Kwintessens
Geschreven door Jimmy Koppen
  • 7575 keer bekeken
  • minuten leestijd
  • Reacties

25 november 2019 Herziening van de Abortuswet: een kwestie van sereniteit
De omzetting van ethische standpunten in beleidsdaden en wetgeving is nooit vanzelfsprekend. Zeker wanneer het gaat om een ethisch thema dat rechtstreeks betrekking heeft tot het leven zelf. Het is dan onvermijdelijk dat emoties, eigen ervaringen en persoonlijk aanvoelen hierbij betrokken worden. Dat is niet anders wanneer we het vandaag hebben over de mogelijke aanpassing van de Abortuswet, waarbij onder meer de termijn naar 18 weken wordt opgetrokken. We lezen opiniestukken en analyses. We vernemen deze of gene uitspraak door politici. We zien stellingen op sociale media verschijnen. En in veel gevallen worden de hoge woorden niet geschuwd.
Wanneer het individu – in casu de ongewenst zwangere vrouw – zichzelf de cruciale vraag stelt over leven of dood, heeft zij geen boodschap aan hoogoplopende emoties door derden. Het al dan niet beëindigen van de zwangerschap is volledig haar eigen keuze. De wet van 1990 maakt dit mogelijk tot 12 weken na de bevruchting. De wetgever stelde eigenlijk dat de vrouw, wanneer deze van mening was zich in een noodsituatie te bevinden, zich tot een arts kon wenden. Die was evenwel verplicht om de vrouw een bedenktijd van minstens zes dagen te gunnen, alsook haar alle mogelijke info te verschaffen inzake alternatieven – zoals afstand van het voldragen kind voor adoptie. Dit was het kader dat door de wetgever werd bepaald.
Gedurende meer dan een eeuw was iedere vorm van vruchtafdrijving, door de vrouw zelf of door een derde persoon, strikt verboden. Het taboe rond abortus – en rond gezinsplanning in de brede betekenis – weerhield echter niet dat in de praktijk wel degelijk illegale praktijken werden uitgevoerd. Niet alleen waren dit de jure criminele feiten, maar werden hiermee evenzeer onveilige situaties gecreëerd voor de betrokken vrouwen. Sommigen hadden het over 50 abortusdoden per jaar. Vaak vonden zwangerschapsonderbrekingen in de ondermaatse medische en psychologische omstandigheden plaats. Of werd uitgeweken naar het buitenland om daar de ingreep te laten uitvoeren.
Het is bijzonder boeiend om de talloze wetsvoorstellen, studies en verklaringen met betrekking tot abortus in ogenschouw te nemen die tot aan de wet van 1990 de revue passeerden. De meest uiteenlopende argumenten werden aangehaald, waarbij respect voor het leven meestal het aanknopingspunt vormde. Er was echter een belangrijk verschil. Voor de voorstanders van abortus en dito wetgeving werd het leven niet zo zeer als een biologisch gegeven beschouwd. Het ging daarbij vooral om levenskwaliteit, en de invulling die iedere individu daarin wou of kon geven. In het geval van de ongewenst zwangere vrouw primeerde haar levenskwaliteit, die nu door de zwangerschap en de gevolgen daarvan belemmerd werd. Was het dus aan de overheid om in een juridisch, medisch en ondersteunend kader te voorzien? En waarbinnen de vrouw in een specifieke situatie het recht kreeg om die eigen beslissing te nemen? Dat waren althans de vragen die in die jaren beantwoord moesten worden.
De Abortuswet regelde in feite echter enkel de juridische en medische aspecten. Recent nog werd met de wet van 15 oktober 2018 de 'noodsituatie' uit het Strafwetboek gehaald. Vruchtafdrijving gaat tevens even zeer om deontologie, over de invulling van het begrip gelijkberechtiging, over geloofskwesties, over normen en waarden – en over de cruciale vraag: primeren de rechten van het embryo of de foetus op deze van de vrouw? En waar wordt de ethische lijn getrokken?
Precies omdat de wet van 3 april 1990 een compromis is – een momentopname waarbij de belangrijkste juridische en medische noden van die tijd werden beantwoord – is waakzaamheid geboden. Zelfbeschikking voor ongewenst zwangere vrouwen inroepen, waarbij het niet uitmaakt wat hun motivatie tot vruchtafdrijving is, is geen verworven recht. Er is ook nog veel onwetendheid. Abortus gebeurt immers vaak binnen een relatie, en op de gemiddelde leeftijd van 27 jaar. In bijna 1 op 3 van de gevallen wordt de motivatie ingegeven door 'voltooid gezin' of 'ontbreken van een kinderwens'. Bij benadering gebeuren er in dit land jaarlijks 20 000 abortussen. En om en bij de 500 vrouwen trekken na 12 weken naar het buitenland om alsnog een abortus te laten uitvoeren. Als allerlaatste optie.
Na dertig jaar blijven vaak nog steeds dezelfde veronderstellingen over ongewenste zwangerschappen circuleren. Het helpt niet echt dat er sinds 2011 geen cijfers meer worden bijgehouden. Nog steeds worden die vrouwen omwille van hun vermeende 'onvoorzichtigheid' met de vinger gewezen. Nog steeds is het eveneens geen evidentie om neutrale informatie over gezinsplanning – en alle mogelijke aspecten ervan – te vinden. En hoewel de nieuwe eindtermen, startend in de eerste graad van het secundair onderwijs, duidelijk maken dat seksualiteit en voortplanting in een breed kader moeten worden benaderd, is het de vraag in welke mate leerkrachten en scholen dit ook effectief zullen doen. Schroom en toenemende preutsheid belemmeren de open debatcultuur waar we het allemaal zo graag over hebben.
Zelfbeschikkingsrecht respecteren en garanderen is nog iets helemaal anders dan het openstellen van de poorten richting vrijblijvendheid en losbandigheid. Iedere vrouw die zichzelf confronteert met de vraag of de zwangerschap moet verdergezet worden of niet stelt zichzelf voor een moreel dilemma. Zij moet in alle eer en geweten de beslissing nemen. Zeker wanneer de kwestie zich stelt na 12 weken is dit dilemma fundamenteel – niet enkel voor de vrouw, maar ook voor de betrokken arts.
Het is bijgevolg uitermate belangrijk om het debat over de uitbreiding van de abortustermijn niet alleen correct en goed geïnformeerd te voeren. Sereniteit is evenzeer een conditio sine qua non. Niemand heeft baat bij zwaarwichtige uitspraken, drogredenen ('De artsen willen dit niet!' 'Het ongeboren kind moet beschermd worden!') of groteske vergelijkingen. Dat geldt voor zowel de voor- als tegenstanders. Wie rechtstreeks betrokken is, neemt zo een beslissing nooit gratuit of eenvoudig. Of de wettelijke termijn nu op 12 weken zou staan of 18: het maakt in dat opzicht niets uit. Het is aan de vrouw – en dus aan het betrokken individu alleen – om de finale beslissing te nemen.
Het blijft opmerkelijk dat wij in de samenleving van vandaag voortdurend worden uitgedaagd om boven onszelf uit te stijgen. We moeten steeds onszelf verbeteren. We moeten om de zo veel tijd op zoek naar een 'nieuwe uitdaging' – zowel in ons privéleven als op professioneel vlak. We moeten de wereld verbeteren. We moeten ons engageren. We moeten onze stem laten horen in alle mogelijke maatschappelijke debatten. Maar wanneer het gaat om de fundamentele vraag of we ons eigen bestaan in handen mogen nemen – of het nu gaat om het afbreken van een zwangerschap later dan 12 weken of het laten beëindigen van ons eigen leven in geval van dementie – dan worden we geconfronteerd met alle mogelijke tegenkanting. Daarbij willen we als individu slechts duidelijkheid vernemen over twee aspecten: het recht op zelfbeschikking en de limieten waarbinnen we op dit recht kunnen terugvallen. Dat is de kern van het hele debat.
Kwintessens
Jimmy Koppen is doctor in de Geschiedenis en is verbonden aan de Studiedienst van Open Vld, vrijwillig wetenschappelijk medewerker aan de Vrije Universiteit Brussel en bestuurder van UGent. Hij is auteur van onder andere De School van het Vrije Denken (ASP 2019) en De Paradox van Vrijmetselarij (Houtekiet 2014). Hij is lid van de humanistische Denktank Kwintessens.
_Jimmy Koppen Historicus, auteur en lid van de humanistische denktank Kwintessens
Meer van Jimmy Koppen

_Recent nieuws

Bekijk alle nieuwe berichten

_Populair nieuws

Bekijk meer populair nieuws