de kerk genoeg invloed had om het vrouwelijke stemgedrag te sturen. Hierdoor beseften de socialisten de macht van het aantal vrouwen, ze vreesden dat ze conservatief zouden stemmen en steunden het vrouwenstemrecht niet meer.
Wat mannen van het vrouwenstemrecht verwachtten, zie je op de affiches en de cartoons over de gevolgen van het vrouwenstemrecht: kijvende en bazige vrouwen spellen hun man de les, kinderen verongelukken omdat hun moeder geen huisvrouw meer is en oververmoeide vaders moeten – oh jeetje – luiers verversen. De boodschap luidde: stemrecht voor vrouwen brengt zedenverwildering met zich mee, verdoemenis en degeneratie.
Zelfs Victoire Cappe – oprichtster van de christelijke vakbond van vrouwelijke arbeiders, formuleerde het zo: 'Vrouwen zijn noch mentaal, noch intellectueel, noch sociaal klaar om te participeren in de politiek'. Bovendien was hun echtgenoot als gezinshoofd toch hun vertegenwoordiger?
Wanneer er zich eindelijk een gemeenschappelijk feministisch front voor het vrouwenstemrecht ontwikkelde, brak de eerste wereldoorlog uit en hielden al deze vrouwen van de liga's van vrouwenrechten of voor het stemrecht zich bezig met het verzorgen van gewonden. Dan en ook vlak na de oorlog luidde de teneur dat het toch belangrijker was om te ijveren om te studeren, om een eigen leven op te bouwen en een gelijke behandeling na te streven dan om te strijden voor stemrecht.
Maar koning Albert I pleitte meteen na de oorlog in zijn troonrede voor de invoering van het algemeen enkelvoudig stemrecht, en wel meteen zonder grondwetswijziging: alle mannen kregen vanaf 21 jaar één stem. Voor vrouwen volgde daarop een compromis, zij kregen alleen stemrecht voor de gemeenteraadsverkiezingen waar ze ook schepen of burgemeester mochten worden.
Op 24 april 1921 trokken vrouwen voor het eerst naar de gemeentelijke stembus. Het resultaat? 196 vrouwelijke raadsleden of 1% van het totale aantal. Zes vrouwen werden daarop aangesteld tot burgemeester, dertien vrouwen werden schepen, al hadden gehuwde vrouwen de uitdrukkelijke toestemming van hun echtgenoot nodig. 146 gemeenten, dit is 5% van alle Belgische gemeenten toen, telden op dat moment één of meerdere vrouwelijke gemeenteraadsleden.
Pas in 1948 kregen vrouwen ook nationaal stemrecht en konden ze volksvertegenwoordiger worden. Feministische organisaties startten campagnes om vrouwen een politiek bewustzijn bij te brengen, terwijl de politieke partijen hun propaganda afstemden op het nieuwe vrouwelijke electoraat, al bleven ze wel de rol van vrouwen als huisvrouw, echtgenote en moeder benadrukken.
Het vrouwelijke stemgedrag zorgde niet voor verschuivingen, vrouwen kozen net zoals hun mannen en ze stemden niet per se op vrouwen. Zelfs met de StemVrouw-campagnes in de jaren zeventig veranderde dat maar heel traag.
Telde België in 1921 na die eerste lokale verkiezingen waaraan vrouwen mochten meedoen, zes vrouwelijke burgemeesters, dan waren dat 67 jaar en een feministische golf later (na de verkiezingen van 1988) nog altijd maar zeventien, onder wie vijf in Vlaanderen.
Toen volgden de quotawetten: vanaf 1994 mocht maximaal drie vierde van de kandidaten op een lijst van hetzelfde geslacht zijn, in 2000 werd dat maximaal twee derde en sinds de verkiezingen van 2006 geldt een volstrekte pariteit, waarbij er maar één kandidaat meer mag zijn van het andere geslacht.
Pas sindsdien is het aantal vrouwen in de raad gegroeid en ook bij het korps van burgemeesters en schepenen.
De zeven vrouwelijke burgemeesters in Vlaanderen van 2001 werden er 29 in 2007. Nu zijn ze met 48, nog altijd amper zestien procent. Kunnen we in oktober een aardverschuiving verwachten? Wellicht niet, want maar een op de vier lijsttrekkers is vrouw, dat is dus 25 procent, in het beste geval stijgt het percentage opnieuw een beetje.
Een van de 48 vrouwelijke burgemeesters vertelde dat haar man haar tot de politiek had aangepord met de opmerking dat ze, als ze zich niet verkiesbaar stelde, ook niet meer na het oudercomité van de basisschool moest zeuren dat ze niets in de pap te brokken had. En dus kwam ze op en werd ze burgemeester. Als aan haar wordt gevraagd waarom er zo weinig vrouwelijke burgemeesters zijn, zegt ook zij dat vrouwen meestal veel te bescheiden zijn. Bovendien willen veel vrouwen eerst hun gezin op de sporen hebben. Naast werk en gedeeld huishouden schiet er niet veel tijd meer over voor een politiek engagement, toch niet als je dat heel goed wilt doen. En precies die vrouwelijke eis botst met de ouderwetse macho nonchalance die de lokale politiek nog altijd kleurt.
Het is de sfeer van macho's onder elkaar die de vrouwelijke witte raven constant moeten doorbreken, niet zo erg als #metoo, maar eerder te vergelijken met wat Nelly Maes in 1972 in de Kamer ondervond toen Louis Major zei dat wijven geen complimenten moesten maken, gewoon omdat Maes wilde dat Major haar met haar oorspronkelijke naam aansprak.
De ouderwetse macho nonchalance bepaalt naast de sfeer ook nog altijd het tijdstip van de vergaderingen, de afspraken die de mandatarissen met elkaar in de wandelgangen maken of aan de toog van het plaatselijke café ver na middernacht. En ja, die ouderwetse macho nonchalance is ook de oorzaak van het gebrek aan efficiëntie dat veel vrouwen stoort.
Uiteraard stoort dit ook veel mannen, dat gedrag dateert van een tijd waarin het leven anders was, het dateert van meer dan honderd jaar geleden waarbij de vrouw thuis alles in orde bracht en de mannelijke haantjes het lokale halfrond domineerden terwijl de andere partijgenoten hun mond moesten houden.
De gemeentepolitiek heeft nog altijd last van die uitstraling: enerzijds is er die bitsige partijpolitiek die zeker vrouwen niet aantrekkelijk vinden en anderzijds moeten veel raadsleden hun mond houden, iets wat vrouwen nog minder leuk vinden. Wie in de politiek stapt, wil vat op het debat, zeker als je een vrouw bent.
De Vlaamse overheid probeert de laatste jaren de slagkracht en de bestuurskracht van de colleges van burgemeesters en schepenen te verbeteren. Dit is ontegenzeggelijk belangrijk, maar maakt het voor individuele raadsleden nog moeilijker om een steen te verleggen, om het lokaal een beetje voor het zeggen te hebben. Want zowel mannen als vrouwen willen ideeën aanleveren voor een betere samenleving in hun straten en wijken. Als ze dat in volle engagement mogen en kunnen doen, zal geen lijstvormer het nog moeilijk hebben om de juiste vrouwen te vinden voor hun verkiezingslijst.
Vrijzinnige Vrouwen
Hoofdredacteur Lokaal, het maandblad van de lokale politicus en medewerker, uitgegeven door de VVSG. Auteur van 'Voor het zeggen', een roman over vriendschap en liefde in en voor de gemeentepolitiek.
_Marlies van Bouwel Hoofdredacteur Lokaal en auteur 'Voor het zeggen'
Meer van Marlies van Bouwel

_Recent nieuws

Bekijk alle nieuwe berichten

_Populair nieuws

Bekijk meer populair nieuws