Kwintessens
Geschreven door Marc Van den Bossche
  • 7455 keer bekeken
  • minuten leestijd
  • Reacties

25 april 2019 Een esthetica van de sport
Dat ik met mijn VUB-collega Jean Paul Van Bendegem nog eens schrijvenderwijs in debat zou gaan over sport, laat staan over een wereldrecord per velo, ik had het nooit of te nimmer durven verwachten. Jean Paul schreef hier op deze internetplek een blog onder de titel 'De maakbare fietser'. Hij formuleerde er een aantal bedenkingen bij het werelduurrecord dat de Belgische hardfietser Victor Campenaerts een paar dagen eerder had gevestigd in Mexico. Ik ga hier niet in op die bedenkingen om de tamelijk eenvoudige reden dat ik het er nagenoeg helemaal mee eens ben.
Op het einde van zijn blog verwijst Jean Paul Van Bendegem naar een opiniestuk dat hij pas na het neerschrijven van zijn sportbeschouwingen onder ogen had gekregen. Dat opiniestuk was mij gevraagd door een redacteur van De Standaard en zou ik nooit hebben geschreven als die vraag er niet was gekomen. Ik heb namelijk niks met records en ik vind recordjacht zelfs een giftig aspect binnen wat ik als een mij sympathieke benadering van het sportgebeuren beschouw. Dat heb ik eerder al uiteengezet in mijn boek Sport als levenskunst. In dat boek probeer ik een visie op sport te formuleren die niet uitgaat van berekenbaarheid en meetbaarheid, dus niet van kwantitatieve elementen, maar van de kwaliteit van de beleving. Records hebben daar geen uitstaans mee.
In mijn opiniestuk in De Standaard wou ik iets schrijven dat wel mijn appreciatie uitdrukte voor wat die besnorde jongeling daar had gepresteerd op Mexicaanse hoogten, zonder daarmee in tegenspraak te komen met mijn eigen kritische bedenkingen bij sport als jacht op de beste of hoogste cijfers. Ik schreef dus iets over de esthetica van een record, intussen ook te lezen op mijn website. Jean Paul Van Bendegem had het over een humanistische kijk op de sport. Zo zou ik mijn benadering ook willen omschrijven. Waarom?
In mijn werk als filosoof ga ik uit van het primaat van onze lichamelijkheid. Wij zijn vooreerst als lichamelijke en emotionele wezens in de wereld. De ratio komt pas in tweede instantie en vormt eigenlijk het topje van een ijsberg die voor ons bewuste denken grotendeels opaak is. Ons lichaam denkt vaak voor ons, we worden even vaak lichamelijk en emotioneel gestemd door omgevingsfactoren. Evolutietheoretische overwegingen spelen daar een eminente rol. Als ik nog een boek van mij mag noemen: in De zinnen van het leven ga ik uit van dit primaat van de lichamelijkheid om iets te kunnen vertellen over hoe wij als mensen tot zin en betekenis komen in dat eindige bestaan van ons. Geen enkele hogere, laat staan goddelijke instantie, heeft daar een rol.
Die benadering bestempel ik, met de Amerikaanse filosoof Mark Johnson, als bottom-up, wat staat tegenover het top-down perspectief dat uitgaat van een verticaal boven ons te situeren instantie. God bijvoorbeeld of een transcendentale Rede. Dat perspectief mag ook nog het predicaat 'esthetisch' krijgen, dat in dit geval de plaats inneemt van het predicaat 'kentheoretisch'. We zijn in de eerste plaats op een esthetische wijze in de wereld, het kentheoretische of epistemologische aspect komt daar pas in tweede instantie bovenop.
Wat heeft dat nu met de sport te maken? Ik vergelijk sport hier graag met kunst. De kunstenaar doet allerlei zeer creatiefs en innovatiefs met materialen allerhande, maar doet daarbij eigenlijk niet veel anders dan wat wij met z'n allen voortdurend doen in ons alledaagse reilen en zeilen en in confrontatie met de vragen die de wereld ons stelt. Kunst is in die zin een op de spits drijven van 'gewone' vaardigheden. Zoals ook bijvoorbeeld poëzie dat doet met ons 'gewone' taalgebruik. Voortdurend bedenken wij metaforen, maar poëten bedenken er betere.
Dat zie ik dus ook in de sport. Sportmensen doen dingen die wij vaak doen in onze gebruikelijke praktische omgang met de wereld. Lichamelijk bedenken wij constant een respons op de vragen die uitgaan van de omgeving waarin wij ons bewegen. Net als alle diersoorten dat doen. Als ik het had over de 'esthetica van een record', dan bedoelde ik ook dat. Wat Jean Paul Van Bendegem 'de maakbare fietser' noemt, is de fietser die zich zo goed mogelijk afstemt op een omgeving. Lucht- en rolweerstand, zithouding, het juiste aanvoelen van de eigen reserves, dat alles wordt afgestemd op dat ene doel: zoveel mogelijke kilometers bollen op een uur tijd. Kwestie van het zoeken naar een optimale efficiëntie. Dat is op zich niet anders dan hoe ik onlangs een lange wandeling maakte bij hevige wind en regen en mij met de paraplu wou beschermen tegen de – in dat geval - ongure elementen. Ook daar zoek je het beste antwoord op de uitdaging waarvoor de omgeving je stelt. En wetenschap en techniek maken voor Campenaerts nu inderdaad heel wat meer mogelijk dan voor Eddy Merckx zoveel jaar geleden. Campenaerts haalt nu betere en hogere cijfers, maar vanuit kwalitatief en esthetisch opzicht deed Merckx natuurlijk niet onder. Beiden kwamen tot dat moment van voldoening en vervulling: een lang aangehouden voorbereiding die resulteert in een esthetisch te smaken hoogtepunt. Zoals ik ook nog net mijn trein haalde na die doorregende wandeling.
En wat collega Van Bendegem doet met zijn wandelingen in Gent beschouw ik als een fijne invulling van die visie van sport als levenskunst.
Kwintessens
-
_Marc Van den Bossche filosoof Vrije Universiteit Brussel
Meer van Marc Van den Bossche

_Recent nieuws

Bekijk alle nieuwe berichten

_Populair nieuws

Bekijk meer populair nieuws