Kwintessens
Geschreven door Fons Mariën
  • 7502 keer bekeken
  • minuten leestijd
  • Reacties

6 januari 2020 Wie ben ik om te oordelen?
Onlangs las ik de meesterlijke roman 'Grand Hotel Europa' van de Nederlandse auteur Ilja Leonard Pfeijffer. Een van de vele verhaallijnen van dit boek betreft het toerisme wereldwijd. Pfeijffer wordt gecontacteerd door een Nederlandse productieploeg die met hem een tv-documentaire over dit verschijnsel wil maken. Ter voorbereiding hebben ze een aantal gesprekken, zo onder meer met het Nederlandse koppel Bas en Yvonne, die zich willen onderscheiden van gewone toeristen en overal op zoek gaan naar de authentieke ervaring, weg van de platgetreden paden. Ze vertellen dat ze in Pakistan getuige waren van een panchayat in een arm dorp.
Een panchayat is de traditionele rechtspraak door dorpsoudsten. Door een Pakistaan die ze in een stad ontmoetten, worden Bas en Yvonne – op hun expliciete vraag – meegenomen naar zijn geboortedorp, waar in toeristisch opzicht niets te zien is. Net dit aspect charmeert hen. Toevallig worden ze er getuige van een panchayat, ook al probeert hun Pakistaanse gastheer hen te overtuigen hiervan af te zien. Bas en Yvonne willen kost wat kost deze authentieke gebeurtenis meemaken. Op het dorpsplein wordt een jongeman met geweld voor de dorpsraad gebracht die over hem zal oordelen. Hij heeft namelijk de dochter van een andere familie verkracht. De dorpsoudsten stellen voor dat hij met het meisje huwt, om aldus 'de eer te redden'. De vader van het meisje weigert deze 'oplossing' echter. Daarop beraden de dorpsoudsten zich opnieuw en oordelen ze dat de zus van de dader verkracht moet worden door de broer van het slachtoffer. Aldus, zo luidt de redenering, wordt 'de balans van oneer en eer' tussen beide families weer hersteld. Bas en Yvonne blijven het gebeuren op het dorpsplein volgen, tegen de expliciete wil van hun Pakistaanse gastheer in die wellicht beschaamd is over dit soort traditionele rechtspraak. Onnodig te zeggen dat er geen vrouwen bij de dorpsoudsten zijn en dat op geen enkel moment zeggenschap gegeven wordt aan de betrokken meisjes.
Ik hoor u al denken: dit is een onderdeel van een roman, dus een fictief verhaal. Dat klopt, maar een eenvoudige zoekopdracht op een bekende zoeksite levert al gauw enkele artikelen over dit soort rechtspraak op, meer bepaald ook bij Engelstalige Pakistaanse kranten (thenews.com.pk en dailytimes.com.pk). Ook in Pakistan bestaat een regulier rechtssysteem, maar dat belet niet dat in traditionele gemeenschappen deze oude vorm van rechtspraak nog bestaat. Het is moeilijk te bepalen hoe vaak dergelijke extreme voorbeelden effectief voorkomen, maar ze zijn in elk geval reëel: in 2002 verordende een panchayat de groepsverkrachting van Mukhtaran Mai, een 30-jarige vrouw die zelf niets misdaan had. Zij moest boeten voor de zonde van haar broertje Abdul (14). Zijn zonde: hij was gesignaleerd in de nabijheid van een Mastoi-vrouw, zo beweerde de familie van die vrouw. De dorpsraad, bestaande uit Mastois (een hogere kaste), concludeerde dat de onbetamelijke jongen de eer van de Mastoi-familie inderdaad had geschonden. Na de groepsverkrachting wendde Mukhtaran Mai zich tot de reguliere rechtspraak in Pakistan om alsnog gerechtigheid te krijgen en de daders te laten straffen. In 2017 deed zich eveneens een dergelijke verkrachting als straf voor, helemaal volgens het verhaal dat in het boek van Leonard Pfeijffer staat. Hij heeft dus niet zomaar iets 'uit zijn duim gezogen'.
Bovendien gaat het me hier vooral om de manier waarop Yvonne en Bas hun houding verdedigen, tegenover enkele lichte bezwaren van de ik-figuur (Pfeijffer zelf). Ik citeer Bas zoals die het in het boek uitlegt: 'Dat is weer die typisch westerse manier van denken. Dat is dus het eerste wat je moet afleren als je reizen maakt zoals wij die maken: om te oordelen, om alles te zien door de bril van onze zogenaamde verlichting en wat wij verstaan onder een moderne rechtsstaat en om alles in te delen in een geruststellend blokkenschema van westerse ethische en morele categorieën. (…) Haal dat westerse bord eens weg voor je kop, zeggen wij altijd, en probeer je ervoor open te stellen dat je misschien nog iets kunt leren van de mensen bij wie je te gast bent.' Bas verwijst verder naar 'zich openstellen voor de rituelen en de gebruiken van de anderen en voor hun manier van denken'. Je mag je niet 'vasthouden aan je westerse waardensysteem' en je mag je 'eigen cultuur niet op een neokoloniale wijze opdringen aan een in wezen vreemde samenleving', zo gaat zijn discours verder.
'Zich openstellen voor', 'niet oordelen', 'niet op neokoloniale wijze opdringen' etc.: zelden heb ik op één pagina de postmoderne cultuurrelativistische zienswijze zo bondig en krachtig samengevat gezien. De schrijver die deze woorden in de mond legt van zijn personage Bas, weet waar de klepel hangt. In dit extreme voorbeeld, de verkrachting van een onschuldig meisje, zal de lezer (hoop ik) het met me eens zijn dat dit totaal ongeoorloofd is en getuigt van een attitude die haaks staat op de reguliere rechtspraak zoals die ook in Pakistan bestaat. Uit de context valt af te leiden dat de auteur en ik-figuur evenmin de zienswijze van Bas volgt. Hij kiest mogelijk dit extreme voorbeeld om de zogenaamde tolerantie van Bas en Yvonne tegenover het niet-tolereerbare in de verf te zetten.
Maar de casussen zijn niet altijd zo extreem en helder. In menige discussie over de diversiteit van culturen – die, door de toegenomen migratie van de laatste decennia, ook onze samenleving kenmerkt – is dit cultuurrelativistische discours niet ver weg. 'Wie ben ik om te oordelen?', zo vat ik dit discours samen. Eigen waarden en normen, die toch een beargumenteerde grond hebben, worden op losse schroeven gezet. In bovenstaand voorbeeld wordt de waarde van een rechtsstaat afgewezen; opvallend is dat in het discours van Bas niet meer gewezen wordt op de afkeurende houding van hun Pakistaanse gastheer.
Typisch in het cultuurrelativisme is ook het respect voor tradities, rituelen, gewoontes die vaak eeuwenoud zijn, wat tevens blijkt uit het voorbeeld van Bas en Yvonne. Maar er bestaan eveneens eeuwenoude misverstanden, vooroordelen en wanpraktijken. Het is niet omdat een verschijnsel een lang gevestigde traditie is, dat deze praktijk per definitie goed te keuren valt. Genitale verminking van meisjes en vrouwen in Afrika is waarschijnlijk een heel oude praktijk, maar dat maakt dit niet minder misdadig en verwerpelijk. De slavernij was een eeuwenoude praktijk, waaraan geleidelijk een einde kwam dank zij voortschrijdend inzicht. Dat we vanuit een recenter verlicht en humanistisch oogpunt de strijd aangaan met eeuwenoude wanpraktijken is gerechtvaardigd. Er is dus een spanningsveld mogelijk tussen het eeuwenoude en historisch recentere ethische inzichten.
'Oordeel niet te snel' is wellicht een goede richtlijn als we geconfronteerd worden met praktijken, rituelen en tradities uit andere culturen dan de onze. Maar die richtlijn mag niet verglijden tot het opheffen van een oordeel in alle omstandigheden. Waar er vroeger mogelijk te veel vanuit het eigen gelijk gedacht en geoordeeld werd (de zgn. koloniale of neokoloniale mentaliteit), is nu – volgens mij – de spreekwoordelijke slinger te veel naar de andere kant doorgeschoten. Vandaar het cultuurrelativistisch discours dat het belang van eigen waarden niet meer durft te erkennen. Dat ook het universele in bijvoorbeeld de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens (1948) niet aanvaardt en soms ondergeschikt plaatst aan plaatselijke tradities. Dat deze tradities niet altijd onschuldig zijn, staat voor mij als een paal boven water. Het universele in deze rechten schuilt in het feit dat niemand, waar ook ter wereld, het slachtoffer wil zijn van wanpraktijken als marteling of verkrachting, zelfs al worden die door een zogenaamd tribunaal verordend. Iedereen wordt immers graag gerespecteerd en eerlijk behandeld; niemand wil vernederd, gepijnigd of gedood worden. Daarom zijn de mensenrechten universeel, en is het humanisme niet louter westers relevant.
Daarom is het belangrijk eveneens kritisch te staan tegenover pleidooien voor 'een dekolonisering van de geest', voor zover die 'dekolonisering' de rol van een ethische universaliteit op de schop zet. De westerse mens wordt hierdoor nog meer dan hij al is vervuld met een schuldgevoel over een verleden dat inderdaad gekenmerkt werd door het geloof in het eigen grote gelijk. Maar het gevaar dreigt dat we de deur openzetten naar een cultuurrelativisme dat geen universele waarden meer erkent. Aandacht hebben voor verschillende perspectieven vanuit uiteenlopende culturele tradities is één ding, maar afglijden naar een onbegrensd cultuurrelativisme is iets anders. In die zin blijft er steeds een spanningsveld bestaan tussen universaliteit en begrip voor de eigenheid van culturen. Oordeel dus niet te snel, maar vergeet niet dat je ook mag en in sommige situaties moet oordelen.
Kwintessens
Fons Mariën is auteur van 'Ik ben geen witte man. Over racisme en woke-activisme', uitgave in de reeks Kwintessens-cahiers.
_Fons Mariën Auteur
Meer van Fons Mariën

_Recent nieuws

Bekijk alle nieuwe berichten

_Populair nieuws

Bekijk meer populair nieuws